Wonder

Om in te lijsten:

HET WONDER



Ze wilde een kind. Ze kreeg: kanker. Haar beide borsten werden verwijderd en haar eierstokken. Haar illusies: weg.
En toen, toen voelde ze iets in zich groeien. Iets dat groeien mág, groeien wil, groeien moet. Tóch nog! Een wonder.

Wonder.L
Ander wonder. Minder groot, groot genoeg.

Kader
Dit is een verhaal om in te lijsten. Het is een verhaal dat iedereen gelukkig maakt en tot steun kan dienen voor mensen die leven tussen hoop en vrees. Het is daarom dat de moeder bereid is haar wonder met anderen te delen, al blijft ze zelf graag anoniem.
We spreken elkaar bij haar thuis. Een eenvoudige woning in een buitenwijk van de Randstad. Daar, in de box, ligt het wonder. Haar baby. Een wolk van een jongen, zelfs al ziet-ie wat bleekjes. En zijn moeder mag dan de wereld laten delen in het wonder dat hij is, zelf laat hij mamma delen in zijn griep. Niet in dat rode vlekje. Zou het een waterpok zijn? Mamma vraagt het zich af, zoals zovele moeders dat doen. Net als de anderen. En ook zoveel andere moeders zien hun baby als een wonder. Terecht. Maar dit verhaal is anders dan andere.
Het is het verhaal van een rustig stel ouders. Gelukkig maar. En als je een verhaal hebt om in te lijsten, komt het ook goed uit dat de vader lijstenmaker is.
De moeder is psychotherapeute. Een bijzondere combinatie van beroepen zou je zeggen, maar toch ook weer niet. De psychotherapeut en de lijstenmaker, beiden kijken aandachtig naar wat ze voor zich hebben en plaatsen dat dan in een kader.

Hoop en vrees
Een kinderwens had de moeder allang. Die zat wellicht al verpakt in haar studiekeuze, hoe vaag dan ook. Ze koos voor pedagogiek, ‘iets met kinderen’. Maar wat haar eigen kinderen betrof bleef het lang niets.
Pas op haar zevenendertigste vond ze de relatie die ze wilde. De tijd begon langzaamaan te dringen. Ze stopte met de pil. Haar leven lang gewend aan een onregelmatige cyclus, was ze even (on)regelmatig over tijd. Er gebeurde niets. Was ze wel vruchtbaar?, vroeg ze zich af. Wat moest ze doen? De maanden gingen voorbij. Wachten? Een hormoonbehandeling?
Ondertussen waren er twee dingen zeker: ze had hoop én het geluk van een relatie. Maar ondertussen pakten zich op de achtergrond donkere wolken samen. Dreigende wolken.
In haar familie heerste kanker. BRCA1, een genetische fout die vaak tot borstkanker en de nog gevaarlijker kanker in de eierstokken leidt. De gevreesde ziekte die al eerder haar tantes tot zich genomen had, begon nu ook zijn tentakels naar de volgende generatie uit te slaan. Een nichtje werd ziek. Een andere liet daarna haar angst verwijderen, operatief. Preventief.
Wat moest de vrouw die zo graag moeder wilde worden? Een genetisch onderzoek, om te zien of ze ook draagster was van het foutieve gen?
Als ze zou weten dat ze het had, wat dan? Ook alles preventief laten weghalen? Dus geen kans meer op een eigen kind? Toch nog proberen er één te krijgen? Met de kans dat je die genetische fout weer doorgeeft? Maar dezelfde kans dat je ’m niet doorgeeft, of dat die in de toekomst kan worden hersteld. Duivelse dilemma’s.
Ze besluit tot onderzoek.

