A.D. 1989
Bij een nieuw decennium
OVER HET VERLEDEN, VARKENSVERVOER, HET HEDEN, BATMAN,
EN DE TOEKOMST
Eclectische gedachten over ons tijdsgewricht.
Van liften kan je leren. Het liften biedt namelijk een kaleidoscopische blik op de maatschappij die je niet gauw elders zult opdoen.
De uitersten van deze gratis dwarsdoorsnede van de samenleving worden in mijn herinnering nog altijd gevormd door de liften die ik kreeg van een Rolls Royce en die van het varkensvervoer. Die gedenkwaardige gebeurtenissen leerden mij twee dingen: Dat de rijksten niet per definitie de kwaadsten hoeven te zijn, en de vrachtrijder schonk mij het geheim van het varkensvervoer.
‘Als je varkens rijdt’, zo vertelde hij, ‘dan moet je heel voorzichtig door de bocht. Varkens hangen namelijk mee, in plaats van tegen’.
Laten scharrelen: Ja. Ermee scheuren: Nee.
Kortom, als de varkensrijder niet wil omslaan, dan moet hij óf voor de bocht gas terug nemen, óf hij moet zijn levende have aanvullen met vreemde eenden in de bijt: tegenhangers.
De verwerving van deze belangwekkende wetenschap heeft op mij grote invloed gehad: Stemde ik in het begin op de partij waarvan ik wist dat die het beste was, daarna op de partij die ik het minst slecht waande – dat was dezelfde – nu stem ik meestal volgens het ‘Principe van het Varkensvervoer’. Zo kon het gebeuren dat ik op geheel andere partijen stemde, zoals op een horzel in de pels die dreigde de komst van het no nonsense-pesticide niet te overleven.
Dit ’tegenhangen’ kan op twee manieren gebeuren. Je kan het stiekem doen, in het duister van de wagen, zoals ik bij een geheime stemming, of je kan, net als bij een zeilboot, buitenboord in de ’trapeze’ gaan hangen.
Die trapezewerkers, dat zijn de helden, degenen die worden verguisd en bij het inrijden van nauwe tunnels van de wagen worden gereden dan wel stevig kou vatten. Alleen in het laatste geval hebben ze nog een kans ooit geroemd te worden, als zij bij het ingaan van een tegengestelde bocht nog in leven zijn.
De vergelijking van varkensvervoer met onze mensenmaatschappij is uiteraard louter een historische toevalligheid, die overigens minder oneervol is dan het lijkt, daar kenners beweren dat varkens aanzienlijk intelligenter zijn dan gewoonlijk wordt aangenomen en wij mensen daarentegen vaak met een kleiner intellect begiftigd zijn dan wij zelf hopen.
Bovendien hebben mens en varken nog een eigenschap gemeen: het zijn beiden sociale dieren. En ook daarom is het meehangen niet alleen een kwestie van een gebrek aan intelligentie en is het tegenhangen makkelijker gezegd dan gedaan.
Tegengestelde bewegingen
In Europa doen zich op het scheiden van de tachtiger jaren met name twee tegengestelde bewegingen voor die sterk het beeld oproepen dat wij ons ‘Op het breukvlak van twee decennia’ bevinden. Dit soort typeringen is natuurlijk vooral van romantische aard, aangezien gebeurtenissen zich zelden door de kalender laten leiden. Ook de Slag bij Nieuwpoort heeft zich niet ten behoeve van schoolkinderen in 1600 voorgedaan.
De beide hier bedoelde bewegingen kennen een zeker onderling verband. De ene bestaat uit een proces van ‘scheuring en binding’, scheuring in Oost- en binding in West-Europa. De andere beweging kenmerkt zich door een terugtreden van de staat en de groeiende rol van de commercie.
Scheuring
Het tempo waarin de scheuring in Oost-Europa zich na lange jaren van inertie voltrekt, is weliswaar duizelingwekkend, maar verbazen kan zij ons niet. Althans niet diegenen die zich al lang geleden te Parijs hebben verbaasd over een methode om terminale tulpen in de markt te houden. Dit gebeurde door middel van een ijzeren korsetje, dat diende om de vermoeide plant een nog enigszins fier uiterlijk te geven. Een techniek die weinig te raden over liet wat er na verwijdering van de constructie zou gebeuren.
