De Groene Weg / 3

Fietsen

‘De Groene Weg’

naar de Middellandse Zee

DUDELANGE – LUNÉVILLE

Opeens staat het er:

Maar de eerste Franse kilometers merk je nog weinig verschil. Dezelfde soort saaiige huisjes als in Luxemburg. Maar dan komt schok Nr.1: in plaats van een dorpsboulangerie, waar je je zo op verheugde, daar waar de baguettes en de ficelles achter de boulangère op je staan te wachten, rechtop, knapperig en blij, zien we een grote automaat.

Wat krijgen we nu?! Een ‘distributeur de pain’. Wat een afknapper! Geen kans om heerlijk te weifelen, te twijfelen tussen een chausson aux pommes of een pain au chocolat. Nee, de ontvolking en de moordende hypermarchés hebben veel dorpjes van ieder winkeltje ontdaan. Deels, natuurlijk, omdat les gens, als ze eenmaal met hun megakarren door de paden darren van de Auchan of de Leclerc, daar ook alles kopen wat hun dorpswinkel in leven had kunnen houden.

Opvallend is ook dat de Fransen, die zo’n prachtige taal cadeau hebben gekregen, een voorkeur lijken te hebben voor ‘amputations linguistiques’.

Alsof je, om tijd te besparen, dwars door een rozenperk rijdt.

Zo, en dat is dan meteen het eerste Joostianium in de Franse taal. Amputation linguistique. Lekker lang ook. En slecht amputeerbaar. Ik ben er heel tevreden mee en gelukkig is er geen Fransvrouw/-man in de buurt om te zeggen dat er iets niet goed aan is.

Tijd voor Schok Nr.2. Nou ja, we wisten van tevoren al dat die zou komen, maar toch. Als je ze ziet, al van verre, dan kan je niet anders dan onder de indruk zijn.

Het is de kerncentrale van Cattenom, één van de grootste van heel Frankrijk. En dat wil wat zeggen. Vier reactoren staan er maar liefst.

Dichterbij, vinden we het ideale bankje voor een nucleaire lunch. Wat een spektakel!

En wat een gemengde gevoelens. Wellicht samen te vatten als ‘knap gevaarlijk’. Wat zijn ‘wij’, mensen, toch ongelofelijk knap dat we zoiets kunnen maken! En wat als we, wereldwijd, kernenergie wél hadden omarmd? Hoe zouden we er dan nu aan toe zijn? Veel beter, door veel minder CO2-uitstoot? Of zouden we dan nog een heel stel Tsjernobyls en Fukushima’s ‘rijker’ zijn? Nog even afgezien van het afvalprobleem.

Wel opvallend, trouwens, dat er zoveel kerncentrales vlak bij landsgrenzen staan. Te opvallend om toevallig te kunnen zijn. Zeker, het idee dat een deel van eventuele problemen direct afdrijft naar een ander land dringt zich daarbij op. Maar belangrijker is dat naar buurlanden afwaterende rivieren juist bij de grens het maximale watervolume bevatten. Water, dat nodig is voor de koeling. En wat nu als de rivieren, onder meer door het smelten van gletsjers, gaandeweg droog gaan vallen? Het zijn zomaar wat gezellige gedachten tijdens een fijne fietstocht.

Een eindje verderop, eindelijk, een café! Hoe zouden ze zijn, onze eerste Franse bakkies? De café-baas zet ze neer op het terras en kijkt naar onze fietsen. Als hij hoort dat we (in principe) op weg zijn naar de Middellandse Zee, en waar we vandaan komen, heeft hij daar maar één woord voor. En wel meteen.

Putain!!’‘, roept hij uit, zo overtuigend dat je zou zweren dat het een echte Fransman was. Maar nee, het is een Portugees. Hij trekt er ongevraagd een stoel bij en gaat er eens goed voor zitten. Hij heeft echt zin in ons.

Hij is al in Frankrijk sinds zijn elfde. En hoe bevalt dat?

‘Ach, de Fransen zijn racisten, zo is het nu eenmaal. En ze klagen altijd’. Maar daar wil hij niet over klagen. Bij aankomst in zijn nieuwe land werd hij helemaal achterin de klas gezet, maar gepest werd de vreemde nieuwkomer niet.

J’étais le diable‘, verklaart hij. Hem iets doen zou de autochtoontjes slecht bekomen zijn. Ter illustratie doet hij er een duivels lachje bij, al combineert hij dat met de zacht-reebruine oogopslag die vele Portugezen siert.

Hij weet meer. Hij heeft een Luxemburgse advocaat gesproken die onthulde waarom er in dat land zoveel Portugezen zijn.

‘Ze hadden gastarbeiders nodig en wilden Marokkanen laten komen. Maar daar stak de kerk een stokje voor. Die wilde geen islamieten in het land. Toen werden het Portugezen’.

‘En, zeg nou zelf, er zullen misschien een paar goeden bij zijn, maar over het algemeen… die Marokkanen. En kijk naar Frankrijk, al die Algerijnen…’

Ik verleg de koers naar de kerncentrale. Zijn de mensen daar niet bang voor? Nee.

Maar ja, als je naast een dierentuin woont kan je ook niet je leven lang wakker liggen van de kans dat…

We overnachten in Kédange, een plaatsje waar twee routes elkaar kruisen: onze wereldlijke fietsroute en de pelgrimsweg naar Santiago. We wisten het niet, maar we merken het vanzelf.

We zitten er op het terras, aan het bier. Er komen twee wandelaars aan, met een opmerkelijk stevig tempo. Maar niet uit luxe. Uit hun ogen spreekt wanhoop. Uitputting. Alsof ze, eenmaal over de streep, ineen zullen storten.

