De Varenkust IV

 

 

DE VARENKUST

Met de trein naar de Spaanse noordflank.

IV

Onze platte cirkel is bijna rond.
In het hotel in Bilbao is iets bijzonders te zien. Aan de muur hangt een foto van een oude vrouw die zich met moeite staande houdt, met één kruk. Een prachtige plaat, maar nu niet direct wat je verwacht in een hotel. Ik wijs er een man op die uit een kamer naast de onze komt.
Hij zegt: ‘Ik zal u nog iets anders laten zien. Ik ben de directeur’.
Hij troont ons mee en laat op de bovenste verdieping een heel stel van dat soort foto’s zien. Zijn hotel is eigendom van ONCE, een liefdadigheidsinstelling in oorsprong voor blinden die zich inmiddels ontfermt over alle soorten gehandicapten. Minstens een kwart van het personeel heeft een of ander soort beperking.
Vanaf het dak van het hotel toont de directeur ons trots zijn stad, die in de afgelopen decennia onherkenbaar vooruit is gegaan, met als katalysator het beroemde Guggenheim Museum. Een spektakelgebouw.

Terzijde
Ook in Bilbao kan je niet aan hem ontkomen. Hij straalt je vanaf vele aanplakbiljetten tegemoet. Hij moet het meest mondiale op aarde zijn:
André Rieu.

 

 

GG.L

 

Het Guggenheim moeten we natuurlijk zien, maar verder dan de entree komen we niet. De vrouw aan mijn zijde voelt zich minder fraai dan ze is.
We keren terug naar het hotel en ik ga beneden iets te eten bestellen. Op een groot televisiescherm worden de strenge straffen besproken die een aantal Catalaanse leiders krijgt opgelegd voor het organiseren van een illegaal afscheidingsreferendum. Ik vraag de mensen naast me wat ze ervan vinden. Ze vinden de vonnissen ‘heel slecht’.
Het blijken… Catalanen.
‘Onafhankelijkheid, nee’, zeggen ze. ‘Maar dit ook niet’.

Ondertussen speelt zich boven in onze kamer de leegloopcyclus af die ik zelf al eerder heb doorlopen.
Niks ‘verkeerd schaaldier’ dus? We googlen wat af en onze internetzelfdiagnose kan er maar één zijn: het norovirus.
Oei, Noro! En ik heb vandaag al twee hotelbazen de hand geschud… Ik kan niet anders dan het hotel informeren over deze potentiële tijdbom.

 

 

 

Stoomcursus Noro

Het voornaamste:
* Hyper-besmettelijk
* Hyper-overgeven (Ik bedenk een nieuwe term: ‘spektakelbraken’).
* Hyper-diarree
* Hooguit lage koorts
* Soms spierpijn
* Korte duur symptomen (hooguit enkele dagen)
* Langer besmettelijk
* Gemiddelde incubatietijd: 30 uur

 

Terzijde
Zo bijzonder is het niet.
Jaarlijks aantal besmettingen in Nederland: ruim 600.000

Schaaldieren vormen wel degelijk een bron van besmetting, maar bijvoorbeeld ook vervuild zwemwater.

Tip
Altijd paraat hebben: ORS (Oral Rehydration Solution)
Anders zelf maken:
8 afgestreken theelepels suiker + 1 afgestreken theelepel zout in 1 liter water

 

Goed voor de lijn is Noro wel.
Aan het ontbijt zit een sympathieke vader met een piepklein kindje. Hij (40) vertelt dat éénkindgezinnen heel gangbaar zijn. Veel Spanjaarden komen pas aan een kind toe als ze eigenlijk al te oud zijn voor een tweede.
Zelf woont hij in de plaats waar alle Camino-gangers naar op weg gaan. Sterker, hij woont recht tegenover De Kathedraal. De sterk gegroeide massa’s worden hem soms teveel. Ook omdat niet alle ‘pelgrims’ zich goed gedragen.
En wat denkt hij van de zware straffen voor de Catalanen? Zijn die niet té zwaar?
‘Misschien’, zegt hij weifelend, op een toon alsof hij bedoelt: eigenlijk niet.
‘Ze hebben de wet overtreden en daar staat een straf op’, zegt hij. Zo simpel is het.

Ook vanaf Bilbao nemen we weer de bus. Hier is het loket wel open, maar alleen voor informatie. Kaartjes moet je kopen bij een automaat, of op internet. Alleen zitplaatsen.
Een groepje opgeschoten jongens, met duidelijk niet-Spaanse koppies, staat op het busperron. Het zijn Albanezen, op weg naar Engeland verklappen ze, samenzweerderig.
Maar hoe?

