Lissabon

 

LISSABON

Op-en-neer-stad.

Lissabon = fado = saudade. Dachten we. In onze koffer zit het boek van muziekdier, sigarenfan en Lijder aan Liefde voor Lissabon, de Vlaming Paul van Nevel. Tien jaar oud is zijn boek inmiddels.
We vragen het de taxichauffeur, of hij van fado houdt, de volkse zangkunst van Portugal. Antwoord: ‘Nee’. Te triest, vindt hij. Hoewel er ook vrolijke fado bestaat, zo doceert de chauffeur en hij stemt af op de fado-radiozender Amalia. En inderdaad, het idee van ‘vrolijke fado’ mag ons dan in de oren klinken als ‘zoete haring’, het blijkt toch waar te zijn.

We nemen onze intrek halverwege een colletje van de tweede categorie. Lissabon = op en neer. Vanaf ons onderkomen is het honderd meter klimmen naar een ‘Miradouro’, een uitzichtpunt met blik op de Taag, de rivier die Lissabon omarmt.
Zo machtig als de Taag, zo piepklein is het terrasje, iets verderop. We zetten er ons aan het ontbijt. Aan het belendende tafeltje zit een man. Te tekenen. In de weer met viltstiften en geodriehoeken. Het blijkt een architect. Of misschien beter gezegd: een revolutionair. Hij werkt aan een baanbrekende constructiemethode en vanachter zijn tafeltje op dat microterrasje bereidt Jorge zijn verovering van de bouwwereld voor. Ruim vijfhonderd jaar nadat veroveraars als Vasco da Gama vanuit Lissabon vertrokken, Here comes Jorge!

 

Jorge.S

 

Door zijn nieuwe methode moet bouwen aanzienlijk sneller en goedkoper worden. Onder meer. Maar het eerste gebouw dat op die manier zal worden opgetrokken, een hotel, komt niet in Portugal te staan.
‘Hier denken ze te langzaam’, lacht Jorge. Maar wat in Lissabon wel degelijk snel gaat is de renovatie. In veel oude panden zoemt, boort en klopt het volop. De reden: toerisme.

 

kandidaat.M
Binnenkort een B&B-paleis?

Het aantal toeristen stijgt snel. Verbluffend. Hoewel ik er zelf een ben, vind ik dat het er zelfs nu al teveel zijn. Net als Amsterdam lijkt Lissabon op koers te liggen richting een Venetië-syndroom. In 2014 brachten in zes maanden tijd ruim anderhalf miljoen toeristen in Lissabon de nacht door, ruim driemaal zoveel als het aantal inwoners van het centrum van de stad. Hoewel dat zorgt voor welkome inkomsten en de genoemde renovaties, gaat er een verdringingseffect van uit. Toerisme erin, eigenheid eruit.
Op zich zou de toeristenstroom nog niet al te storend zijn als de buitenlandse bezoekers de inleiding ter harte zouden nemen van ‘Portugal’, de gids van de Portugese Amsterdammer Rentes de Carvalho:

Het alleen of in groepsverband op een gebied neerstrijken van toeristen

 

leger.M

…lijkt in zijn gevolgen op een ware plaag, ook al krijgt die plaag over het algemeen de zegen van overheden, neringdoenden en zelfs van hen die er op korte of lange termijn onder te lijden hebben”.
De schrijver wil onderscheid maken tussen “hen die Portugal binnenvallen met het geweld en de lompheid van een wild invasieleger en hen die beseffen dat het doordringen in andermans intimiteit – of dat nu een huis is of een land – terughoudendheid vereist, bescheidenheid, eerbied voor andere zeden en gewoonten en het respecteren van een aantal formaliteiten.
(…)
Loop niet als een schoffie rond en bewaar uw korte broek voor het strand. (…) Een diep decolleté of nauwelijks iets verhullende kleding mag in Nederland misschien de gewoonste zaak van de wereld zijn, zelfs in het kosmopolitische Lissabon kan het een belediging lijken (…)
Carnaval is het alleen in februari, Portugal is Hawaii niet en bovendien neigt de plaatselijke smaak naar ernst, hetgeen op zich al reden genoeg is voor een zekere terughoudendheid
”.

Goed, dit zijn woorden van dertig jaar geleden. Ook Portugal is veranderd, maar toch. We tellen in bijna vijf dagen Lissabon slechts twee Portugese vrouwen die sexy zijn gekleed. Maar dan wel met stijl.
Intussen is de toeristenmassa nog veel groter dan toen de bovenstaande tekst geschreven werd en lijkt het wel of ‘De Toerist’ zich voordoet als een aparte diersoort die van verre te herkennen valt. Mannen, jong en oud, gaan daarbij nu juist standaard gekleed in het soort broeken dat Rentes de Carvalho alleen op het strand wil zien, daarbij hun meer of minder presentabele onderstellen – waaronder vele ‘melkflessen’ – tonend aan wie (niet) wil.

