Ván een feestje kwám een feestje. Zoiets is nooit erg, maar hoe kwam het?
Dat kwam zo: eerder verscheen er een blogpost op deze site waarin een dramatisch voorval werd beschreven waarvan ik toevallig getuige was.
Dat drama beleefde gelukkigerwijs de zachtst mogelijke landing, met dank aan het voorbeeldige optreden van de hulpdiensten, te weten ambulance en politie.
De bedoelde blogpost belandde vervolgens bij een mij onbekende instelling, als koren op hun molen: de Stichting Waardering Erkenning Politie. Zo kwam het dat ik mij, samen met mijn mede-getuige, op een snikhete ‘moderne’ septemberdag een weg pufte naar een groot politiebureau.
Bij de balie meldde ik ons niet alledaags aan: ‘We komen voor een feestje’. Toch keken ze er niet van op. Ze wisten ervan. De genoemde stichting had de Cacciucco-blogpost namelijk aangegrepen voor een ceremonie. De betrokken agenten gingen voor hun actie een beloning krijgen. Maar niet voordat ze hadden ondergaan dat ik hen nog eens voorlas wat ze hadden gedaan.
Wat we van deze ceremonie konden verwachten, geen idee. Was er in dat bureau een zaaltje? Hoeveel mensen erbij zouden zijn? Ik wist het niet.
We drongen door, voorbij wat de meldkamer leek en een grote ruimte met werkplekken, tot in het hart van de onderste verdieping, een open kantine. Die bleek te zijn voorzien als plaats van handeling. Geen verhoging, zelfs geen microfoon te bekennen.
Het leek dus iets minimaals te worden. Totdat het door de ruimte schalde: ‘Iedereen naar de kantine!’
Dat liet ‘iedereen’ zich geen twee keer zeggen. Binnen de kortste keren stond het er vol. Heel vol. Geüniformeerden, agenten in burger, recherche. Hoeveel waren het er wel niet? Zeventig, tachtig? Meer?
De baas van het bureau nam het woord. Hij bleek, zoals de Italianen zeggen, ‘zijn kippen te kennen’. Er stond zijn mannen en vrouwen iets te wachten waar ze niet goed tegen kunnen, zo wist hij: ze gingen een compliment krijgen. ‘Maar laat het over je heen komen’, instrueerde hij. Een baas uit vroeger tijden zou gezegd hebben: ‘Dat is een order!’
De troepen van de baas konden bij het incasseren van die pluim trouwens rekenen op een nogal lange ‘lijdensweg’. Voor deze feestelijke gelegenheid had ik mijn eigen tekst nog eens overgelezen en me bedacht dat het voordragen ervan een flinke hap zou nemen uit de politionele paraatheid. Bovendien had ik ook ervoor en erna nog iets te zeggen…
Ik stak van wal en stelde dat mijn gehoor een fascinerend beroep had: je gaat van huis en hebt geen idee wat je allemaal te wachten staat. En in feite ben je als agent op straat een acteur. Je acteert op podia die telkens wisselen, met wisselende plots, maar van één ding kan je zeker zijn: je hebt altijd publiek. Zelfs als je je onbespied waant, is er in de stad altijd wel iemand die kijkt wat je doet. Vanachter een boom, of de vitrage.
Zo was ik ook zelf getuige van een voorval, als verpersoonlijking van ‘De Burger’. En dan nog wel vanaf mijn balkon. Samen met mijn mede-getuige zaten we Eerste Rang.
En wat zagen we dan, daar onder ons? Ik las de tekst voor van Cacciucco-blogpost Nr.466, met als titel ‘Feestje’.
Al sprekend keek ik rond. De agenten waren compleet in de ban, zo leek het wel, en staarden naar iets dat ze niet kenden: een burger, niet op straat, maar middenin hun domein. Muisstil waren ze. Je kon een pistool horen vallen.
Pas na ‘Hulde!‘ kwam de ontlading, maar voorbij was het nog niet. Er volgden nog (niet uitgeschreven) kanttekeningen. Ik moest nog wat kwijt.
Zo mocht door het voorgedragene niet de indruk ontstaan dat de politie slaagde, daar waar het ambulancepersoneel had gefaald. Het succes van de hele onderneming was toch een teamprestatie. Net zoals degene die de Oekraïense vlag hijst op een Russische stelling niet de enige winnaar is.
Daarnaast omschreef ik het politiewerk als ‘M&M’: Mooi & Moeilijk. Je bent dienstbaar aan de maatschappij, dat is mooi, maar het is moeilijk om alles goed te doen. Zo moet je soms geweld gebruiken, maar niet teveel. Het moet ‘proportioneel’ zijn, maar geweld precies doseren wil maar heel moeilijk lukken.
En nog zo wat: bij de ingang van het bureau hangt een grote tekst aan de muur, waarin discriminatie wordt verboden. Net zo, is ‘etnisch profileren’ taboe. Terecht. Maar het moet ook weer niet zo zijn dat je iemand met een rokend pistool die aan een bepaald etnisch profiel voldoet alleen nog durft te vragen hoe het gaat. Kortom, M&M, Mooi & Moeilijk.
