Het Egeltje en Het Stekelvarken

Terug

*

*    VERSE FABELS    *

*

4

HET EGELTJE en HET STEKELVARKEN

Het egeltje keek omhoog, naar zijn moeder. Hij kreeg er bijna een stijve nek van, zo hoog torende zijn moeder boven hem uit.
‘Wat ben jij toch groot!’, riep het egeltje.
‘Tja’, zei zijn moeder, ‘zo is het nou eenmaal: kinderen zijn klein en groten zijn groot’.
‘Maar jij bent wel érg groot’, vond het egeltje.
‘Mwoah’, zei mama, ‘dat valt wel mee. Je vader was groter, althans dat probeerde hij’. Ze zette erbij haar stekels op, om nog iets groter te lijken. Het egeltje werd er bijna bang van. Hij had zijn vader nooit gezien. Zijn moeder had hem verteld hoe dat kwam. Papa had een ‘verkeersongeval’ gehad. Dat vond het egeltje heel deftig klinken. Zijn moeder had er nog bij verteld dat papa ‘geen enkele blaam trof’. Dat hij van rechts gekomen was, maar dat die auto gewoon geen voorrang had verleend. Dat van die ‘blaam’ en het voorrang ‘verlenen’ had het egeltje ook heel deftig gevonden, maar dat was vooral omdat zijn moeder zo deftig was. Ze had hem geleerd dat auto’s juist bijna nooit deftig waren. Je kon ze gewoon niet vertrouwen, die enge dingen. Ze reden maar raak. Letterlijk.
‘Zijn pennen lagen overal in het rond’, zei mama, die ervan schrok dat ze het zei. Alsof de kleine egeltjesziel dat misschien niet kon hebben. Maar dat viel mee.
‘Was-ie ook plat?’, vroeg het egeltje.
‘Steeds platter’, bekende zijn moeder die zich realiseerde dat ze er zelf over begonnen was.
‘Hoe bedoel je?’, vroeg het kind.
‘Laat maar’, zei mama en gelukkig dacht het egeltje alweer aan iets anders.
‘Wanneer ben ik nou zo groot als jij?’, vroeg de kleine.
‘Nou…’, zei zijn moeder, ‘dat gaat nog wel een tijdje duren!’ Daarmee probeerde ze zelf aan tijdwinning te doen, om het onvermijdelijke zo lang mogelijk uit te stellen.
Ze keek naar beneden en gaf het egeltje een aai. Pijn deed dat niet. De stekeltjes van het egeltje waren nog klein en mama had stevige klauwen die wel een steekje konden hebben.
Hoe lang zou ze het nog kunnen volhouden, vroeg ‘mama’ zich af, om het egeltje voor de gek te houden? Wanneer zou het egeltje doorkrijgen zelf een egeltje te zijn, terwijl zijn ‘moeder’ een stekelvarken was? Goed, ze prikten allebei, maar het verschil was enorm.
‘Mama’ kon zich er alleen niet toe zetten het te vertellen, dat ze niet echt de mama was. Dat kwam niet doordat ze zelf zo graag een mama wilde zijn – nou ja, dat ook wel – maar vooral omdat ze het egeltje niet durfde te zeggen dat zijn echte ouders er niet meer waren. Omdat zijn moeder in het zwembad van De Dame gevallen was en zijn vader er vandoor was gegaan met een ander.