 

Museu de Arte Antiga.
Bijna synoniem: Jeroen Bosch en wonderlijke creaturen.

 

Het gevolg hiervan in het straatbeeld is dat je bijna niet meer het gevoel hebt in een echte stad te zijn, maar in een soort openluchtmuseum.
Gaandeweg vervliegt ook ons eerder zo vaste voornemen een fado-huis te bezoeken.

 

 

We krijgen de indruk dat fado meer en meer een lijk is, een mummie die ’s avonds overeind wordt gezet. Voor de toeristen. De nieuwe generaties Portugezen interesseren zich er niet meer voor, zo horen we.
Al komt er mogelijk een kentering nu enkele jongeren zich beginnen te wagen aan eigentijdse interpretaties van de fado, zoals in het Alpengebied bij het jodelen.
Kortom, ik begin te lijden aan een eigen variant van ‘saudade’, het melancholische Portugese levensgevoel. In de vorm van verlangen naar iets dat verloren ging en wellicht voorgoed.
Lissabon is nog steeds de moeite waard, absoluut. Maar we komen er te laat, zo lijkt het. Of te vroeg, voor het nieuwe. Of het vernieuwde.

 

Kentering?
 
Er is (altijd) hoop. In een restaurant ontmoeten we twee jonge vrouwen uit Heerlen. Ze proberen het tijdens hun vakantie ‘anders’ te doen, via een organisatie met de tegenstrijdige naam wehatetourismtours.com. Gespecialiseerd in Lissabon.
Zelf zijn de twee zeker anders. Ze lijken wel de enige jonge vrouwen zonder hun smartphone op zijn minst paraat. Ze hebben erover nagedacht, zo blijkt. Ze hebben er maar één meegenomen en die ligt in het hotel. Alleen ’s avonds laat kijken ze er een keer op. Tegen de smartphone-gekte.
Teken van een ommekeer, misschien?

Nee, als fado een lijk is dan bezoeken we liever andere doden en we begeven ons naar het kerkhof Alto de São João, een lievelingsplek van Paul van Nevel. Het is een verbluffend ‘stadje’, compleet met straten, huisjes en paleisjes. Vele zijn hermetisch afgesloten, in andere zie je de kisten gewoon staan. In één zo’n dodenhuisje lijkt te zijn ingebroken, ter gebruik als ‘Bed zonder Breakfast’.
Het doet je denken aan de armoede die er ook in Lissabon zeker moet zijn. En ondanks dat is het er opvallend schoon en tellen we in ruim vier dagen amper anderhalve bedelaar.

 

groot.M
Vijf sterren

 


klein.M
Zonder ster, maar wel met…

 

Hoe zit het trouwens met de reactie van de Portugezen op de crisis? Ook Portugal is door de financiële ’trojka’ zwaar op rantsoen gezet, maar de mensen rebelleerden nauwelijks. Hoe kan dat? Om twee redenen, zegt iemand. Ten eerste zijn Portugezen niet rebels van aard en ten tweede realiseerden ze zich dat er inderdaad echt iets moest gebeuren. Dat ‘iets’ nam weliswaar deels dezelfde vorm aan als in bijvoorbeeld Griekenland en Italië, waarbij vooral de minder sterke schouders een zwaardere last kregen te dragen, maar toch bleven de mensen rustig.
Want rustig zijn ze. En innemend. Zelfs in een grote stad als Lissabon kijken de mensen je vaak aan, met ogen waar je graag in kijken wil.

 

Gulbenkian
Eigenlijk is het gewoon een vorm van gerechtigheid, al moesten ze er dan 738 jaar op wachten. In het jaar 1231 ontviel aan de Lissabonners hun zo geliefde Heilige Antonius. Maar zijn verscheiden vond net elders plaats en sindsdien gaat hij dood door het leven als Antonius van Padua. Aldaar wordt apart zijn tong bewaard, omdat Antonius zo’n groot spreker was. Maar in Lissabon klonk vooral het knarsen van de tanden.

 

Toch is-ie van ons

In de vorige eeuw deed iemand het andersom. Hij vestigde zich aan het eind van zijn leven in de Portugese hoofdstad. Het was de zakenman Calouste Gulbenkian, van Armeens-Turkse afkomst. Zijn motto: ‘Beter een klein stukje van een grote taart dan een groot stuk van een kleine‘. Daarmee schopte hij het in zijn tijd tot een der rijkste mensen op aarde. Zo stond hij onder meer mede aan de wieg van het gefuseerde bedrijf Royal Dutch Shell.