We proberen online plaatsen te reserveren in de TGV, de Franse hogesnelheidstrein. Maar de website van de SNCF vertoont kuren.
Dan maar op het eerste Franse station in Hendaye. De bus stopt eerst bij het treinstation van Irun. Maar vanaf daar kan je niet naar Frankrijk. Daarvoor moet je naar een ander station.
Bij de ‘Acceuil’, de ontvangst van de SNCF worden we uiterst koel ontvangen. Is de vrouw met de dunne, samengeperste lipjes gewoon een zure Madame of is het een verzuurde Madame?
Het is een wel heel koude douche na alle Spaanse vriendelijk- en hoffelijkheid. Nog geen honderd meter over de grens.
We bespreken de mogelijkheden om de volgende dag in Amsterdam te komen. Dat gaat niet lukken. Alles richting Amsterdam is vol en tussen Parijs en Amsterdam kan ze alleen nog maar kaartjes verkopen van de Thalys, de hogesnelheidstrein.
We zullen gaan stranden in Lille. Nou ja, dan zien we dat eens beter.

We nemen onze intrek in een prima hotel, waar je ook behoorlijk kan eten. Hèhè, dit keer wel. Maar toch is het een treurige dag voor de Franse cuisine. Het is de dag waarop het journaal meldt dat er in 2018 in Frankrijk 1,7 miljard hamburgers zijn gegeten. Miljard!

1.700.000.000

 

Iedere tegenstand is opgegeven. If you can’t beat them, join them. Een chef met een Michelin-ster laat zien hoe hij zijn hamburger maakt. En hoe zouden de gasten in zijn restaurant dat eten? Met mes en vork?
We zijn hier in Frans Baskenland. De invloed van Spanje doet zich voelen. We drinken een glaasje Spaanse verdejo en een glas rosé uit de Provence. Uitslag: Spanje-Frankrijk 10-0. Zucht.

De Baskische hoteleigenaar schaamt zich. Hij spreekt geen Baskisch. Maar hij heeft zijn hoop gesteld in een soort Baskisch Light dat in ontwikkeling zou zijn. Echt Baskisch is hem te moeilijk.

Hartelijk dank = Eskerrik asko

Daar bedankt hij voor.

De volgende morgen doen we een verse poging bij het SNCF-loket. Daar zit dezelfde dame als de avond ervoor. En zowaar, de hernieuwde aanvalsgolf van ons charmeoffensief doorbreekt dit keer alsnog de zuurte. Een glimlach! Een tweede!
Dit keer krijgt ze ons wel in Amsterdam. Via Brussel. Alleen moet voor het kortste stukje, van Lille naar Brussel, twee keer zoveel aan reserveringskosten worden betaald als voor het langste traject.
In de TGV naar Parijs zitten we tegenover een Frans Baskisch echtpaar. De man is modern. Hij kauwt kauwgum en phonet smart. Onaardig is hij niet.
Zijn vrouw is hartveroverend. Ook zij bekent het Baskisch niet meester te zijn. Van een aanstaand ‘Baskisch Light’ is haar niets bekend.
Haar specialiteit is juist het Frans. Ze onderwijst onder meer gevangenen. Vooral de buitenlanders hebben daar baat bij, om in de bajes overeind te kunnen blijven. Al wordt er in Frankrijk, zeker in vergelijking met Italië, tegenwoordig meer Engels gesproken, veel stelt het nog niet voor.
Het doet denken aan het meestgelezen stuk op deze site, over hoe het is in de Italiaanse gevangenissen.
De twee Basken bekennen dat ‘zij’, de Franse Basken, vele jaren Spaanse ETA-leden hebben verborgen, maar dat is nu allemaal voorbij. Er heerst nu rust aan het front, meer dan in Catalonië.
Het scherm in de TGV vermeldt onze snelheid op dat moment: 319 km/h. We zijn in Parijs in een wip. Vanaf daar is het overstappen naar een ander station, via de metro. Die blijkt een stuk vooruitgegaan. Onprettig is het er niet.

Helemáál niet onprettig is het in de onvolprezen uitspanning Terminus Nord. We eten er zuurkool en Île Flottante. Vooral dat laatste kan niet beter.

 

 

ile.M

 

 

Naast ons een paar Belgische zakenlieden. Ze lijken wel speciaal zaken te hebben gezocht om hier te kunnen eten.

Wat zijn er toch veel werelden in de wereld. De Française tegenover ons in het stuk naar Lille doet in ‘wipes’. Vochtige doekjes. Zelf krijg ik er vochtige handen van als ik eraan denk, maar voor haar is het werk. Haar bedrijf heeft een fabriek in Nederland, in Cuijk.
Ze komt er vaak, maar die plaatsnaam uitspreken kan ze niet. Hoe ze het ook probeert.

