‘De Groene Weg’
naar de Middellandse Zee
ROQUEMAURE – AMSTERDAM
Het medicijn van Sandrine heeft geholpen. Iets. Maar niet genoeg om de kogel door de kerk te stoppen. In de nacht heb ik besloten de handdoek in de ring te gooien. We gaan de blauwe finishlijn niet halen. Al probeerde ik nog een laatste aanpak, door ‘pijn’ niet meer als zodanig te benoemen, Arnold heeft gewonnen.
Maar, hoe vertel ik het de stoere dame? Dat blijkt geen enkel probleem. Zij heeft vannacht hetzelfde bedacht.
Jammer, maar ook wel origineel: stoppen vlak voor de streep. En die flamingo’s dan, van de Camargue? Ach, die zagen we al bij het begin, in de Zoo van Karlsruhe. Al was dat dan de Campari-variant.
Vandaag wordt dus onze laatste dag op de fiets, nog steeds mijn favoriete bezigheid zolang Arnold me te pakken heeft.
De laatste fietsdag, dat betekent de laatste kans voor het uitkomen van mijn droom. En komt hij uit?
Jaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa !
Wat een feest. Eindelijk, de mistral, de ‘meester’ op zijn best! Toch nog. We stuiven naar het zuiden, vooruit geblazen met grote kracht.
De Rhône kijkt verbaasd opzij. De brede rivier stroomt machtig voort, maar ons bijhouden kan hij niet. Hij moet het hebben van gestaag. Als we in Avignon aan de koffie zitten, haalt-ie ons wel weer in.
In de pausenstad moet ook het stoempstel ergens zijn, maar we zien ze niet. Zij gaan vanaf hier weer terug, wij rijden nog wat verder. In recordtijd levert de mistral ons af in Arles, onze geïmproviseerde finishplaats.
Toch heeft die eindhalte wel iets toepasselijks. We vertrokken vanaf huis vlakbij het Van Goghmuseum. En nu, tot slot, zijn we weer op een ‘Vincentplek’.
VvG ontdeed zich hier van een stukje oor en zelf denk ik ook al bijna aan zoiets. Alleen iets drastischer: zonder hoofd, dat zou wel prettig zijn.
De plek waar Vincent na zijn ‘ooriginele’ actie werd opgenomen ziet er visueel nog steeds zo uit als toen.
Zelf belanden we voor onze tweede Arlesnacht in een weldadig hotelletje, gerund door schatten. We hebben er een kamer met twee grote bedden, maar we benutten er maar één. Voor de helft: Arnold & ik slapen tegenwoordig samen in een stoel.
Eén van de schatten ‘verleidt’ haar eigen osteopaat. (Het lijkt wel alsof alle Fransen er een hebben). Nr.3 zal zich op mij gaan storten na zijn reguliere werktijd.
Ik proclameer daarop Schat Nr.1 als lid van de orde van ‘Les Petits Sabots‘, die van De Kleine Klompjes.
Eerst ‘even’ de treinreis regelen, terug naar die andere Vincentplek, aan de Amstel.
Makkelijker gezegd dan gedaan. Bijna alle snelle treinen zitten vol. Misschien deels een gevolg van het Franse vliegverbod op de, voor vliegtuigen, korte afstand? Een uitstekend idee.
Arles zelf blijkt een hoogst aangename verrassing. Alsof je er best zelf zou willen wonen. Misschien ook doordat we er zijn met prachtig weer, maar nog voor het hoogseizoen?
Het stadje is in zoverre standaard-Frans dat er overal apotheken zijn. Het ‘pilletje van Sandrine’ was me goed bevallen. Het luistert naar de poëtische naam ‘diazepam’.
Kan ik niet gewoon zo’n pammetje kopen bij de pharmacie? Het antwoord is ‘Non‘. Ter onderstreping kruist de apotheker zijn armen voor de borst. Het feit dat ik pas met een recept kan komen nadat hij zo meteen zijn chemische goudmijntje heeft dichtgedaan, kan hem niet vermurwen.
Le docteur Berland blijkt een reus. Behalve osteopaat is hij ook arts, met ervaring bij de spoedeisende hulp. Hij onderzoekt me en zegt: ‘Dit gaat moeilijk worden. Ook voor mij’.
Niets aan gelogen. Behalve groot is hij razend sterk en gaat het lijdend voorwerp te lijf met enorme kracht. Maar hij doet het met, zo noem ik ze, zijn ‘Drie Musketiers’: Kracht, Controle en Savoir-faire. Hoewel hij in staat lijkt met gemak mijn nek te breken, verlies ik het vertrouwen geen moment. Al laat hij me merken dat wat ik eerder hield voor een maximum aan pijn nog wel iets kan worden opgerekt. Letterlijk.