De bezitter van een dergelijk boeket aan satellietlanden kan de gedachte bekruipen deze ontluistering te willen ontlopen door het geheel in een keer in de afvalbak te deponeren. Een dergelijke manoeuvre is echter niet realistisch en te radicaal, zeker als men de ijzerdraadjes vooralsnog bewaren wil.
Nu de dwangmatige structuur van het organisme gescheiden is, is het verval adembenemend. Na het plaatsnemen in een achtbaan kan de hoge snelheid geen verrassing zijn, maar duizelen doet het toch. Een belangrijk verschil met de achtbaan is echter dat de achtbaan een enigszins gefundeerde hoop geeft omtrent de afloop.
De vaart, daarentegen, waarmee de Sovjet-Unie ‘haar kippen loslaat’ is toch verbluffend. Dit lijkt het moedige werk van de juiste man, op het juiste moment. Dat juiste moment houdt uiteraard in dat de tijd rijp was. En dat die tijd rijp was, werd duidelijk toen ook de kapitalistische betekenis van het ‘failliet’ van het systeem onontkoombaar bleek.
Het communisme, dat de godsdienst als opium voor het volk zag, was zelf overeenkomst met godsdienst gaan vertonen, die, na uit religie voortgekomen te zijn, institutionaliseert en de neiging heeft te verstarren. Ook een lavastroom blijft alleen in beweging dankzij toevoer vanuit de bron. En stilstaand water gaat stinken.
De staat ‘Voor het Volk’ keerde zich in de praktijk tegen het volk, een toestand die pas werkelijk onhoudbaar werd nadat de planeconomie zich als te weinig flexibel had bewezen en het ontbreken van iedere verhouding tussen materiële beloning en prestatie te fnuikend werd.
Zoals gezegd, van liften kan je leren, ook in verband met het feit dat het Boeket van Warschau nu zo te verwelken staat.
Van mijn eerste lift met een zware truck in de bergen, herinner ik me niet zozeer de traagheid waarmee wij de helling bedwongen – daar had ik op gerekend -, maar meer mijn evenredig stijgende enthousiasme over wat er zou gebeuren na het passeren van de top. Dan zouden we eens even wat laten zien. Dacht ik. Maar wat een teleurstelling toen bleek dat onze truckcoureur de berg af in dezelfde ‘versnelling’ reed als de berg op. We gingen nauwelijks harder! Zoiets is voldoende om een romantische jongen een maagzweer te bezorgen, waarbij het in de verte rijzende vermoeden dat wijsheid niet spectaculair is op zo’n moment niet helpen kan.
Te snel = brokken.
Van deze les kreeg ik later nog een tweede versie gepresenteerd, toen na ziekte bleek dat iemand die een tijd niets gegeten heeft, niet meteen een heel everzwijn naar binnen mag werken, op straffe van duivelse pijnen. Ook dit kwam mij zeer onrechtvaardig, maar inmiddels tevens logisch, voor.
Kortom, het is dus zaak dat bij de afbraak van het oude en de opbouw van het nieuwe zo behoedzaam mogelijk te werk wordt gegaan. De centrifugale krachten in de maatschappij kunnen tot op zekere hoogte met de ijzeren vuist worden beheerst. Maar als de behuizing van zo’n gebrekkige centrifuge wordt vervangen door een lichtere, zal tevens de werking moeten worden verbeterd of het toerental verminderd, ten einde te voorkomen dat de bonte was rood zal worden gekleurd.
Hoewel de ontwikkelingen in onder meer de DDR inmiddels vooruit lopen op die in de Sovjet-Unie, was daar voor het laatste zetje iets meer nodig. Zoals bij iedere machtswisseling bestond een groot deel van de remmende factoren uit de klassieke overwegingen van zittende leiders, die kunnen variëren van het nobele ‘geloof in het gevoerde beleid’ via ‘weerzin tegen machts- en privilegeverlies’ tot ‘het uitzicht op de eigen kerfstok’.
