De Groene Weg / 4

Fietsen

‘De Groene Weg’

naar de Middellandse Zee

LUNÉVILLE – CONFLANDEY

Er is een nieuwe regendag op komst. En dus een rustdag. Met moeite hebben we in een klein stadje beslag gelegd op de laatste kamer, pal naast een groot château.

Die kamer heeft precies dat wat we nodig hebben: een bad met een maat die past bij het château. Tegenwoordig is een ligbad een nieuwe vorm van zonde, maar nu komt het ons uitstekend uit. Vorig jaar hebben we ons na een volle week fietsen een professionele massage cadeau gedaan, maar dit jaar doen we het zelf. Dagelijks. Dat lijkt vooralsnog voldoende, maar een warm bad kan er inmiddels uitstekend bij.

Wow! Een échte quiche lorraine is ‘autre cookie’ dan de droge ronde dingetjes die je vaak krijgt voorgezet. Als zodanig.

De lokale fietsenmaker heeft gedaan wat je in zovele Franse steden en stadjes ziet: hij is verhuisd en heeft zich gevestigd naast de McDonalds en tegenover de Burger King, in een Centre Commercial buiten het centrum.

Daar zitten we te wachten, op een betonnen muurtje, wachtend tot de fietsenmaker terug komt van zijn déjeuner. Het is Joël, die al spoedig aanvoelt als een vriend. Vraag, bij wijze van check-up: mogen we hem dan meteen ook tutoyeren? Antwoord: Non. Het kán wel, maar je geeft er blijk mee dat je niet weet hoe het hoort. Ook Anno 2021.

Wat kan hij voor ons doen? Twee dingen: Madame een plaats bezorgen in de zevende hemel, door haar verzetten te verlichten. En dan hoor ik zelf nog een raar getik waar ik maar niet van uit kan vinden wat het is.

Joël kijkt bedenkelijk wat het probleem van Madame betreft. We leven in een tijd van onderdelenschaarste. Hij weet niet of hij daar de spullen wel voor in huis heeft. ’s Werelds aanvoerketens hebben de hik. En de Chinezen…

Hij gaat het bekijken. Intussen loopt ook zijn personeel weer binnen en de eerste klanten. Voor, natuurlijk, een e-bike. Zoals overal verkoopt Joël vooral nog die. ‘En de echte fietsers die een nieuwe gewone fiets kopen, komen twee maanden later terug en kopen alsnog iets elektrisch’. Kortom, de zaken gaan geweldig.

Maar wat betekent dit alles nu voor het milieu? Voor het eerst is ‘de bezigheid fietsen’ niet meer energieneutraal per definitie. Maar is e-biken in het ‘nucleaire Frankrijk’ nu minder erg dan bij ons, zo lang wij ook nog energie opwekken met fossiele brandstoffen? En zolang de Franse reactoren nog rampvrij zijn.

Zeker, alle rekensommen komen relatief gunstig uit als de e-bike een vervanging is voor de auto, maar waarschijnlijk is het vooral én én, ++. Helemaal nu, vooral bij ons, corona velen weer in hun blikkies heeft gejaagd. De Fransen, vermoed ik, waren daar waarschijnlijk nog niet eens uitgekomen. Zeker niet voor woon-werkverkeer.

Wanneer Joël weer even tijd voor ons heeft kijk ik hem aan en zeg: ‘Je, pardon, u bent nu de vijfde lorrain die ik spreek en stuk voor stuk waren al die Lotharingers sympathiek. Is dat toeval?’

De fietsenman denkt van niet. Hij zegt: ‘Iemand krijgt terug wat hij uitstraalt’. Maar daarna komt hij met de veronderstelling dat mensen aardiger zijn daar waar minder geld is.

Intussen draait hij wat dingen vast aan mijn fiets en laat me een rondje rijden. ‘Tik-tik-tik’. Vervolgens laat hij een personeelslid er een paar verse trappers op zetten ‘voor ik naar de naaf ga kijken’. Het getik is weg.

