498. Andalusië / 5

Sevilla,

Palmen. Sinaasappelbomen, mét sinaasappels, waar je maar kijkt.

Gek, dat die toch zo foeilelijke kleur oranje hier volledige dispensatie krijgt. Als schil. Sterker, tussen het diepe groen van de bladeren zijn die kleurbolletjes ronduit feestelijk.

Onmisbaar (3x)

Eten kan je ze trouwens niet. Anders zouden al die urbane decoraties er waarschijnlijk niet lang hangen.

In plaats daarvan eten we wat in de oudste tapasbar van de stad. Op zich ben ik niet zo’n liflafjestype, maar na een paar uur ‘Sevilla te voet’ gaan ze er prima in.

Er komen nog meer kilometers bij, al slenterend naar een plek die ook iets van ‘Het Centrum van de Wereld’ heeft. Net als eerder op het vliegveld van Parijs, maar dan iets grootser. Het is de Plaza de Toros de Sevilla, plaats delict van wat laatst iemand beoordeelde als mijn ‘beste stuk’: De Stier. Het verslag van een stierengevecht.

Vandaag is het er stil. Geen koperig retteketet, geen gejoel. Geen leven, geen dood. Niets. Anderhalve bezoeker. En wij.

Er is een tentoonstellinkje bij. Ook daarin is de dood compleet afwezig. Mannelijk rundvee is er alleen te zien in volle actie. Vóór de doodsteek.

Of iets anders.

Tja, hoe slecht ben ik eigenlijk? Want stierenvechten, daar moet een mens toch 100% tegen zijn. En toch wilde me dat nooit lukken.

Zeker, stierenvechten is hoogst onsportief. Niet alleen zou deelname eraan geen stier zelf bedenken, bovendien is het geen eerlijke strijd tussen mens en dier. Voordat de matador zijn finale, fatale kunsten kan laten zien, is de stier namelijk niet meer dezelfde die hij kort daarvoor nog was. Hij is dan inmiddels verworden tot ‘een stier met een beperking’, nadat een picador te paard met een lans zijn nekspieren heeft genekt.

In ‘pica‘ hoor je, voel je de scherpte van die zo wrede, hardstalen punt.

Hoe onsportief wil je het hebben? Maar, en daar gaat het waarschijnlijk om, stierenvechten is geen sport. Net als de Palio di Siena, een uit dierenwelzijnsperspectief ook geheel verwerpelijke paardenrace, is het een traditie met oeroude wortels die met sport niets te maken heeft.

Nu zijn verwerpelijke tradities er weliswaar om af te schaffen, maar toch. Oude eiken zullen niet snel wijken.

Kunnen dit, Anno Nu, de meisjes zijn uit ‘De Stier’ van toen?

Zeker is dat voor beide moed is vereist, voor stierenvechten helemaal. Bovendien is in een corrida de tegenstander een beest en bij de Palio een mens op een beest (x9). Mensen zijn wezens die je om kan kopen, bij de Palio standaard, iets dat bij een stier niet gaat lukken. Sterker, bij de corrida is de intentie te doden geheel wederzijds, waartoe alleen de stier alle recht en reden heeft. Het is zo ongeveer zijn enige kans te overleven, en zelfs dan vaak niet.

Tijdens de reis van Israëls gebeurde het:

“… terwijl wij te Sevilla waren, viel de koning der beroemde espada’s Espartero, toen hij ten tweeden malen zijn geduchten vijand het zwaard in den nek wou steken, door een geweldigen stoot van den stier, dodelijk getroffen neêr”.

In hetzelfde jaar werd nog een andere matador in Sevilla doorboord. Hij overleefde, maar werd de inspiratie voor een enorm schilderij.

Ruim drie bij vijf meter:
La muerte del maestro (José Villegas Cordero, 1884 / Museo Bellas Artes de Sevilla)

Zelf was ik ook getuige van zo’n stoot waarbij de matador nog net overleefde. En nu, nu loop ik daar waar het gebeurde, midden in de arena des doods. De aarde is geel, van rood geen spoor. De tribunes zijn leeg.