Een belangrijke factor voor het halsstarrig weigeren van het onvermijdelijke, bestond in de DDR echter tevens uit het relatieve economische succes aldaar. Hoe ze dat lukte werd mij jaren geleden duidelijk gemaakt in de stationsrestauratie van het Pools-Russische grensplaatsje Brest, waar ik een joviale Oost-Duitser ontmoette.
‘Wij Duitsers kunnen alles beter’, zei hij, – een uitspraak die mij tot zover niet onbekend voorkwam -, ‘en daarom zijn we zelfs beter in het communisme dan de Russen’.
‘Aha’, zei ik.
‘Maar we zijn natuurlijk wel radijzen’, ging de man door.
‘Radijzen?’, herhaalde ik, mijn wenkbrauwen optrekkend.
‘Ja, rood van buiten en wit van binnen’, grijnsde hij.
Wat betreft de huidige ontwikkelingen in de DDR vond ik het commentaar van een West-Duitse schrijver het meest interessant. Hij zei: ‘De woede die ik in Oost-Duitsland zie, kan niet alleen verklaard worden door wrok jegens de leiders, maar moet ook schaamte zijn jegens zichzelf, dat ze het zo lang hebben kunnen laten voortbestaan’.
Zo’n opmerking stemt tot nadenken. De eerste opwelling is: ‘Ja, natuurlijk, waar ook: Eigen schuld, dikke bult’. Dat leek iets te makkelijk. En gelukkig, er kwam hulp. Dankzij Batman.
Zelf ben ik, om de waarheid te zeggen, niet geheel bij de tijd. Op een gegeven moment zag ik mensen verschijnen met T-shirts en petten op, allemaal met hetzelfde embleem: een mond met twee gekke boventanden erin, en twee nog veel gekkere ondertanden. Daar verbaasde ik me hogelijk over. Tot ik hoorde dat men in blijde verwachting van ‘Batman’ was. Het ging hem dus om het zwart in het embleem, en niet om het geel. Althans, het geel diende het zwart en niet andersom.
En toen, met mijn nieuw verworven kennis, zag ik alleen nog de vleermuis. Af en toe deed ik nog moeite om de tanden te zien, maar dat viel niet mee. En mond en vleermuis tegelijk, al helemaal niet.
Dankzij het ‘Batman-effect’ werd zo duidelijk dat te midden van de pijlsnelle veranderingen in de DDR, er één feit geruststellend stabiel was gebleven: mensen zijn nog steeds hetzelfde.
Want, hoewel het ze natuurlijk was gaan opvallen dat die tandjes er wel wat gek uitzagen, had pas na de omslag van het beeld het ongeloof toegeslagen waarom ze in hemelsnaam toch zo taai in die tandjes hadden geloofd. En wat betreft degenen die de vleermuis al prematuur hadden waargenomen: tegenhangen is, zoals al eerder opgemerkt, gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Binding
De in gang gezette desintegratie van het totalitaire Oost-Europa gaat gepaard met een toenemende integratie in het westelijk deel van het continent. Zo blijkt maar weer uit de geschiedenis van de EEG dat als men samen in een bootje de rivier afdrijft, men ook zonder noemenswaardig peddelen in de afgesproken richting uiteindelijk toch in de buurt van de stroomversnellingen geraakt.
Nu de boot al wat sneller vaart is de overwegend welwillende houding ten opzichte van dit proces opvallend. Met het lichte geraas van de waterval van 1992 al op de achtergrond, heeft zich zelfs iets van Europa meester gemaakt dat lijkt te variëren van een kalme aanvaarding bij de burgers tot een ‘Vol verwachting klopt ons hart’ bij het bedrijfsleven.
Deze inspirerende vorm van nervositeit werkt zelfs aanstekelijk op niet-EEG landen die nu ook aan boord willen, of daar althans over denken, terwijl een enkele opvarende zich even zenuwachtig begint te realiseren dat het voor uitstappen al vrijwel te laat is.
Intrigerend is dat de magische datum van 1992, die door velen als onhaalbaar wordt gezien, zich als een zichzelf vervullende profetie lijkt te gedragen. Een illustratie daarvoor was dit jaar te vinden op de grote wijnbeurs in Bordeaux. Franse handelaren bleken daar geïnteresseerd in het op de markt brengen van Italiaanse wijn, met origineel etiket. Op mijn verblufte reactie bij deze gedachte, die gelijkstaat met het aanschaffen van een Ajax-petje door een aanhanger van Feyenoord, kwam een kort maar krachtig antwoord: ‘1992’.