Pfff, wat een opluchting! Fietsen in de stilte, begeleid door Tik-tik-tik is niet te harden.

Nog meer goed nieuws: hij heeft alles om ook Madame gelukkig te kunnen maken. We spreken af voor morgen en stappen in een klein buurtbusje, terug naar het château.

Is dat pronkkasteel niet wat overdreven uitgevoerd? Een soort mini-Versailles is het, compleet met giga-tuin. En, hoe zat het ook alweer, was Lotharingen niet ook zo’n speelbal geweest, heen en weer gekaatst tussen Frankrijk en Duitsland?

Mais non!‘, zegt een lorraine, bijna (of helemaal) gepikeerd dat ik zoiets ooit heb kunnen denken. ‘Lotharingen is altijd Frans geweest. Of zelfstandig, als hertogdom’. En bij hertogen horen nu eenmaal grote kastelen. Vandaar.

Interessant. In werkelijkheid zit er wel degelijk heel wat Duits in de lokale historie, maar kennelijk niet meer in de lokale hoofden. Althans in dit ene.

Kan het er iets mee te maken hebben? Ik stort mij in het regionale dagblad ‘L’Est Républicain’. Daarin is pas op pagina 30 een spoor te vinden dat er ook een buitenland bestaat. Zeker, regionaal is regionaal. Maar het lijkt me dat er, om maar eens iets te noemen, in ons ‘Dagblad van het Noorden’ toch wel al eerder te merken valt dat er buiten ‘het Noorden’ nog iets is.

Rond het château staat op het voeren van eendjes en ander schattigs een hoge prijs.
(Niet ver van waar een vader en zoons staan te vissen. Bij een bord ‘Verboden te vissen’).

Rond het château staat op het voeren van eendjes en ander schattigs een hoge prijs. (Niet ver van waar een vader en zoons staan te vissen. Bij een bord ‘Verboden te vissen’).

We gaan, als compensatie voor de regen, onszelf trakteren op een wat beter restaurant. Maar, helaas. Ook nu blijkt weer dat De Nieuwe Werkelijkheid ook echt waar is: in Frankrijk spreekt goed eten niet meer vanzelf. Zelfs niet als je daar wel voor betaalt.

Nieuwe dag, nieuwe schoenen. Sportschoenen. Maar waar vind je die? Ook die niet (meer) in het centrum. We worden verwezen naar een grote zaak, tegenover… Joël. Dus daar gaan we weer, met het busje.

Kleren, zo blijkt weer eens, maken niet alleen de man, maar ook de vrouw. Op de heenweg, in onze fietsoutfits, vroeg de bestuurder ons niets. Nu, in onze gewone kleren, vraagt hij hoe oud we zijn. En Bingo! We mogen nu mee voor half geld. Oud worden is geweldig. (Zolang je nog kan fietsen).

Nu we er toch zijn, vallen we meteen maar binnen bij Joël. Alles is al klaar, maar het komt ons nu niet zo goed uit op onze fietsen terug te rijden. Kan hij ze niet komen brengen? Zeker.

De rekening is ronduit onredelijk. Te laag. En voor het brengen rekent hij zelfs niets. Ik doe er redelijk wat bij en beloof hem bovendien een versnapering.

Wachten, weer, op het busje. Eerst koffie. Maar waar? We lopen de Burger King binnen en weer uit, verbijsterd door de mensen uit het land van de Guide Michelin die daar Anno Nu aan de burgers zitten. Dan maar geen koffie.

Het bankje in het bushokje blijkt bezet door een jonge vrouw, met e-step. De achterruit van het bushokje is het tweemaal. Hij ligt erachter, in stukjes, in een doorkijkje met rotzooi.