Even letterlijk: wanneer hij klaar is, zie ik sterretjes. Ze bestaan dus echt.
Le docteur doet daarbij een bekentenis: ik ben bij de Top Twee van de ergste gevallen die hij ooit heeft meegemaakt.
‘Op mijn oude dag toch nog op een podium’, zeg ik. Ook ’toch nog’ glijdt er iets van een glimlach over het gezicht van de geweldenaar, een serieuze man.
Ondertussen schrijft hij me een tweetal medicijnen voor en daarnaast een soort kraag. Een steun die mijn nek rust moet geven. Maar hoe kom ik aan die dingen? Inmiddels is het laat.
Eén van de vele apotheken die Arles rijk is moet bij toerbeurt open zijn. Maar welke? Dat blijkt… geheim. Zelfs de dokter weet het niet, maar hij heeft wel het recept hoe ik er moet komen.
Met zijn documenten gaan we aan de wandel. Tot aan een groot gebouw. De complete façade ervan is voorzien van een stalen hekwerk. Het is het Commissariaat van Politie. Zou dit dezelfde plek zijn van waaraf de commissaris Van Gogh liet opsluiten, destijds?
We bellen aan. Er verschijnt een kleine jonge vrouw, met een vuurwapen op de heup. Ze neemt de documenten aan, door de spijlen van hek, en verdwijnt ermee.
Even later keert ze ermee terug en pas dan onthult ze het geheim: welke apotheek er open is. Ze heeft al gebeld dat we komen.
Maar hoe komen we daar? De apotheek van dienst, je zal het altijd zien, is er eentje ver buiten het centrum. We bellen een taxidienst, zonder succes.
Op een bijna verlaten parkeerterrein stapt iemand in een van de laatst overgebleven auto’s. Ik vraag hem of hij ons mee kan nemen. Maar het is een bijzonder soort vraag: zonder vraagteken.
De man zet ons af bij het ‘geheime’ adres. Het is al vrijwel donker, maar het groene neonkruis, dat in Frankrijk ook bij daglicht overal uitnodigend knippert, staat uit. Het geheim moet dat kennelijk blijven. Ook de voordeur is dicht.
We moeten zijn bij een luikje, in de zijgevel. Er staat een kleine rij. Daarin opvallend weinig lotgenoten die je spontaan zou kiezen voor een avondje uit.
Ook de weg terug wordt niets met een taxi. Op verzoek brengt een Marokkaanse apothekersklant ons naar het centrum, waar hij zelf helemaal niet moet zijn. Ik probeer hem te betalen, maar het is zijn eer te na.
Arles heeft eettentjes in overvloed. We wisten al precies waar we vanavond wilden zijn. Maar kunnen we daar nu nog terecht? Nee. Waar dan wel? Nergens.
De volgende ochtend moeten we vroeg vertrekken, te vroeg voor het hotelontbijt. Daarom hebben we iets ingeslagen, voor in de trein. Daar vergrijpen we ons nu aan, op de kamer, bij wijze van ontbijtdiner.
De TGV. Ooit schreef ik er een stuk over, voor de krant, toen die flitstrein net nieuw was. Het is nog steeds een wonder. Van Arles naar Amsterdam in één dag. Met gemak. Inclusief een overstap van acht uur in Parijs.
We verbeteren er het wereldrecord ‘Lang Lunchen’ op een daarvoor bij uitstek geschikte locatie, het befaamde restaurant Terminus Nord. Enige probleem: het is er altijd druk. Dus ze vinden het fijn als je komt en ook als je gaat. Een recordpoging zoals die van ons vinden ze minder. Toch kwam het goed. Hoe, dat valt te lezen in de ReisTips die horen bij dit relaas.
In elk geval kwamen we alle vier veilig thuis. Mijn stoere dame, Arnold, ik, en mijn kraag.
Mijn blauwe kraag, als lauwerkrans.
*
Zo eindigde onze tocht over ‘De Groene Weg’.
Avontuurlijk, pijnlijk en van harte aanbevolen.
*
Voor de bijbehorende ReisTips, kijk hier.
TERZIJDE
En hoe is het nu?
Zoveel beter dat we al denken over een volgend avontuur.
Eén van de opties is het traject Sevilla-Santiago de Compostella. Of ‘was’?
Onze fietsen werden namelijk door een transportbedrijf in Arles opgehaald. Bij aankomst bleken ze ‘op weg naar Amsterdam’ bij verrassing al in Sevilla en Santiago te zijn geweest.
Voor die twee hoeft het dus niet meer.
Mistral – van het Latijn magister via het Provençaals maestral.
Een feest voor fietsers (Noord-Zuid), een ramp voor schilders met ezels, zoals VvG.