– Desayuno
‘Italiaans ontbijt is niks’, zegt Rosita, misprijzend. Ze kijkt erbij uit over een enorme tafel, stampvol met van alles en nog wat voor het Spaanse desayuno.
Rosita heeft in Italië gewoond, maar aan de micro-ontbijtjes daar kon ze nooit wennen. Zelf doet ze aan maxi-: ‘In Spanje lunchen we uitgebreid en dineren we matig, dus dan heb je bij het ontbijt wel wat nodig’, aldus onze gastvrouw.
‘Ontbijt als een koning, lunch als een prins en dineer als een pauper’.
Zo luidt een oude Franse stelregel, inmiddels bevestigd door de wetenschap. De Franse website L’Obs citeert een Israëlisch onderzoek waarbij Groep 1 gedurende de dag respectievelijk 700-500-200 calorieën tot zich nam en Groep 2 andersom. Na twaalf weken met dat regime had Groep 1 gemiddeld acht kilo aan gewicht verloren en Groep 2 slechts drie.
Prima, maar dan is ook nog een onderwerp hoeveel tijd er verstrijkt tussen diner en het slapen gaan. Bovendien blijft het een raadsel waarom de Spanjaarden en Italianen zo verschillend ontbijten, terwijl de Italianen toch ook relatief matig (en laat) dineren.
Tijdens onze reis ontbijten we meerdere keren in een café, iets dat ook veel Spanjaarden lijken te doen. Maar zo uitgebreid deden ze dat niet. De tophit, althans in Andalusië, bleek keer op keer Tostada con tomate, geroosterd brood met een koude tomatensaus.
Nogal wat Spanjaarden schijnen dit trouwens te nemen als tussendoortje, om de maag rustig te houden tussen een eerder, écht ontbijt en de traditioneel late lunch.
– Paella
We eten het maar één keer. Ik vraag erbij of het klopt dat paella stamt uit de Franco-tijd, een nationalistisch gerecht in de kleuren van de Spaanse vlag. Of beter: niet dat Franco paella had uitgevonden, maar hij promoveerde het tot landelijk fenomeen.
De ober komt dat verhaal niet bekend voor. Wel weet hij: ‘Paella komt uit Valencia en is met kip en konijn. Alle andere paella’s noemen ze daar ‘Rijst met dingen”.
Maar ach, rijst met dingen, waarom niet? Zeker is dat kenners van de Italiaanse taal in ‘paella’ iets herkennen: padella, het woord voor ‘pan’, bij paella een onderwerp apart.
– Conejo
Nederland is geen konijnenland. Met moeite vind je bij een poelier een boutje, maar dat is dan dat. In Italië kan geen supermarkt zonder een schap met daarin allerlei konijnigs.
In Spanje net zo, toch? In Ronda vraag ik naar Conejo a la Rondeña. Dat is hier toch het lokale gerecht? ‘Jawel’, beaamt de ober, ‘maar…’
Ook in Spanje blijken konijnen steeds vaker de dans te onthuppen. Ook omdat ze eerst juist massaal zijn dood gegaan, zegt hij, door een epidemie. En daarna lijken de Spanjaarden hun conejos een beetje te zijn vergeten.
– Rabo/Cola de toro
Is er één restaurant in Córdoba dat het kan stellen zonder rabo de toro op de kaart? Waarschijnlijk niet. Maar zijn al die stierenstaarten wel echt van stieren? ‘Nee’, bekent een ober. De meeste zijn van koeien. Maar ‘koeienstaart’ staat niet stoer op de kaart. Vandaar.
Nou ja, lekker is het toch.
– (Andere) Cola
Ooit waren in Spanje mijn darmen ernstig in de war. Een ex-verpleegster wist daar een adequaat medicijn voor, iets dat je op elke hoek krijgen kan: cola. Dat heeft een norit-achtige werking.
Na een aantal dagen in Amerika krijg je er als vanzelf behoefte aan. Al drink je het thuis nooit, je moet. Als compensatie voor slecht eten.
Na een aantal dagen Spanje ervoer mijn reisgenote hetzelfde. Ondanks haar weerzin tegen dat bruisende brouwsel moest ze er toch aan geloven. En weer werkte het.
Het Spaanse eten is dan wel wat beter dan dat in Amerika, ze bakken of frituren vrijwel alles. Zelfs hun moeder, bij wijze van spreken. Daar moet je maag maar tegen kunnen.
– Aceite de oliva / Olijfolie
Spanje is verreweg de grootste producent van dit goddelijke geschenk, onderwerp van veel goddeloos gerommel.
Ondertussen pakken donkere wolken zich samen boven die ontelbare boompjes, juist omdat echte wolken uitblijven. Steeds vaker, steeds langer. Wat de toerist juist niet wil, moet er juist wel komen.
– Pimienta / Peper
De welvaart van ons kleine landje is deels gebouwd op ooit peperdure peper. Lang hadden de Italianen die handel in handen, maar op de Italiaanse tafels merk je daar nog weinig van. Op de Spaanse ook niet. Zelfs ‘Spaanse peper’ pepert opvallend weinig Spaanse gerechten.
Ik vraag de ober om een pepermolen. Hij komt aan met een potje poeder.
‘Nee, ‘ik bedoel een pepermolen’.
De camarero kijkt me niet begrijpend aan en dan naar zijn potje. ‘Dat is toch hetzelfde?’
Ik zeg:
‘Het verschil tussen vers gemalen peper en peperpoeder is als het verschil tussen een toro bravo en een vaca cansada, tussen een vechtstier en een moeie koe‘.
Hij grijnst, steekt zijn duim op en gaat zoeken.
– Sherry
Oh, sherry! Wat is het toch jammer dat ik niet meer moet drinken op een dag dan ik al doe, want wat zou ik graag ook een vast plaatsje inruimen voor deze, te weinig gewaardeerde drank. Hij bestaat in vele varianten, maar bij het eten, vooral van tapas, kan vrijwel niets het winnen van een glaasje fino.
Het is een drank die je naar ons idee absoluut gekoeld moet drinken, vandaar dat de schok groot was toen we hem ergens lauw kregen voorgezet. Maar kennelijk was dat zo vreemd nog niet als het smaakte. Want bij een volgend adres vroegen ze: ‘Wilt u ‘m gekoeld, of natural?’
‘Gekoeld, ¡naturalmente!‘
– Wijn
Slechte wijn kregen we nergens, maar soms zijn we ons eigen slachtoffer, omdat we vaak staan op ‘lokaal’. Met sherry zit je dan goed, met ‘gewone’ wijn niet altijd. Zo kan je tegenwoordig vrijwel blind varen op verdejo, als keus bij witte wijn, maar dan vooral als die uit Rueda komt. Maar dat is in Andalusië niet bepaald lokaal.
Hoe dan ook is Spaanse wijn steeds meer vooruitgegaan en, met enige vertraging, nu ook de etiketten:
Dit is een bijlage bij de reisserie Andalusië.
TERZIJDE
(Fino)Sherry kregen we meermaals geserveerd in copitas met fameuze namen als ‘La Ina’ of ‘La Guita’ erop, maar er zat dan iets anders in… Maar nooit iets slechts.
Het kan zelfs zijn dat als je fino vraagt, je geen sherry krijgt, maar Montilla-Moriles.
Ook niet erg. Meestal.
Mijzelf is de juiste koning-prins-paupervolgorde nooit gelukt.