Het meisje doet alles wat er van haar fastfoodmaaltijd overblijft netjes in een zak. Even later is ze weg. Met de zak nog onder het bankje als aandenken dat ze er was.

’s Avonds komt Joel voorrijden en laadt de fietsen uit. Mijn Madame, die het al die tijd met een lichtste verzet heeft moeten doen dat zwaarder was dan het mijne, is me vanaf nu in lichtheid twee tandjes voor. Gerechtigheid. ‘Bovendien heb ik er bij u een motortje bijgedaan’, fluistert Joël tegen haar. ‘Niets zeggen!’

We gaan aan het bier, in het café op de hoek. Het is zo’n echt ‘PMU-honk’, waar op de paardenrennen wordt gewed. Met als gevolg een vrijwel zekere kater, terwijl aan de helemaal zekere kater onafgebroken wordt gewerkt. Met steeds minder vaste hand.

Joël blijkt getrouwd met een Bretonse. Die twee uitersten van het land, oost en west, combineren goed vindt hij. Qua eenvoud van de mensen. In het Franse zuiden, waar de mensen veel rijker zijn, ziet Joël niets: ‘Daar verwelkomen ze je met open armen, maar die armen blijven daarna zo’.

En ze stelen er als de raven, meent hij te weten. Hoewel, fietsen stelen doen ze in zijn stad ook. Wie de dieven zijn weet de stamgast wel, die zich er, licht lallend, mee komt bemoeien. Het zijn de zigeuners en Oost-Europeanen. Waarbij de Oost-Europeanen graag doen of het de zigeuners zijn, preciseert Joël.

Of de twee willen uitsluiten dat er ook ‘echte’ lorrains tussen zitten, dat blijft in het midden.

Ik werp op dat onze fietsen tegenwoordig wellicht geen risico meer lopen, omdat het geen e-bikes zijn. Maar de fietsenhandelaar helpt ons uit de droom: ‘Voor zo’n fiets als die van jullie vragen ze dertig euro en daarmee kopen ze dan drank, sigaretten, of wat dan ook…’

‘Der-tig euro?!’, sis ik van binnen en doof het met bier.

*

Le Pass Sanitaire

Zoals al eens eerder opgemerkt, doet een Franse president, die zich de woede van zijn volk op de hals haalt, vermoeden dat hij goed bezig is. Dit keer met het op veel plekken verplicht stellen van de ‘pass sanitaire’ inzake corona. Heel wat Fransen zijn het daarmee eens, maar velen ook niet. Hoe dan ook is na het invoeren van de pas in korte tijd twintig procent van de Franse No Brainers/onwilligen (naar keuze) over de vaccinatie-streep getrokken.

In het PMU-café hebben ze zo hun eigen manier van het scannen van de QR-code. De vermoeide waardin doet het ‘op het oog’.

Gaandeweg maken we vele vormen van controle mee. Ze variëren van helemaal niet (zelden) tot zo streng dat je met je code zelfs niet alvast op het terras mag gaan zitten voordat de scan gedaan is.

Niet één keer werd er ook naar een bewijs van identiteit gevraagd. Ook vervolgvragen, zoals naar je geboortedatum, bleven steevast uit.

Serieus wordt het wel als de heren gendarmes komen opdagen, iets dat ze in de meeste horeca-zaken al meerdere keren hebben meegemaakt. Een cafébaas kijkt vertwijfeld naar zijn smartphone, die echter zwijgt inzake de hem kwellende vraag: kan de politie ook achterhalen hoe vaak hij ermee gescand heeft?

Hij is er niet gerust op. Zeker is namelijk dat de boetes niet mals zijn: €125 voor de klant en €750 voor degene die zijn scanplicht verzaakt.

Een collega een eind verderop twijfelt er niet aan dat jongeren vaak met vervalste codes aan komen zetten. Die kunnen bij een politiecontrole echter lelijk door de mand vallen.