Ze verdwijnen naar hun kamer en komen een tijd later, half strompelend weer terug. Op blote voeten in slippers. Het blijken een Duitse moeder en zoon. Zij ‘doet Santiago’ in stukken, en haar zoon heeft zich voor een stukje bij haar gevoegd. Heel fijn, behalve dat de pelgrimsweg al lang genoeg is als je niet verkeerd loopt, zoals vandaag…

Er schijnt het (voor mij als mooiweerfietser) verrassende gezegde te bestaan ‘Temps pluvieux, pèlerins heureux‘. Bedoelen ze daarmee dat als het regent, de pelgrims binnen zitten? Volgens mij niet. Zeker is dat het vandaag juist heel warm en droog was en het tweetal er nog gaarder bijzit dan de aangebrande kikkerbillen op ons bord. De specialiteit van het restaurant.

Zeker is ook dat Mutti zich er niet makkelijk vanaf maakt. Veel ‘pelgrims’ spelen vals door al in Noord-Spanje te beginnen, maar zij heeft haar wandelschoenen al aangetrokken in Hamburg. Respect. Maar of ze die schoenen morgenochtend nog aan krijgt, daar heb ik zo mijn twijfels over.

Dat geldt zeker niet voor het montere stel dat we de volgende ochtend wél aantreffen bij het ontbijt. Het zijn Santiago-Denen, die als bazen-bovenbazen hun ‘camino‘ zijn begonnen… boven Kopenhagen.

Ze trekken de aandacht door al etend meteen aan het kaarten te slaan. De reden? Hun leven is doortrokken van één lange, doorlopende kaartstrijd die minutieus wordt bijgehouden.

‘En wat doet dat voor de wandeldag als er één na het ontbijt in de min staat?’, informeer ik, voorzichtig. Het blijkt een gevoelig punt.

De vrouw zegt wat meer Denen zeggen: dat naar haar gevoel Denen en Hollanders ongeveer hetzelfde zijn. De twee zijn net door het watersnoodgebied in de Eifel gekomen en zijn daar nog sterk van onder de indruk.

Ook hun wandeltactiek is speciaal. Ze zijn met de auto, wandelen een stuk, halen de auto op, doen daarna een volgend traject, enzovoort. Verkeerd lopen zullen ze niet doen. Ze hebben de GPS-track van de route in hun telefoon, net als wij.

Ik reken af bij de hotelbaas Jean-Marie: kamer en kikkerbillen. Waar komen die kikkers trouwens vandaan? Zijn het Lotharingse kikkers, hoop ik? Nee. Ze komen uit… Indonesië. Zo, daar gaat mijn ideaal van ‘lokaal eten’.

En is Jean-Marie met zijn zaak corona een beetje goed doorgekomen? Het antwoord is volmondig ‘Oui‘. Sterker, hij is er nostalgisch naar. Tijdens corona waren zijn hotel en restaurant gesloten, maar het afhaalloket werkte op volle toeren en daarnaast kreeg hij steun van de staat.

‘En nu? Nu vind ik nergens personeel, wat ik ook doe’. En de hotelgasten kunnen hem gestolen worden. ‘Die doen vooral aan klagen’. Hij zucht. ‘Het is de tijd van tegenwoordig’.

Ik slik maar in dat de Indonesische billen wel wat te zwart waren en wens hem sterkte.

We bestijgen onze rossen en rijden door. Van de door velen vermaledijde saaiheid van het landschap begrijpen we niets. Het is ruim en het golft.

Ook zien we opvallend veel splinternieuwe huisjes. En tot onze verrassing omschrijft iemand de typische Lotharinger als ‘een bon vivant‘. Wat meer is: ze zijn aardig bovendien. Van het stereotype van de Fransman als een onvriendelijke mensensoort blijft hier weinig heel. Zo loop ik ergens met onze lege bidons zoekend rond, wanneer het raam van een schooltje opengaat. De juf onderbreekt uit eigen beweging de les om me te vertellen waar ik moet zijn.

Wel is het aantal uitspanningen in deze streek beperkt. We moeten onze route verlaten voor onderdak. We vinden het langs een drukke weg. Het restaurant van het hotel is eigenlijk dicht, maar de Madame strijkt voor ons, arme fietsers, haar hand over het hart. Ze heeft een aantal vaste hotelgasten die ze een ‘Menu du Jour‘ moet voorzetten. En uit die pot mogen wij mee eten. Een feest. Het restaurant blijkt van gastronomisch niveau en het lukt de keuken simpelweg niet van het dagmenuutje iets alledaags te maken. Vinden we niet erg.

Het voortje.
Prix du menu: €14

Erger is dat het verkeer op deze, voor even niet zo groene route dag en nacht doorgaat. Het blijkt het gratis alternatief voor de Autoroute van Metz naar Straatsburg. Nou ja, anders was dit hotel er ook niet geweest.

De volgende dag zoeken we ons zelf een weg naar de wél groene route. En weer lijden we aan het dagelijkse ochtendprobleem: een cafétekort om in onze cafeïnebehoefte te voorzien. Maar er komt redding, in de vorm van een echte boulangerie, waar er ook al zo weinig meer van zijn. Bovendien is-ie niet meer zoals vroeger, met vaal TL-licht, dat ook de boulangère er extra vermoeid uit liet zien. Nee, dit is meer een showbakker, starring:

Ze bieden ook koffie en twee tafeltjes op de stoep. Er stopt een gehelmde grijsaard, op een echte oude racefiets. Hij is onder de indruk van onze tocht. Tot hij hoort dat, mochten we De Zee halen, we dan teruggaan met de trein.

Daarop barst hij in smalend lachen uit. Dat vindt hij echt niet kunnen…

Deel 1 / Deel 2 / Deel 4