egel.M

Al opgroeiend probeerde het egeltje zijn moeder na te doen, maar dat viel niet mee. Een echt stekelvarken valt aan ‘andersom’. Maar bij het achteruit rennen struikelde het egeltje voortdurend over zijn eigen pootjes. En echte stekelvarkens kunnen ratelen met hun lange pennen, maar hoe het egeltje ook schudde, hij hoorde niets.
Zijn adoptiemoeder had er medelijden mee en zei tegen het egeltje dat hij zich geen zorgen moest maken, dat kinderen nu eenmaal niet hetzelfde zijn als hun ouders. Haar zoontje, zo hield ze hem voor, ‘was vast goed in andere dingen. Je zal het zien! Misschien ben je wel creatief’.
In één ding bleek het egeltje zeker creatief. Het eten dat hij van zijn moeder kreeg beviel hem namelijk niet in het minst. Wortels, knollen, het egeltje zag er niks in. Wanneer zijn moeder even niet keek werkte hij al dat ‘vega-voer’ weg onder de struiken en verschalkte daar in één moeite door een torretje, een krokante oorwurm en een paar lekkere pissebedden.
Het was herfst, inmiddels, en het stekelvarken begreep dat het moment van de waarheid naderde. Het werd kouder en het egeltje, dat nog net geen egel was, begon steeds vaker te gapen.
Het stekelvarken schraapte de keel, maar wist nog steeds niet goed hoe te beginnen.
‘Ehm, ehm… Kleine Stekelsnuit…’
‘Ja’, zei het egeltje op afwachtende toon.
‘Ehm’, hakkelde mama weer. ‘Ik heb goed en slecht nieuws’.
‘Oh?’, zei het egeltje. ‘Eerst het goede dan maar, dan heb ik dat tenminste binnen’.
‘Nou nee’, bedacht zijn moeder, ‘ik begin met het slechte. Dan eindigt het beter’.
Daarop brandde het stekelvarken los over hoe alles was gegaan en dat het egeltje dus eigenlijk het kind van een ander was.
Het egeltje keek sip, maar ook nog iets ongelovig. Nog één keer schudde hij met zijn hele lijf heen en weer, zo hard als-ie kon. Maar hij hoorde… niets. En zuchtte.
‘Oké’, zei hij na een pauze. ‘En het goede nieuws?’
‘Het stekelvarken keek stralend en gaf het egeltje weer een aai. ‘Van goede nieuwsen heb ik er zelfs twee’, zei ze. ‘Let op! Nummer Eén: vanaf nu kan je gewoon jezelf zijn…’
‘Hmm’, zei het egeltje, dat nog niet wist wat dat dan was, en of hij daar wel iets aan had. ‘En twee?’
‘Twee is dat je binnenkort héél lang mag slapen. De hele winter lang’.
‘Ah’, dacht het egeltje dat die gedachte wel wat leek. En daarbij gaapte als vanzelf.
‘En jij dan?’, vroeg hij, tussen het gapen door.
‘Ik’, zei het stekelvarken, ‘ik blijf hier gewoon wachten tot je weer wakker wordt. Ik rommel wat rond en werk wat aan mijn verzameling’.
‘Verzameling van wat?’, vroeg de egel, die ineens geen egeltje meer leek.
‘Mijn bottenverzameling’, zei het stekelvarken trots. ‘Kom maar eens mee’.
‘Mama’ troonde de egel mee naar een verscholen hol waar haar pleegzoon nog nooit was geweest. Er binnenin was het duister, maar er viel nog net genoeg licht naar binnen om te kunnen zien wat daar lag. Een gi-gan-tische collectie botten.
Het bekkie van de egel viel open. ‘Wat moet je daar mee, mama?!’, vroeg bij beduusd.
‘Geen idee’, zei het stekelvarken. ‘Gewoon, hebben’.
‘Misschien toch goed dat ik mezelf mag zijn’, dacht de egel in stilte, terwijl het stekelvarken hem meenam naar een speciaal hoekje.
Ze stond stil en haar stem begon te trillen: ‘Hier liggen je vader en je moeder. Nou ja, mijn man en jouw moeder’, corrigeerde ze. ‘Je moeder was door De Dame begraven in een hoekje van haar tuin, maar ik ben zo vrij geweest je moeder daar op te graven’.
De egel keek naar de twee skeletten en slikte. De man van zijn pleegmama was zo plat als een dubbeltje, maar er lagen een paar stekels op. En zijn eigen moeder, tja. Zij was zichzelf geweest, maar te kort. En hij? Hij moest weer gapen. Het leek wat oneerbiedig, maar hij kon het niet helpen.

stekels.L

Niet lang daarna begon de egel aan zijn eerste winterslaap. Hij nam afscheid van zijn pleegmoeder en rolde zich op in een holletje tot een bolletje. En droomde. Dan weer dat hij een stekelvarken was, dan weer een egel. En dat hij zwemles had. Het duiken ging goed, maar de rugslag wilde nog niet lukken.

*

©  Joost Overhoff

Alle Verse Fabels