De Groene Weg / 11

‘De Groene Weg’

naar de Middellandse Zee

AOUSTE-sur-SYE – ROQUEMAURE

De weg loopt omhoog.

Op weg naar een pas. Nou ja, pasje.

Iets verderop, in Saoû, wemelt het opeens van de Nederlanders. Sterker, we stuiten er zowaar ook weer op het inmiddels vertrouwde ‘stoempstel’. Dit keer vinden ze onze ontmoeting minder erg.

Vanaf daar is het niet ver meer naar Le Poët-Laval. Daar staat het oude huis van ‘oude Yet’, iemand waarmee trouwe volgers van deze site vertrouwd zijn.

Voor het eerst in een halve eeuw ben ik er weer, in dat huis. Ook toen was het al geërfd door ‘jonge Yet’, want ‘oude Yet’ is relatief. Oud werd ze niet. Mede, denkt jonge Yet, omdat haar tante in de oorlog gemarteld werd. Maar, net toen de erfgename oud genoeg was om het met de verzetsstrijdster over dat soort dingen te hebben – als die dat had gewild – overleed ze.

We bezoeken haar graf bij het prachtige, oude dorpje. Ik maak er ongeveer dezelfde foto als die ik aantrof in het boek dat ik ontving per post.

YET ROOSENBURG
1916-1972

Lezers die het verhaal ‘Over YET’ niet kennen zijn het spoor nu bijster, maar kunnen dat oppakken via de link hier onderaan.

We bekijken oude fotoboeken. Ook Joke Folmer komt erin voor. Ook zij is er, sinds kort, niet meer.

In huis prijken foto’s van oude Yet en ik ben verrast, hoe mooi ze daarop is.

’s Nachts, wakker door Arnold, vraag ik me af of er aan pijn een maximum bestaat. En wat zou ik zelf aan marteling kunnen verdragen?

Wat moet je doen als dat vreselijke lot het jouwe is? Onaantastbaar proberen te lijken? Of juist niet, schreeuwen zo hard als je kan?

Koel doen is eervol en heldhaftig, maar is het wel slim?

En nu, in mijn geval? Ik ben geneigd de ergste pijn te verduren volgens het heldenmodel. Maar is dat wel verstandig? Ik heb voor mezelf al eens een ambulance besteld die niet kwam, omdat mijn beheerste toon ze deed denken dat het wel meeviel. En pijnstillers neem ik meestal niet, maar dat kan de zaak juist ook schade doen. Mijn kiezen op elkaar zetten lukt me wel, spiercontracties voorkomen niet.

We rijden verder, langs het deel van het dorp waar eerder Gerard Reve woonde. De Fransen maken van zijn achternaam waarschijnlijk een droom.

In elk geval trekt dit gebied, de Drôme, Nederlanders aan in drommen. Lavendelland is het hier, maar de onafzienbare rijen houden hun kleurpracht, kleurkracht nu nog binnen.

Het lijkt wel of de naam van het plaatsje Dieulefit uit de keuken komt van een pr-bureau, ‘God maakte het’.

Of God ook de mens maakte is onzeker, maar de mens maakte de fiets. Ik spot een sportwinkel. Misschien hebben ze daar wel lucht voor onze banden. Inderdaad. De eigenaar pompt ze hoogstpersoonlijk voor me op. Gezien mijn toestand. Hij wil er niets voor hebben, al heeft hij het moeilijk, opboksend tegen ‘les grandes surfaces‘. Het zijn de gigawinkels die, als gulzige meervallen, alles weghappen wat ze voor de bek komt, fietsen inclusief. De kleintjes krakend als kwarteleitjes.

Hoe zit het trouwens met zijn eigen verkoop, wat de verhouding elektrische en ‘echte’ fietsen betreft? De stand bij hem Anno 2023: 8-2.

We eren hem met een paar micro-klompjes en hij fietst er meteen glimmend mee weg, naar zijn déjeuner.

Mijn eigen droom, de mistral in de rug krijgen, komt ook vandaag niet uit. Onze bestemming van heden is Suze-la-Rousse. Daar bivakkeerden we eerder eens een tweetal weken. De stoere dame op de andere fiets studeerde daar toen… wijn, aan de Université du Vin.

Zelf schreef ik er een stuk voor de krant. Onder meer over de lokale bewoners, die maar niet kunnen wennen aan de roemruchte wind die vaak dagen aaneen door hun haren raast. En door hun gemoed.

Nu, na al die jaren, is de mistral er nog steeds. Sterker, hij lijkt te gaan beginnen. Maar hij is nu anders. Minder betrouwbaar. Door de klimaatverandering, zo neemt men aan. Ook de lesstof op de wijnuniversiteit staat onder druk. Druivensoorten, die sinds mensenheugenis op bepaalde plekken floreerden, zullen moeten verhuizen. Bijvoorbeeld.