En als men massaal bang is de boot te missen, dan vormt zich een lange rij die, ondanks de traagheid van ambtelijke synchronisatie, een spoedige afvaart zal forceren.
Maar het is de vraag of deze overwegend positieve instelling ten aanzien van ’92 niet zal omslaan zodra het aanvankelijk lichte geraas van de waterval op brullen gaat lijken, en of men niet de adem zal gaan inhouden bij de gedachte over wat het vrije verkeer van personen, goederen en criminaliteit voor de eigen situatie zal gaan betekenen. Want daar is het weer, het Batman-effect. De aanvallend ingestelde schaker merkt vaak pas in een te laat stadium dat hij de verdediging over het hoofd heeft gezien.
Van de criminaliteit kan men misschien zeggen: “Een beetje ‘criminaliteit van niveau’ hield zich toch al niet aan de grenzen, en het lagere werk zal wel lokaal blijven”.
Maar de keerzijde van het feit dat men zich elders vestigen kan, elders kan werken, elders verkopen, namelijk dat dat voor anderen dus ook geldt, kan nog voor benauwdheid gaan zorgen. Het enthousiasme van diegenen die economisch het onderspit zullen delven zal afnemen, vooral als de oorspronkelijke activiteit niet door derden wordt overgenomen.
Bovendien kunnen extreem-rechtse groeperingen, die nu al enigszins opleven van xenofobe sentimenten op basis van immigratie die de eigen natie zelf heeft toegestaan dan wel getolereerd, garen spinnen bij een paniekreactie die kan volgen als men begint te vermoeden staatkundig steeds minder baas in eigen land te zullen zijn.
De praktijk bewijst keer op keer dat men pas werkelijk doordrongen raakt van officieel voorgekookte beslissingen op het moment dat het gerecht ter tafel komt, zelfs al lag het menu al jaren ter inzage.
Een op die manier toch nog abrupt ontwaken, zou wel eens op veel grotere schaal dan tot nu toe gevoelens kunnen activeren die de culturele identiteit willen beschermen. Als ik mij niet vergis kwam ook ons eigen land wonderlijk genoeg tot stand door een ‘vereniging van provinciën’, uit weerzin juist tegen een poging die te verenigen onder een vreemd centraal bestuur.
Aan de andere kant zal het interessant zijn te zien wat er zal gaan gebeuren met het elan van de huidige separatistische bewegingen. De mogelijkheid moet niet worden uitgesloten dat daar de vaart wel eens uit zou kunnen raken als de aartsvijand opgaat in een groter geheel. Niet zozeer vanwege de hopeloosheid van de wetenschap dat achter de te nemen muur inmiddels een nog langere is opgericht, maar meer daar de scherpe kantjes van de lokale tegenstelling zich in de schaalvergroting zouden kunnen verliezen.
De Militaire Ontspanning
De ideologische omslag in het Oost’blok’ zorgt tevens voor een vermindering van de oorlogsdreiging. Die vreugdevolle ontwikkeling brengt bij mij verrassenderwijs een paradoxaal gevoel van (on)veiligheid teweeg. Het is net alsof ik verhuisd ben naar een mooier huis, waar ik, genietend van een prachtig uitzicht, met enige onrust afwacht of het panorama door nieuwbouw zal worden verstoord.
Het smelten van de Koude Oorlog is iets waar wij lang naar hebben uitgezien. Voor het zover was heb ik lange tijd een gezonde argwaan gekoesterd jegens het zogenaamde Militair-Industrieel Complex, en nu het eenmaal zover is voel ik een nieuwe argwaan opkomen jegens een heel ander soort complex: het ‘Paradijs- complex’.
Van de oude Grieken hebben we geleerd dat de Perzen alleen konden worden weerstaan doordat Athene zich toevallig had bewapend ter gelegenheid van een heel ander conflict. Uit de Tweede Wereldoorlog weten we dat het ’tenenkrommend’ lang kan duren om een defensieapparaat op peil te brengen als ‘Peace for our time’ maar heel kort blijkt te duren. En de gazelle, ten slotte, kijkt om zich heen voor hij zich laaft aan de waterplas, ook als de leeuwin slaapt. Uit het water kan een krokodil komen, van links een luipaard en de leeuwin kan alsnog ontwaken.
