501. Andalusië / 8

Hora est. Tijd voor het Alhambra.

We hadden lager in de stad al deze azulejos-wijsheid gezien:

Dat geldt zeker voor de Moorse lusthof die de stad domineert. De cynicus zal misschien zeggen: ‘Wat niet weet, wat niet deert’, maar toch. En de cynicus zal misschien doordrammen over de achtergrond. Dat de blinde tenminste ook niet ziet dat er in het prachtige decor iets misgaat. Dat van de Sierra Nevada het ‘Nevada’ aan het verdwijnen is. De ‘Besneeuwde Bergrug’ is dat nog maar net.

Niet alleen is mede door die achtergrond het Alhambra zo prachtig, het is ook de reden van zijn bestaan. De Moorse architecten van vroeger zagen kans via een uitgekiend irrigatiesysteem het water uit de bergen te benutten om een sprookje te toveren midden in de droogte van Granada.

En wát een sprookje! Nog steeds, zelfs al moeten we het dan delen met een paar anderen. Een paar teveel misschien, maar wellicht heilig vergeleken met wat het kan zijn. Zelfs al is er aan het aantal bezoekers een maximum gesteld. Daarbij ontsnapt ook het Alhambra niet aan de moderne tijd: online reserveren, tijdslots en een plattegrond op papier kan je niet meer krijgen. Alleen een interactieve, voor op je telefoon.

Voorbij de ingang stuiten we meteen al op iets prachtigs, een tuinman. Wilde haren, oorring. Schitterende ogen, zachte stem. Een gitano, 100%.

We staan aan het begin van de Generalife, het tuinencomplex. Een veertigtal tuinmannen is fulltime in het Alhambra in de weer.

Zelfs té: getutte cipressen.

Onze tuinman snoeit net een sinaasappelboom. De vruchten ervan kan je niet eten, maar de toeristen weten dat niet.

In Granada is het voor eetbare sinaasappels te koud, zegt de tuinman. Zelfs al is het nu te warm, het kan er ook vriezen.

De pracht van het Alhambra vindt zijn hoogtepunt in het Nasridpaleis, met zijn verfijnde mozaïeken en reliëfs.

Een belendende Hollander vraagt zich af, al vermoeid bij het idee, of die reliëfs stuk voor stuk zijn uitgebeiteld, of dat ze zijn gemaakt met mallen. ‘Anders zou ik die uitvinden’.

Zijn vrouw knikt in zijn richting en onthult, verontschuldigend: ‘Techneut’.

Maar die uitvinding is niet nodig, die hadden de Moren allang gedaan. Hun subtiele pracht en praal, het is een lust voor het oog.

Naast het Nasridpaleis staat iets dat er in het geheel niet bij past. Het doet denken, in zekere zin, aan de Mezquita van Córdoba. Daar hadden de nieuwe machthebbers hun stempel op het oude gedrukt door het nieuwe aan te brengen in het oude, in plaats van het oude eerste te verwoesten. (Een bekende gewoonte). Wellicht omdat het oude voor verwoesting te mooi was.

Dat laatste gold ook hier.

Helaas kon Karel V zich niet bedwingen om hier toch zijn eigen ei te leggen en hij deed dat pal naast het Nasridpaleis.

Israëls noemt het ‘eene historische treurigheid‘ en inderdaad steekt de rechthoekige, verfijningsvrije kolos

vreemd af in het geheel, als een giga-koekoeksjong in een nest paradijsvogels. En toch heeft het wat, vooral als je er binnengaat. Dan wacht er een verrassing: de enorme bouwmassa is van binnen… leeg. En rond. Het resultaat doet Palladio-achtig aan, naar de Italiaanse architect die gebouwen schiep die er veel nieuwer uitzien dan ze zijn.

Karels paleis herbergt Anno Nu een museum, met als voornaamste bezienswaardigheid een wenk:

‘Kijk ook achter je’.