 

 

 

Hoe zeg je Cuijk?

Ik zeg: ‘Zeg acceuil‘.
Ze zegt: ‘acceuil‘.
Ik zeg: ‘Hak de a-klank vooraan eraf en vervang de i-klank aan het eind door een k-klank’.
Ze zegt: ‘Cuijk‘.
Ik zeg: ‘Voilà‘.

 

 

 

Wat vindt ze van Macron?
Ze vindt dat hij er goed uitziet, maar haar eindoordeel schort ze op.
En samenwerken met Nederlanders – Air France-KLM… – hoe gaat dat? Best. Dat wil zeggen, de Cuijkse vestiging telt een grote mengeling aan nationaliteiten. En in stereotypen à la ‘De Fransman is zó en De Nederlander zò’ gelooft ze niet.

In Lille zijn de politiepatrouilles dit keer een stuk minder talrijk. Misschien omdat het regent?
We hebben nog veel tijd voor onze overstap en nestelen ons weer in het café van op de heenweg. Totdat de vrouw naast ons een pan mosselen krijgt voorgezet.
Onze magen zijn weliswaar grotendeels hersteld, maar onze neuzen nog niet. Ze hebben last van ‘inprenting’. Ze associëren de mosselgeuren nog met het spektakel van toen.
Vandaar dat we heel tijdig weer op het station staan. Maar onze trein staat niet op het bord. De reden: net als in Parijs vertrekt de trein naar het noorden van een heel ander station. Zo krijgen we toch nog haast.
We halen het, ook omdat de TGV naar Brussel vertraging heeft. Daardoor gaan we de overstap missen op de Thalys naar Amsterdam. ‘Geen punt’, zegt de man van de SNCF. ‘U gaat gewoon in de volgende zitten. Daarin is ruimte voldoende’.
Maar dat gaat zomaar niet, weet de Belgische conducteur op het perron: ‘De Fransen zeggen zoveel…’ Nee, daarvoor moet eerst in Brussel toestemming worden gevraagd. Thalys is namelijk geprivatiseerd. Het is een ander bedrijf.
En de reden voor de dubbele reserveringsprijs voor het kleine stukje Lille-Brussel is simpel: je gaat de grens over en ieder van de nationale maatschappijen wil zijn deel. En wel de volle mep.

We zitten in de Thalys, de laatste van de dag, en naderen het einde van onze OV-odyssee. Alles met het openbaar vervoer.
Als ik geriskeerd heb de lezer te vermoeien met details van ons OV-wel-en-wee, dan was dat om te schetsen hoe het is als je toegeeft aan je Vliegangst 2.0, aan vliegschroom. Ter ere van het milieu.
Hoe was dat, al met al? Buiten is het donker, het regent. Het zal toch niet dat vlak voor het einde, zoals dat in treinjargon heet ‘een persoon’ zich…?
Laatst is dat ons gebeurd, in de ICE, de hogesnelheidstrein vanuit Duitsland. Het is een van de risico’s van het reizen met de trein die je niet hebt met het vliegtuig.
Maar met het vliegtuig zijn er weer andere risico’s. Zo kwamen de Catalanen die ik ontmoette in Bilbao daarna terecht in een chaos op de luchthaven van Barcelona, door weer heel andere ongeregeldheden.
De trein is veel duurder, zo wisten we van tevoren. En daar komen al die reserveringskosten nog eens bij. Als je al een plaats vindt. (Volgens onze ontzuurde dame in Hendaye vermindert de SNCF het aantal treinen, in plaats dat er meer bijkomen).
Spreek je in de trein meer mensen dan in het vliegtuig? Toch wel, ondanks de alomtegenwoordigheid van smartphones en oortjes.
Hoe dan ook is het duidelijk dat de keus voor de trein iets is voor diehards. Dat zijn wij, ook nog na deze ervaring. Maar het zou wel mooi zijn als het je daarbij iets makkelijker zou worden gemaakt. Zoals doordat vliegen meer gaat kosten dan de trein en dat vliegen over korte afstanden verboden wordt. Dan moet er natuurlijk wel treincapaciteit bij (kunnen) komen.
En we moeten simpelweg minder reizen. En minder ver.


Het leven is niet dáár.
Het leven is waar je bent.

*

© Joost Overhoff


T
erzijde

Na terugkeer hebben we nog drie Interrail-reisdagen over.
Maar nadat je bent teruggekeerd in het land van vertrek mag je die daar niet meer gebruiken. Onbegrijpelijk.
Een vorm van diefstal.