Zelf heb ik trouwens een nieuw begrip in de Franse taal bedacht:

Mal de mistral

Dat is niet wat die harde wind doet met je gemoed, maar wat het doet als je samenleeft met Arnold.

Voor het eerst vind ik het jammer dat ik nog niet kaal ben. De mistral wappert de haren die ik nog heb stevig door elkaar. En dat doet pijn. Kennelijk staat iedere haarwortel in contact met het fijnmazige zenuwenweb dat mijn schedel bedekt.

En nog wat: ik kan mijn hoofd ook steeds minder goed draaien naar opzij. Het wordt link met oversteken en steeds vaker vraag ik om groen licht aan de stoere dame. Dat gaat prima. Maar wel is het nu zaak, meer dan ooit, om niets verkeerds te zeggen…

Intussen begint het er een beetje op te lijken, met de wind. De route slingert wat, dus helemaal mee hebben we ‘m zelden, maar toch. Bovendien is vanaf nu het resterende tracé zo plat als een dubbeltje.

Het is zondag, we gaan het gewoon weer doen. In Caderousse, lunchen we bij een restaurant. Op het terras. Nu gaat het nog, maar als de mistral echt uit gaat pakken, dan waait naast de sla zelfs een complete biefstuk van je bord. Bief blijkt hier heel populair, vooral die van stieren uit de Camargue. We naderen dus de eindstreep.

Vanaf Arles kan je daar op twee manieren komen. We bespreken ze met iemand van een Franse fietsersgroep (de enige van het stel met een ‘onversterkte’ fiets). De oostelijke route schijnt mooier te zijn, maar met valkuilen.

De Fransen twisten bovendien met elkaar over een onderwerp waarop wij al eerder stuitten, al hebben wijzelf dan geen puntenrijbewijs, zoals zij: als je als fietser ergens rijdt waar dat niet mag, kan je dan puntenaftrek krijgen in verband met de auto?

De eigenaar die ons ondertussen bedient is een ruwe-bolster-blanke-pitter, een ex-truckchauffeur die zowaar aan dollen en jennen doet. Dat schijnt in de streek even normaal te zijn als bij ons in Amsterdam.

Wanneer hij hoort dat dat onze woonplaats is, kijkt hij meewarig. Met zijn truck heeft hij ook ons land aangedaan, maar het eten daar…

Zelf komt hij uit Arles, een stad verbonden met Van Gogh.

Wat nu? De ruwe bolster lijkt te knappen zodra hij denkt aan het werk van de getormenteerde schilder. Hij is er diep van onder de indruk.

Mijn eigen kwelling komt vandaag onverwachts in een nieuwe fase. We strijken neer in een onderkomen van een lotgenote. De eigenares kent mijn probleem zelfs al jaren, als gevolg van een whiplash. Ze knipt met een schaar heel secuur één pilletje uit haar eigen medicijnenstrip. Voor mij.

En dat is niet alles. Als ze in een pijncrisis verkeert, zegt ze, slaapt ze in een stoel.

Hoe is het mogelijk? Dat ik daar zelf niet opgekomen ben! Zo geconditioneerd ben ik dat de nacht nu eenmaal liggend moet worden doorgebracht. Hoe dan ook. Maar nee, als het niet gaat, dan niet natuurlijk. Logisch.

Ook zij wordt opgenomen in de Ordre des Petits Sabots.

Sandrine

Hoe werd ze trouwens hôtelière? Door corona.

Ze was altijd verpleeghulp geweest, Sandrine. En toen kwam de eerste golf van de pandemie. Die ging nog, al was het met moeite. Voor niets was nog tijd. ‘Ze zeiden: We zijn in een staat van oorlog’.

Dat wat in Nederland Code Zwart heette was bij haar al de praktijk. ‘Er werd voortdurend besloten wie er zouden sterven’. Ook jonge mensen stierven, soms heel snel.

Maar het was de tweede golf die haar brak. Ze had het idee dat niet altijd het uiterste werd gedaan om mensen te redden en kon daar niet meer tegen.

En corona zelf, in het algemeen? Ze weet dat er mensen zijn die er niet in geloofden, die zelfs dachten dat corona niet bestond. Voor haar, die er bovenop stond, was dat geloof uiteraard ongelofelijk.

Ze weet ook van de complottheorie dat het virus expres werd ontwikkeld, om mensen massaal te doden.

Gelooft ze zelf ook daarvan niet dat het onzin is?

‘Ik weet het niet’, zegt ze. ‘Je hoort van alles’.

‘Dus het zou kunnen?’

‘Het zou kunnen’.

Deel 12 (slot)

*

Over YET & Over JOKE

*

TERZIJDE

We horen het meer dan eens: anti-Le Pen-stemmers die zien aankomen dat zij de volgende Président(e) de la République zal zijn.

Eerder over (niet) wennen.