Kortom, het gevoel bekruipt me dat, als men meent dat het gevaar nu geweken is terwijl er zich nog zo’n enorm militair potentieel in de wereld bevindt, het pas echt gevaarlijk wordt.
Daarom zou het wellicht raadzaam zijn, geacht duo, een nieuw signaal te laten componeren ter vervanging van de maandelijkse alarmsirene, een compositie waarin een jubeltrompet vergezeld van een waakzame ondertoon meer recht doet aan de nieuwe tijd.
Van Totalitaire Staat naar Totalitaire Commercie?
Je zag het aankomen. Als profeet-achteraf kan ik dat nu makkelijk zeggen.
Die aftakeling van links aan beide zijden van het gordijn, die hing al een tijdje in de lucht: Eerst komen de trekvogels, de voorboden van de omslag der seizoenen. Eén zo’n trekvogel was Bhagwan. Toen die proclameerde dat geld hebben eigenlijk best mooi is, zag je de linkse systeemdenkers denken: ‘Als de spirituele progressieven van geld mogen houden, dan wij ook’. Ja, en dan is het hek van de dam. Dan ga je geleidelijk aan de vleermuis van de tandjes onderscheiden, omdat je gaat opmerken dat dat gebit er eigenlijk wel erg gebrekkig uitziet, iets wat aan gene zijde van het gordijn al eerder was opgevallen, aangezien zij er zelf mee moesten eten.
Dit weekmakingsproces van de gestaalde kaders werd nog eens versterkt door factoren als het opmerkelijk traag op gang gekomen Vietnam-effect van de Sovjet-invasie in Afghanistan. En dan, opeens, kom je buiten, je snuift in de lucht en denkt “nu is het herfst” (of lente, zo men wil).
Ik kan niet ontkennen dat het mislukken van het communistisch experiment me met enige weemoed vervult. Als ’tegenhanger’ stond ik altijd al sceptisch tegenover totalitaire systemen, maar het stemt toch treurig bij het graf te staan van iets wat misschien ooit goed was bedoeld. Hoewel het vrijgelaten proefkonijn mij terecht bijten zou, als ik bij zijn terugkeer in de heuvel tegen hem zou zeggen: ‘Toch wel jammer’.
Maar het zou best eens kunnen zijn dat dat lichte gevoel van treurnis deels is ingegeven door een heel andere observatie.
Het begint er namelijk op te lijken dat de toch al indrukwekkende triomf van het kapitalisme nog eens versterkt wordt door de capitulatie van het concurrerende systeem. Dat zou tot een ‘commerciële springvloed’ kunnen leiden, waarbij, paradoxaal genoeg, de ‘vrije wereld’ totalitaire trekken gaat vertonen.
In de communistische ‘heilstaat’ verwerd de mens tot radertje in die staat. Bij ons dreigt de mens nu vooral gereduceerd te worden tot consument en ontstaat de vrees dat in de toekomst de glimlach alleen nog vertoond zal worden als die rendeert.
Van een jaar in China heb ik een grondige indruk ingehouden van de alomtegenwoordigheid van politieke propaganda, een verschijnsel dat ik als typisch voor hun systeem zag.
Lang leve (Voorzitter Mao)!
Maar toen kwam ‘De Ontdekking van Voorburg’, waar wij in een doodgewone stadsbus werden vergast op bewegende reclamebeelden. Geen ontsnapping mogelijk. Vanaf toen begon voor mij het verschil tussen ‘politieke publiciteit’ en ‘commerciële propaganda’ te vervagen. In plaats van gebit en Batman begon ik twee vleermuizen te zien, hoewel verschillend van kleur. Vanuit beide systemen wordt men dwangmatig gevoed, in het ene vanuit een keur van voederbakken, in het andere slechts vanuit een grote.