‘Positief’

Juni 2003. Uitslag van de test. Ze is draagster, ze is ‘positief’. Negatiever kan ‘positief’ niet klinken.
Wat te doen? Er is altijd nog een kans dat ze niet ziek zal worden. Ze dubt, zucht, wikt en weegt. En neemt een besluit. Haar borsten wil ze houden, haar eierstokken niet. Die wil ze laten verwijderen voor het te laat is. Maar nog niet meteen…
Ze voelt dat met de bedreiging voor haar eigen leven het verlangen naar nieuw leven alleen maar groter wordt. Ze voelt nog meer: haar borsten. Ze denkt dat het psychisch is, maar zo is het niet. Ze is zwanger.
Onverwacht in verwachting, al zo’n acht weken! Het is een zoet geluksgevoel dat precies één week duren zal. Dan komt de miskraam. Precies rond de verjaardagen van haar en haar man, die vrijwel samenvallen. Het huis vol mensen in feeststemming, onwetend van de pijn van de jarigen, die het kleinste grote cadeau op aarde net hebben verloren.
Toch, terugkijkend, was er niet alleen maar pijn. Een beter bewijs dat ze zwanger kón worden was er niet. En dan die week, die ene heerlijke week! Als het daarbij zou blijven, had ze die tenminste gehad.
Daarnaast sterkte haar de gedachte dat ze, door het leven op de proef gesteld, overeind was gebleven. En dat was nog niet alles. Na de doorgemaakte zwangerschap werd haar cyclus regelmatiger.

Nee! Toch?
Het is maart 2004. In de agenda staat het genoteerd, een vruchtbaarheidsbehandeling. Maar in de agenda stond niet wat ze de week ervoor zou voelen. Een knobbel in de borst. Is het echt waar? Nee! Nee!!
Ook psychotherapeuten zijn mensen, net als doktoren, na een spreekuur vol gezondheidsadviezen al rokend aan de bar. Als psychotherapeute kon ze haar cliënten zeggen: ‘Je drukt het weg’. Nu deed ze het zelf. Ze ontkende wat haar vingers hadden verteld.
Ze zei het tegen niemand, ook niet tegen haar moeder, bij wie ze op bezoek ging. Tot haar oog viel op een schrift dat daar op tafel lag. Ze begon te lezen. Het was een dagboek van één van haar tantes, over de laatste dagen voor het overlijden. Bijna als een postume aansporing haar eigen ontkenning te bekennen.
Ze liet zich onderzoeken. Het vonnis kwam, op de dag dat haar vruchtbaarheidsbehandeling had zullen beginnen.

‘Vrije’ keuzes
De vrije keus krijgen kan genadeloos zijn. Vooral als dat ‘vrije’ zo relatief is. Het lot van de aangetaste borst is bezegeld, maar de patiënte mag zelf bedenken of ze de gezonde wil behouden. Weer twijfel, zuchten.
Ze kiest voor allebei. Allebei weg.
Het is niet het einde van de keuzes. ‘Hoe wilt u er daarna uitzien, welke maat, welke vorm en met welke techniek? Kiest u maar’. Veel tijd is er niet.
En dan, die onvergetelijk avond, waarop je voor de spiegel staat en je jezelf voor het laatst ziet zoals je bent. Of was?

‘Ik niet’
Chemotherapie. En alweer blijkt de psychotherapeute zelf een mens. Ze denkt: ‘Anderen worden kaal, ik niet’, als door een wonder.
Het wonder komt niet. Haar man scheert de plukken weg als het verval onhoudbaar blijkt.
Tegenstrijdiger kan je je van binnen niet voelen. Terwijl je zo hoopte op iets dat in je zou groeien, voel je je vergiftigd door stoffen die juist alles wat groeit vernietigen. En jezelf er bijna bij.
Het is in die tijd dat een vrouwenarts haar zegt: ‘U kunt nu maar beter geen kinderen meer krijgen’. Ze legt het uit als dat in haar situatie de vrucht zich niet meer volwaardig kan ontwikkelen.
Verder heeft die raad bijna iets terloops, iets vanzelfsprekends, omdat zij, omdat niemand er meer op rekent. Sterker, ze is nu vastbesloten de sluipende moordenaar de pas af te snijden waar hij het meest genadeloos toe kan slaan, in de eierstokken. Zoals haar eerdere zwangerschap bewees dat ze vruchtbaar kon zijn, heeft haar kans op kanker zich al één keer in werkelijkheid omgezet.
Inmiddels is ze 41. Nog voor het eind van het jaar zal ze de kans op een kind opofferen om haar eigen leven te redden. In november moet het gebeuren. Zo kan ze voor haar gevoel het nieuwe jaar met een schone lei beginnen. Gezond en zonder dreiging.