Mijn gehoor hield zich trouwens kranig, bij het ondergaan van wat De Burger tot hen zei. Mogelijk ben ik als zodanig toch wat atypisch: complimenten geef ik meteen, kritiek laat ik eerst nog rijpen. Terwijl velen met hun kritiek steeds meer schieten vanuit de heup, iets dat de politie juist niet mag.
Kritiek is prima, het houdt de ontvangers scherp. Maar een overhaast compliment doet geen schade, terwijl het afbranden van mensen hen geblakerd achterlaat, ook als dat voorbarig bleek.
We moeten overigens niet nostalgisch doen: het is altijd zo geweest dat als mensen iets te klagen hebben ze eerder in actie komen dan wanneer er iets te loven valt. Het is vooral doordat de negatieve reacties steeds harder, steeds grover worden dat de stilte aan de positieve kant steeds luider klinkt.
Het ‘politiemens’ wordt geacht stoer te zijn, wellicht ook onderling, maar ieder mens heeft behoefte aan erkenning, aan Vitamine C met de C van Compliment. Daar waar dat verdiend is.
Bij waardering, negatief, of positief, zijn rituelen van belang. Een moment waarbij je niet alleen toegesproken wordt, maar ook iets tastbaars krijgt.
De politie had op een gegeven moment behoefte aan een instrument ’tussen de wapenstok en het pistool’. Dat werd het stroomstootwapen, de (gele) ‘taser‘. Op mijn beurt pleit ik als burger voor iets ’tussen de verbale waarschuwing en de boete’. Net zoals een politieagent die uit de bocht vliegt een tweede kans verdient, zo zou het goed zijn als de burger een letterlijk gele kaart kan krijgen. Een waarschuwing zoals in de sport, maar dan een die je vast kan houden en waarop staat waarover het gaat. Landelijk geregistreerd. Pas bij een tweede overtreding volgt dan de boete, die in de regel bij iedere volgende overtreding wordt verdubbeld. Burgers houden niet van boetes, maar van duidelijkheid houden we wel. Van weten waar we aan toe zijn.
Mijn relaas was toe aan het einde. Ik viel de bureaubaas bij dat dit compliment bovendien moest gelden voor degenen die ook iets tiptop hebben gedaan, maar dat niet is opgevallen. Of, waarschijnlijker, niet is gemeld.
Tot slot memoreerde ik een eerder stuk dat ik schreef waarin de politie een belangrijke rol speelde. Ik liet mij daarin ontvallen ‘ook graag eens van iets getuige te willen zijn dat net op tijd voorkomen werd’.
Nu, een kwart eeuw later, was het zover. Met dank.
Het was tijd voor De Uitreiking. De agenten ontvingen ieder een oorkonde, naast een ingelijste versie van de blogtekst. Bovendien kregen ze een ‘Blauw Hart’ opgespeld, in de niet-steekvrije rand van hun steekwerende vest. Met midden in het hart een opgestoken duim.
Al napratend bleek dat hun chef gelijk had. Met complimenten hebben politiemensen het moeilijk. Ze zijn er niet aan gewend. Ze krijgen er bijna, of helemaal, nooit een.
Ook de agent die zo moedig aanschoof bij de man op het bankje voelde zich bij alle hulde wat ongemakkelijk. Zóveel had hij nu ook weer niet gedaan, voor zijn gevoel.
Zeker, het gierende-banden-Hollywoodgehalte van hun actie was gering. Vliegende kogels: 0. Zelfs de taser: ongebruikt.
Maar dat was juist het goede, het knappe. Terwijl je in numerieke meerderheid bent, en superieur bewapend, de persoon in kwestie niet platwalsen of neerschieten. Het gevaar in zo’n situatie kwetsbaar durven te benaderen en je klein maken, dát is pas groots.
Dat was toen. Het feestelijkste van het vervolgfeestje, ondertussen, was de indruk die al die agenten op ons maakten, hun baas voorop. Mijn mede-getuige was het helemaal eens: wat een puik stel stond daar stil te zijn.
Maar nu: Basta! Want ze kunnen daar niet tegen.
*
Nr.466 Feestje
*
*
Ook onvergetelijk, maar dan met een ex-agent: Zomertumult.
Hierboven: Vuursteenpistool met vijf lopen. Rijksmuseum, Amsterdam.
TERZIJDE
– Ik zei tegen de agent: ‘In Amerika hadden ze dit…’
Hij: ‘Daarom is het goed dat we niet in Amerika zijn’.
– De bureaubaas: ‘We hebben tegenwoordig wel twee, drie voorvallen met verwarde personen per dag’.
– Een agent in burger, gewapend met een fascinerend uitziende blaffer, merkte op dat er al zoiets als een officiële waarschuwing bestaat.
Fijn. Nu de vormgeving nog.
Eén van de ambulanciers: ‘Mag ik je een tip geven? Je moet schrijver worden’.