Nu kan men tegenwerpen dat het verschil dus blijft dat het westerse stelsel een zekere heterogeniteit tolereert. Maar nu doet zich het verschijnsel voor dat met het terugtreden van de staat de machtsconcentratie in het bedrijfsleven toeneemt. Dit proces is al enige tijd aan de gang en, om met de heer W.Dekker te spreken, “grote problemen beginnen klein” -, hoewel hij onder ‘problemen’ waarschijnlijk niet de groei van zijn bedrijf rekende.
Alweer kan de film van de Vleermuisman hier als voorbeeld dienen, ditmaal van een product waarvan de conceptie, de zwangerschap, de geboorte en het leven perfect worden begeleid door een conglomeraat van bedrijven die zich alle in één hand bevinden. De ‘geboortereportage’ van Batman op ons vaderlandse televisienieuws deed zelfs een moment geloven dat ook de medewerkers van het Journaal bij een van die ondernemingen behoorden, ware het niet dat zij voortdurend van ‘Badman’ spraken.
Het vitale proces van belangenbundeling geschiedt door middel van een spectaculaire reeks samenwerkingsovereenkomsten, ‘vriendelijke’ en ook ‘vijandelijke’ overnames, een moderne vorm van piraterij die illustreert dat de nieuwbouw van het paradijs voorlopig nog niet zal worden opgeleverd.
Ondertussen doortrekt de commercialisering vele sectoren in de samenleving, zoals het onderwijs. Adoptie van onderwijsinstellingen door het bedrijfsleven kan weliswaar wereldvreemdheid voorkomen; gewaakt moet echter worden voor het welzijn van oorspronkelijke denkers die niet probleemloos ‘compatibel’ zijn.
Vooralsnog de meeste zorgen echter, baart de geschetste ontwikkeling op het gebied van de informatievoorziening. Nu bestaat er bij media die functioneren dankzij inkomsten uit reclame, per definitie een zekere spanning tussen de belangen van adverteerders en redactionele inhoud. Dit probleem dringt zich niet al te zeer op zolang het adverteerdersbestand zeer gefragmenteerd blijft, het gaat echter klemmen als de bovenbeschreven machtsconcentraties de media budgetverstorend kunnen beïnvloeden, en al helemaal als deze tevens belangen verwerven in het mediabedrijf zelf. Dit kan incestueuze relaties tussen media en bedrijfsleven bevorderen waardoor de vrijheid van meningsuiting onder druk komt te staan. Deze ontwikkeling zal zich niet altijd uiten in een directe controle van derden op de inhoud van de nieuwsvoorziening, maar eerder in een zelfcensuur op grond van de onverslaanbare spreuk “Diens brood men eet, diens woord men spreekt”. Een dergelijke situatie is nog meer te vrezen dan officiële censuur, aangezien in dat laatste geval bij ieder mediaproduct tevens een korrel zout wordt verkocht.
Een bedenkelijk vooruitzicht. Vooral voor tegenhangers.
Epiloog
We leven in een interessante tijd. Turbulente ontwikkelingen doen vermoeden dat we nog spannende momenten gaan beleven op weg naar een nieuwe status quo. Het comfortabele ‘boekensteungevoel’ waarbij we ons stevig tussen twee grootmachten wisten ingeklemd, zal plaats moeten maken voor iets nieuws. Dat is op zich gezond. Een verhuizing veroorzaakt weliswaar onrust, maar dwingt tevens zich weer eens te bezinnen op wat men heeft.
De Grote Spanning smelt weg, nieuwe spanningen ontstaan. Die in Oost-Europa zijn evident. Andere mogelijke spanningshaarden liggen meer verborgen: het integratieproces binnen de EEG, de groeiende macht van Japan. Spanningen lijken inherent aan de wereld. Alleen de breuklijnen verleggen zich.
De spreker op een huwelijksfeest moet niet vooruit lopen op de scheiding. Als het feest is, is het feest. Maar dat neemt niet weg dat de koetsier van de feestkaros moet blijven opletten waar hij rijdt.
En dat brengt ons weer bij de chauffeur van de knorrende viervoeters. Omdat de wereld, net als de weg, (gelukkig) niet oneindig ‘recht’ is, kan het raadzaam zijn zich bij het naderen van een nieuwe bocht voor de zekerheid alvast naar de andere kant te bewegen. Om, zo nodig, een beetje tegen te hangen.
*
© 1989 Joost Overhoff