Tijdens het kunstverzamelen concentreerde hij zich bij veel taarten alleen op de kersen en liet bij zijn overlijden het resultaat na aan de Portugese staat. Alsof je de Graaf van Montecristo op de thee krijgt, die bij vertrek een zak vol diamanten op tafel laat staan.
In 1969 opende het fraaie Gulbenkian Museum zijn deuren. Bij een bezoek aan Lissabon kan en wil je er niet omheen. Erbinnen is veel om lang bij stil te staan, maar Anno 2015 nog iets langer bij een schitterend Assyrisch reliëf. Uit Nimrud. Bij veel kunst die vanuit het (Midden-)Oosten zijn weg vond naar het westen, is in feite sprake geweest van roof. Daarbij werd steevast als excuus aangevoerd: ‘Als wij dat niet hadden gedaan, dan was het daar verloren gegaan’. Het is een uitleg die de rovers uitstekend uitkwam en die, terwijl Islamitische Staat in Nimrud en elders ‘ketterse’ kunst aan stukken slaat, toch weer iets aan overtuigingskracht gewonnen heeft.
(Minder overtuigend is de religieuze achtergrond van de huidige beeldenstorm, nu IS veel van wat aan kunst verkoopbaar is niet vernietigt, maar te gelde maakt).

We beklimmen de befaamde Toren van Belém, richting de oceaan. Vroeger lag-ie veel meer in de rivier, kloek en fraai. Perfect passend bij de brok in de keel die de Portugese zeevaarders moeten hebben gekregen wanneer ze ‘m weer zagen.

Ook vandaag de dag trekken veel Portugezen erop uit voor hun werk, dat dicht bij huis moeilijk te vinden is.

 

Halte.M
Bushalte
 
We spreken een jonge farmacoloog. Net afgestudeerd en nu al een baan in een Lissabons ziekenhuis. Een wonder met een reden. Hij geeft het eerlijk toe, zich bijna verontschuldigend. Hij had de juiste connecties. ‘Het zou niet zo moeten zijn’, zegt hij. Maar zo is het.
Misschien gaat hij later aan de slag in het buitenland. Maar terugkomen zal-ie, dat weet hij nu al. Want wat ze in het buitenland ook maar kunnen hebben dat Portugal niet heeft, van één ding, het belangrijkste, hebben ze minder: Portugezen.

Terug naar het vliegveld.
‘Ja!’, zegt de taxichauffeur. Hij houdt wél van fado en direct worden we via de radio omhuld door smartelijk gezang.
Hebben we ons vergist…?

*

Lissabon Varia

Info Algemeen

– Met de Lisboa Card reis je zorgeloos met het (uitstekende) openbaar vervoer. Daarnaast heb je, gratis of met korting, toegang tot tal van musea en attracties.

– Proberen je met Spaans verstaanbaar te maken wordt niet op prijs gesteld. Maar mede dankzij ondertiteling op tv lopen de Portugezen wat vreemde talen betreft lichtjaren voor op de Italianen.
Mocht Engels niet werken, probeer dan Frans.
(Crème caramel klinkt in het Portugees veel leuker: Pudim Flã).

– De poëzie groeit er op de bomen:

somos.S

Vertaling, vermoed ik: ‘We zijn meervoudig enkelvoud‘.

– Het percentage Fransen in de toeristenstroom is opvallend hoog.

 

water.S
Watermuseum.
Ook water moet blijven stromen, een hele toer.

 

– Qua koffie en eten winnen de Italianen het, maar de Portugese wijnen die we dronken waren prima.

– De Lissabonner Francisco de Holanda was een van de belangrijkste figuren van de Portugese renaissance. Bovendien een neef van de enige Nederlandse paus ooit, Adrianus VI.

– Over geloof en op-en-neer gesproken: in 1755 ging zo’n 85% van Lissabon neer, bij een verwoestende aardbeving (8,5 op de schaal van Richter!). Plus enorme brand. Plus een drietal tsunamis.
En wanneer? Tijdens Allerheiligen. Toch bleven ze geloven.

– De rivaliteit tussen Porto en Lissabon lijkt in het noorden sterker te leven dan in de hoofdstad. ‘Misschien omdat nogal wat van hun geld naar de hoofdstad gaat’, oppert iemand.
Klik hier voor het artikel op deze site over Porto.

Dertig jaar verslaafd aan Lissabon, door Paul van Nevel / Uitgeverij EPO

Taaie tegels. Van nog (net) vóór de beving
 
– Probleempje voor Van Nevel? Hoewel de Lissabonners krachtig paffen, zijn goede sigaren er met een lantaarntje te zoeken. En dat in een land met voormalige ‘sigarige’ koloniën.

Portugal, door José Rentes de Carvalho / Uitgeverij De Arbeiderspers

*

© 2015 Joost Overhoff