Geurmonster

Wijn kan ‘kurk hebben’. De schuldige: TCA. Sterker kan iets nauwelijks geuren. Om bang van te worden…

Eindelijk. Ik heb ‘m weggedaan, mijn doos van Pandora. Nou ja, een echte doos was het niet en die van Pandora bevat allerlei ellende waar je nog geen weet van hebt. Een soort levende lijken in de kast. Ik, daarentegen, wist met wat voor ‘lijk’ ik te maken had. Sterker, ik had het zelf besteld. En toch klopte de vergelijking met Pandora in zoverre wel degelijk, dat alleen al bij het idee van het opendoen de haren je te berge rezen.
In mijn ‘doos’ zat TCA, voluit: 2,4,6-trichlooranisol. Het is de chemische stof die zorgt voor de vermaledijde ‘kurksmaak’, vooral bekend van wijn. Als die zich eenmaal in je geurgeheugen genesteld heeft, herken je ‘m uit duizenden. Niet alleen in wijn, maar soms ook in wortels, op champignons en meer. Een bewijs dat die gemene geur niet alleen hoeft te komen van natuurkurken in flessenhalzen.
Eén ding is zeker, voor het ontstaan van TCA moet ergens een een chloorcomponent aanwezig zijn. Zo kan het zelfs gebeuren dat wijnbedrijven in hun geheel met TCA worden besmet, bijvoorbeeld als ergens in de constructie hout voorkomt dat met chloorverbindingen ‘veredeld’ is.
Te vaak, echter, komt kurksmaak in wijn via de kurk. Weliswaar probeert men in het productieproces van natuurkurk nu van alles om TCA uit te bannen, maar het is te laat. Steeds meer mensen hebben er genoeg van. Waaronder ik. Al stoeiend met de uitgever over de titel van mijn wijnboek kwam ik daarom met iets radicaals: ‘Weg met de kurk!’ Maar dat was de uitgever destijds te dol. De mensen waren nog teveel gehecht aan draaien en ploppen. Velen zijn het nog steeds.
Daarom dacht ik aan een stunt. Wat nu, als je in elk boek een geurmonstertje zou doen? Een microsnufje TCA? Zodat vanaf dat moment de lezer bij elke besmette fles meteen krachtig uit zou roepen: ‘Kurk!’ In plaats van, op twijfeltoon: ‘Apart’.
Maar ja, hoe klein zou zo’n snufje dan moeten zijn? TCA heeft namelijk een extreem lage zogeheten ‘geurdrempel’. Het is voor een mensenneus al waarneembaar vanaf een concentratie van 0,000000005 gram per liter.
Uit nieuwsgierigheid bestelde ik via een bevriende chemicus een ietsiepietsie van die stank. Puur. In een flesje dat niet zou misstaan in een poppenkast. Een heel klein beetje wit poeder zat erin. Dat flesje heb ik nooit open gedaan. Ik rook het zo wel, terwijl het flesje nog dicht zat. Angstaanjagend. Alsof er een dodelijk virus bij je thuis op tafel staat. Ik deed het flesje in een plastic zakje, het geheel in een potje en plakte de deksel daarvan dicht. Het bleek niet voldoende. En dus ging ik door, panisch, terwijl ik van het aantal verpakkingen de tel kwijt raakte. Pas na een echt grote pot hield ik op, omwikkelde ook daarvan de afsluiting met een overdadige hoeveelheid tape en zette mijn stille variant van Frankenstein weg op een hoekje van het balkon.
Jarenlang stond-ie daar, tot gisteren. Ik besloot mijn pot van Pandora weg te doen. Maar eerst wilde ik ‘m nog één keer openmaken. Om het aantal verpakkingen te tellen en ze uit te stallen voor een foto.

 

 

Pot van Pandora.M

 

Ik pakte de nog dichte pot en maakte eerst een opname van het geheel. Ik bracht de camera naar mijn oog en rook… kurk. Het kwam van mijn vingers, die na al die tijd heel even de Pandorapot hadden aangeraakt. Pure horror. Ik deed de pot in een nieuwe plastic zak, die weer in een andere, en bracht ‘m weg. Nu net. Naar een inzamelpunt voor chemisch afval.
Als ze er maar niet mee gaan gooien… En hoe zal het gaan vannacht? Zal ik ervan dromen? Van wat er gebeurd zou zijn als mijn idee van ‘een snufje in elk boek’ ook echt was doorgegaan.

 

*

©  Joost Overhoff