Bij die aanblik waan ik me even terug in het Mokumse fietsverkeer, maar kort erna zijn we virtueel nog veel verder weg.

We stuiten, midden in het Moorse paradijs, op een Amerikaan. Groot is-ie en tegelijk wat uitgezakt. Een flanellen ruitjesoverhemd, dat doet denken aan de Midwest. In de roos. Hij komt uit Indiana.

Maar ook in ons land is hij al geweest. In Almelo.

‘Waarom dan nog Granada willen zien?’, vraag ik me hardop af. En, ik kan het niet laten, op wie gaat hij stemmen? Op de huidige president, Biden? Of kiest hij Donald?

Zijn antwoord is indirect. Eén ding weet hij zeker: de huidige president is de ‘greatest imbecile‘ die ooit president is geweest en bovendien ‘só immoral‘.

Dat doet de deur dicht, à la Alhambra.

Dan sjokt hij weg, met in de verte het restje sneeuw van de Sierra Nevada zich plooiend rond zijn hoofd.

Foutje, misschien, om ons te midden van een sprookje terug te laten brengen naar de realiteit.

Nou ja, die vinden we vroeg of laat toch weer terug. Vroeg zelfs, onderaan de wijk Albaycín. Een jonge man vertelt dat de realiteit hem dreef naar Nederland. Om er te werken in de glastuinbouw, ten tijde van corona. Granada = toerisme en corona betekende: toerisme = 0.

Daarbij wil ik weten of hij in ons lage landje nog is uitgebuit. Antwoord: nee. Niets te klagen. Dat bestaat dus ook.

Wat migranten betreft is het een constante van onze reis: we zijn in een gebied dat zo lang gedomineerd is geweest door de Moren. Maar waar zijn ze nu, de Noord-Afrikanen? Hoofddoeken? Bijna nergens te zien. Zijn ze er niet, of alleen niet in de toeristische stadscentra?

Hier in Granada zien we een paar Marokkanen, dat is alles.

Of kijken we niet goed? We doen er in elk geval meer ons best voor dan de jonge Engelse toeriste voor ons, in de bus naar Málaga. Ze kijkt wel, maar niet om zich heen. Ze kijkt op haar telefoon naar een film, die zich afspeelt in… een bus.

In Málaga zijn we terug op aarde. Het is er te druk, het horecapersoneel bijpassend nurks.

In de haven ligt een giga-motorjacht, een Russische oligarchenboot, zo lijkt het. Ernaast een mega-zeiljacht. Er wappert een Hollands driekleurtje op, met een NL-uitziende man al nippend op het achterdek. De achtersteven leest als een belastingconstructie Made in Malta.

VALLETTA

Enkhuizen

Het doet denken aan een relatief nieuw fenomeen, hier in de buurt. Dure jachten worden aangevallen. Door… orka’s. Maar waarom? Bij gebrek aan het echte antwoord: ze duiken op die patserboten tegen al die ontduiking.

Zelf gaan we weer opduiken in het vaderland. In het klein vlassen wij nu ook op een ‘verdienmodel’: als Air France opnieuw aanbiedt om onze terugvlucht te laten gaan, in ruil voor compensatie, dan doen we het meteen.

Maar je zal het altijd zien: net nu we de smaak te pakken hebben, krijgen we dat hapje niet meer voorgezet.

We vliegen langs de Sierra Nevada. Van bovenaf is het toefje nevada schokkend klein. Midden in de winter. Hoe zal het volgend jaar zijn? Wie weet gaan we dat dan wel bekijken. Want Andalusië, dat smaakt naar meer. Maar dan weer net als Israëls. Niet vliegen, dat is slecht voor de nevada, maar met de trein. Helemaal.

*

El Fin

*

*

Bijlagen: Andalusië / Culinair & ReisTips

TERZIJDE

Ook het Alhambra viel Israëls tegen. Het was het toen in deplorabele staat en de nu weer ruisende waterpartijen stonden droog.