Die kans scheelt heel wat omzet. Een cafébazin schat dat dertig procent van haar klanten daarom niet meer komt.

*

We rijden verder, met honger. Honger naar hellingen. Hellingen met stijgingspercentages die vragen, die schreeuwen om het lichtste verzet. En ja! De hemel gaat open voor degene die gewend was tegen gemene colletjes op te zien als een berg. Vanaf nu zijn het eitjes. Relatief dan.

Hoe heeft het toch zo lang kunnen duren voordat we het verschil ’tussen onze tandjes’ zagen? En waarom had haar fiets minder tandjes vanaf het begin?

Het zal toch niet gelegen hebben aan dat ‘women’s design‘? Alsof vrouwen zich letterlijk meer op de vlakte houden? Omdat ze lichter zijn dan mannen? Maar mannen zijn sterker, dus dat heft elkaar dan weer op. Ongeveer.

Nou ja, het onrecht is recht gezet. Beter laat dan nooit.

Ondertussen zien we al een tijd nergens langeafstandsfietsers meer. Ook in de gite van Mme Henriette zijn ze niet. Het hele jaar heeft ze er maar zo’n vier gehad, terwijl haar onderkomen toch pal aan de route ligt. Misschien door het bier dat ze schenkt? Hoe we ook speuren op het flesje, we kunnen er geen enkel merk aan ontdekken. En ook iedere smaak van de inhoud is spoorloos. Verder is zo’n gite als die van haar perfect. Schoon, goedkoop en ze kookt ook nog voor je.

Voor het eerst kijken we weer eens tv, naar het journaal van TF1. Ook daarin het eerste half uur geen buitenland. In minuut 16 een terloopse vermelding van één iemand in Afrika. De rest is gevuld met de restauratie van de Notre-Dame. Indrukwekkend, daar niet van, maar toch.

Op adressen zoals dat van Mme Henriette willen ze cash. Maar vind op het Franse platteland nog maar eens een geldautomaat. Zo schaars als koffie. Dat laatste vinden we bij een vrouwtje dat twee gezichten heeft. Door een gat in de muur. Aan de ene kant ervan is ze winkelierster en stapt ze er doorheen, dan staat ze achter de toog van haar café.

Een scheiding van wegen en wateren: vanaf hier watert alles af naar het zuiden. Een mijlpaal zonder paal.

Een klein bruggetje over een pietepeuterig stroompje. Dan verwijden onze ogen zich. Op een bordje staat: Saône. Ter herinnering aan het feit dat veel grote dingen klein beginnen.

We doorkruisen uitgestrekte bossen. Op een info-bord langs de weg zie ik in een ooghoek de afbeelding van een beer. De dame naast me ontgaat dat. Maar beter ook. Ik zeg niks.

Kan er ergens eentje opdoemen? Ze kunnen harder rennen dan wij kunnen fietsen. Beren in de Vogezen? Waarom niet, eigenlijk. In ons kikkerlandje hebben wij al de wolf, om de ‘Bible belt‘ uit te dunnen (grapje), en beren zijn terug in de Pyreneeën. Dus eerder dan ik ze zie op de weg, speur ik onafgebroken links en rechts in het woud, klaar om mij ridderlijk te werpen tussen La Belle et La Bête.

Een eind verderop, in een dorpje, ga ik aan de google. Conclusie: ze wáren er, ooit, die beren. Pfff.

We strijken neer in Conflandey, daar waar het stroompje al bijna een riviertje is. Ook daar maakt de gite-Madame eten voor ons klaar.

We zitten er vorstelijk aan het water, dat zacht begint te dampen bij een opkomende maan…





Terzijde

De krant L’Est Républicain bood zowaar wél een milieukatern, met daarin als detail dat googlen 0,2 tot 7 gram CO2-uitstoot kost, per zoekopdracht.

Hoe dat precies zit moeten we maar eens…

Deel 1 / Deel 2 / Deel 3 / Deel 5