BRCA1 =
Intussen voelt ze zich weer goed, maar kan ze het nog niet aan om weer aan het werk te gaan. Ze voelt: ‘Eerst haren, dan werk’, en wordt ongeduldig terwijl de datum voor de volgende operatie steeds verder verschuift. BRCA1 = de tijd voelen tikken.
Pas op 21 december is het zover. De eierstokken weg. Een nachtmerrie is voorkomen en een droom is voorbij.
Oud en Nieuw brengt het gehoopte gevoel van bevrijding. Ze laat het oude, het zieke, achter zich. Het nieuwe wenkt, schoon en zuiver. Champagne!!
Februari, skiën! Suizen en vallen. Wijn, feesten, leven!
Maar het bijhouden van de anderen gaat niet makkelijk. Is het gek, na alles wat ze achter de rug heeft? Nee, natuurlijk niet.
Ze heeft honger. Logisch, met al dat skiën. Ze komt aan. Het zal wel de overgang zijn.
Terug in Nederland wordt ze niet dunner. Sterker, ze krijgt een wat vreemde vorm. Mooier wordt ze er niet op, vindt haar man, en ze is het met hem eens. Dan flitst het door haar heen. ‘Het zal toch niet…?’
Ze gaat bij zichzelf op consult. De diagnose: ‘Je kan het niet loslaten. Klas-siek, klassiek. Toe maar, laat maar los’.
En toch wil het vraagtekentje in haar hoofd maar niet vertrekken.

?

Het is 21 maart 2005 wanneer ze binnenstapt bij de drogist. Naar huis. De test. De uitslag. Ze staart. Is sprakeloos. Geen woord kan ze uit brengen als ze haar man het bewijs laat zien. Maar waarvan? De lijstenmaker heeft geen kader voor predictors.

Toch nog!
In verwachting. Tóch nog! Het is niet te geloven. Maar een geluksgevoel blijft dit keer uit, integendeel. Een gevoel van diepe ellende is het nu, en van schuld. Dat ze onverwacht, ongewild een gedrocht in zichzelf heeft laten ontstaan, een klein monster. De dokter had toch gezegd dat ze beter niet…
Naar ‘m toe, met angst en beven. En ook de dokter schrikt. Om meer dan één reden, maar niet omdat er iets mis is met haar kindje (zie inzet). Een superbaby is er in de maak, al vierenhalve maand. Sinds de laatste eisprong in haar leven.
Een jongetje! Met een sterk verlaagd risico als ook hij onverhoopt drager zou zijn. Wat een feest. Ondersteboven is de moeder nu. Hoe kan het anders, als de centrifuge van het leven telkens een andere kant op draait?
Daarna wordt ze blij en rustig. Sereen. Zwangerschapsyoga, samen met moeders die kinderen ‘nemen’, klagen en babbelen over borstvoeding. Naar een babywinkel, nog steeds met iets van ongeloof.
En dan, opnieuw paniek. Zwangerschapsvergiftiging. Dat waar haar eigen moeder een kind aan verloren heeft.
Naar het ziekenhuis. De bevalling wordt ingeleid, maar moeder en kind reageren averechts. De hartslag van de baby daalt. Opeens staat er iemand in operatiekleding naast het bed. Een keizersnede. Meteen!
Rennen met het bed door de gangen. De plafonds, de wanden flitsen voorbij. ‘Het zal toch niet, het zal toch niet…?!’
De operatielampen branden. De narcose is plaatselijk.
En dan, dan huilt er iets. Maar de kleine jongen is daarin niet alleen. Zijn ouders huilen met hem mee.

Dankbaar
Het is 2006 en mamma geeft haar baby de fles. Dat ze geen borst meer heeft om ‘m te geven kan haar nauwelijks deren. De dankbaarheid overheerst, dankbaarheid voor het nieuwe leven. Dat het, de hoop voorbij, toch nog mocht gebeuren.
Haar zoon heeft een mooie, Hollandse naam. Maar ik noem hem gewoon: Wonder.

Wonder2.M

*

©  Joost Overhoff