Over een biografie.
Alweer een tijd geleden besteedde ik een blogpost aan deze 19e-eeuwse schrijver-dichter-politicus-allesregelaar en seriële schuinsmarcheerder. Dat eindigde met een bezoek aan de presentatie van een biografie over hem. Laatst kreeg ik dat kloeke werk cadeau. Dank!
Maar viel het mee of tegen? Tegen.
Moet ik er dan verder wel iets mee? Mag ik de lezer wel vermoeien met iets dat tegenvalt? Moet ik niet alleen met iets komen waar ik enthousiast over ben, zoals ik inmiddels doe bij films? Eigenlijk wel. Maar toch… Er valt wel degelijk iets over te zeggen waar de lezer iets mee kan.
Het boek ziet er prachtig uit. Precies zoals je als biograaf zou willen dat de vrucht van al je werk eruit ziet: mooi gebonden, fijn papier, goed gedrukt en een fraaie omslag met daarop een innemende afbeelding van ‘Een Bezielde Schavuit’, zoals de ondertitel luidt. Leeslint.
Kortom, wat wil je nog meer? Heel wat. Zo is deze biografie zowel te dik als te dun. Een hoog babbelgehalte leidt tot een overdaad aan details in de sector Privé en een tekort aan substantie inzake Van Lenneps bijdragen aan openbare werken.
Door bovendien aan speculeren te doen wat het gevoelsleven van de schavuit betreft, maakt het geheel geregeld een wat ‘Libellige’ indruk. Of moet je tegenwoordig zeggen ‘à la Linda’?
Ben ik dan zelf zo weinig romantisch ingesteld dat ik vooral zit te wachten op Van Lenneps avonturen inzake de Duinwaterleiding van Amsterdam en de aanleg van het Noordzeekanaal (en daarbij dan karig wordt bediend)? Misschien.
Maar als Van Lennep Sr. zijn zoon wil aanspreken op een buitenechtelijk avontuur en daarmee even wacht totdat Van Lennep Jr. uit de slaapkamer tevoorschijn komt, suggereert de biografe: ‘Na de coïtus, wanneer immers iedereen een beetje triest pleegt te zijn, zou hij hem aanspreken’.
Zoiets kan ik niet anders zien dan voort te komen uit een Boeket-brein en niet uit een wetenschappelijke geest. De biografe, toch een emeritus-hoogleraar, weet helemaal niet of die coïtus werkelijk heeft plaatsgevonden. Of was ze erbij? En hoezo ‘immers’, ‘iedereen’, ‘een beetje triest’? En zou de timing van papa zo onfeilbaar zijn dat hij, als de daad inderdaad (zo) zou hebben plaatsgevonden en er ook van die triestheid sprake zou zijn geweest – omdat die daarna immers iedereen overvalt – dat hij dan dat wiebelmoment met succes zou kunnen hebben exploiteren om daarmee zijn zoon weer op het rechte pad te krijgen? Als hij al gedacht had dat die gemoedstoestand qua overredingskans enig verschil zou maken.
Een biograaf moet zich blijven realiseren dat een biografie over de gebiografeerde gaat en dat hij/zij de lezer niet ook nog eens moet bezighouden met wat de biograaf er zelf van vindt. Op meerdere plaatsen kan de biografe het echter niet laten om mee te delen dat zij in onze tijd moeite heeft met meningen/gedragingen van Van Lennep in zijn tijd. Sterker, daarbij spreekt ze soms zelfs voor ons allemaal. Zoals bij het ‘vinken: een in onze beleving zeer wrede sport’.
Opvallend is ook het soms vreemd inconsistente taalgebruik van de auteur. Zo trek je je wenkbrauwen op bij het lezen van “geïnvolveerd in het studentenleven”, maar denk je nog: ‘Vooruit, het gaat hier ook over een voorbije tijd, dus een overdreven deftig woord moet kunnen, in een zo deftig uitziend boek over een deftig iemand bovendien’.
Maar nog wonderlijker, en talrijker, zijn de passages waarin de auteur uit de hoek meent te moeten komen met juist het tegenovergestelde, zoals de “pomp voor zijn kanis” die iemand van Van Lennep zou kunnen krijgen.
Zijn dat (mislukte) pogingen populair te doen en zo een groter publiek te bedienen (dat zo’n boek toch niet gaat lezen), of is het de taal die de auteur eigenlijk eigen is?
Wat ervan dan ook de reden mag zijn, die vreemde projectielen zien er bij landing uit als propjes kauwgom op een chocoladetaart.
Dit alles neemt niet weg dat we blij mogen zijn dat iemand de moeite heeft genomen deze titanenarbeid te verrichten. Als er iets opvalt aan Jacob van Lennep, dan is het wel zijn enorme werkkracht. Hij schreef per kubieke meter: gedichten, romans, historische werken, brieven, redevoeringen. Daarnaast bemoeide hij zich met zo ongeveer alles, was Kamerlid, rijksadvocaat, lid van talloze verenigingen en wat al niet. Zo duizelingwekkend veel, dat je je afvraagt hoe hij ook nog tijd had voor al zijn amoureuze escapades, inclusief alle kroost die daar het gevolg van was. Los van zijn tomeloze energie moet het antwoord deels zijn dat hij niet werd afgeleid door televisie of Twitter & Co. Maar, hoe dan ook, betekent het vele overuren voor een biograaf.
Gek genoeg deden al deze honderden bladzijden bij mij niet het idee opkomen nu eens iets van Jacobs literaire werk te gaan lezen. Flarden geciteerde rijmelarijen helpen daar niet bij, alsof al zijn geschrijf de tand des tijds niet heeft kunnen doorstaan. Anders dan de duinwaterleiding (Eeuwig Dank!) en anders dan het werk van zijn protégé Multatuli. Al kreeg ook Van Lennep wel degelijk last van die notoire lastpak, toch zette hij zich in om met name de Max Havelaar gepubliceerd te krijgen. (Hulde!)
Nogal wat lezenswaardigs aan deze biografie valt te rubriceren onder de rubriek ‘Terzijde’. En passant kom je van alles te weten over tal van straten en kades waar je vertrouwd mee bent, maar waarvan je vrijwel geen beeld hebt wat hun naamgevers betreft. Zoals daar zijn, onder meer: Bilderdijk, Da Costa en ‘De Schoolmeester’.
*
Terzijde Deel 2
Ook op Jacobs palmares: het behoud van de Ridderzaal.
De presentatie van het boek in het Amsterdamse Stadsarchief maakte in elk geval één ding duidelijk: al die onstuitbare procreatie van de Van Lenneps heeft geleid tot een uiterst gezellige boel.
Hoeveel nakomelingen waren er afgekomen op deze viering van hun illustere voorvader? Geen idee. Veel.
(Maar ik geloof niet dat ze, ondanks Jacobs inspanningen, Mokums water dronken).
Joost Overhoff
*
JACOB VAN LENNEP
Een bezielde schavuit
door
Marita Mathijsen
Uitgeverij Balans
*