Zal ik ooit nog een corrida bijwonen? Nee. Heb ik er spijt van dat ik het heb gezien? Nee. Die corrida van toen, hier in Sevilla, was boven alles: echt.

Nu kijk ik de arena rond en zie het voor me. Na al die stieren die hier werden weggesleept, in een rood spoor, is nu het stierenvechten zelf op weg naar de uitgang. Het werd tijd.

Teken aan de wand?
TORO, ‘STIER’, achterstevoren.

Ook is het tijd voor het afscheid van onze B&B-señora, Rosita. Dit keer valt ook mij haar passie ten deel. Fysiek contact, in allerlei schakeringen, is voor de Spaanse zuiderlingen een nog veel belangrijker uitdrukkingsmiddel dan verbale taal, zo heeft ze ons gezegd. Ook daarom werd de corona-periode hier gevoeld als de hel. Als een flamencodanser met vastgelijmde voeten.

Opvallend: net als bij het kopen van een kaartje voor de kathedraal is voor een gewoon treinkaartje niet alleen je adres, maar zelfs je paspoortnummer vereist. Op veel stations wordt bovendien alle bagage gescand, maar in Sevilla gek genoeg weer niet.

In de trein ben ik gescheiden van mijn lieftallige reisgenote. ‘Het systeem’ heeft ons in verschillende wagons bedacht en de trein is vol.

Zelf zit ik op de allerachterste plek, naast een jonge vrouw. Ze zal toch niet toevallig heten zoals je dat hier zou wensen? Jawel. Het is Carmen.

Verder lijkt ze, op het eerste gezicht, internationaal: ze heeft oortjes in. Maar zodra onze communicatie op een gesprek begint te lijken, bergt ze die witte dingetjes op.

Ze blijkt gevoelig voor mijn credo ‘Zijn waar je bent’. Mede door Oortjes & Co. zijn tegenwoordig velen immer elders.

Mijn voorstel is dat zij mijn Spaans corrigeert en ik haar Engels. Zo hebben we er allebei iets aan. Het is een door mij beproefde win-win-praktijk uit de tijd dat ik met mijn Mexicaanse vriend door Spanje reisde, in het kielzog van Israëls. Toen schaafde ik aan zijn Nederlands.

Niemand maakt graag fouten die je horen kan, maar Latijnse zielen zeker niet. Dat gaat makkelijker als ook de ander de mist ingaat.

Maar Carmen denkt, terecht, dat mijn Spaans sneller vooruit zal gaan als ook zij het daarbij houdt.

Ze maakt enamellen sieraden en studeert kunst. Eén van haar absolute favorieten is Bernini, die ik niet lang geleden ook zelf nog bewonderde in de grote, door corona geaborteerde tentoonstelling in het Rijksmuseum.

Medusa à la Bernini, te Mokum.

Gespreksstof genoeg. Ook de impressionisten hebben haar belangstelling. Ik laat haar het Spanjeboek van Israëls zien, net wanneer er bericht komt van voorin de trein. Er is daar ook voor mij een plaatsje gevonden. Dus zeg ik ‘mijn’ Carmen vaarwel, maar niet voordat ze mij haar stamcafé heeft onthuld. In Córdoba.

Wordt vervolgd.

Deel 6

TERZIJDE

De Stier, mijn verslag van toen.

– De matador die de inspiratie vormde voor het voortijdige schilderij hierboven, zou later alsnog om het leven komen nadat hij als toeschouwer de ring in sprong om een (te) onervaren torero bij te staan.

Matador = torero = ‘doder’

Daarbij kunnen de rollen worden omgedraaid:

Aantal omgekomen toreros in de laatste drie eeuwen, volgens Wikipedia: 534.

– ‘Toreador’ is in Spanje nooit de naam geweest van een torero/matador te voet. Het is er een verouderde term voor rejoneador, een stierenvechter te paard.