De Groene Weg / 9

‘De Groene Weg’

naar de Middellandse Zee

CERDON – BOSSIEU

Hoe is het gesteld met ‘Arnold’, de stille gesel in mijn nek en achterhoofd? Antwoord:

Steeds slechter. En nog steeds prima.

De nachten worden een beproeving. De aangedane zenuwen ontwikkelen een groeiende weerzin tegen liggen, met of zonder kussens. Harde, zachte, zelfs ons eigen opblaaskussentje, Arnold wil ze niet meer. Maar… fietsen wil-ie wel. Graag!

Na een tijdje trappen ontwaren we een bankje, tegenover een huis met een fascinerende gevel.

Alhoewel het bankje aan de weg staat, is het waarschijnlijk privé. Maar ach, voor een kopje thee… We denken dat de dappere trappers uit de Lage Landen er wel even op mogen zitten.

Uit een belendend huis komt een vrouw tevoorschijn, die denkt van niet. Maar ze zal ons delict stilhouden voor de buurvrouw. Ze maakt met een vinger langs haar lippen een ritsgebaar. Ons ‘geheim’ is bij haar veilig. Dat gaat trouwens vanzelf. Ze spreekt helemaal niet meer met het mens naast haar.

Heeft ze ze zelf trouwens wel allemaal op een rijtje? In elk geval kent ze de kleuren van onze vlag, dezelfde als de hare. Nou ja, bijna.

NL
F

Ze heeft de avond tevoren een reportage over la Hollande gezien, tulpenvlaktes inclusief. Rode en witte. ‘Er hadden eigenlijk ook nog blauwe bij gemoeten’.

Zelf heeft ze ook een paar tulipes in haar tuin. Uiteraard. Na een paar dagen fietsen door hun land geloven we dat er voor de Fransen zonder tulpen geen leven is. Rode en gele, meestal.

De wat gekkige dame weet meer:

‘De wereld is gek geworden. Oorlog en wat al niet. Maar ja, als wij als buren ook al…’

Helemáál gek is ze dus niet.

De stoere vrouw op de fiets naast me, komt in elk geval wel met een gek idee. Als we eens zouden lunchen in een restaurant? Zoiets doen we normaal nooit. Maar ja, het is vakantie en het is zondag. Dubbelop.

We houden halt bij een weinig hoopgevend terras. Met stoelen in de moderne kleur ‘kinderdagverblijfgroen’. Een soort groen dat je in de natuur niet vinden kan. Gelukkig.

Op het terras zit niemand. Er staat alleen een in het zwart geklede jonge man, met de contouren van een asperge, een sigaretje te roken. Een ober.

Kunnen we bij hem iets eten? Hij gaat het vragen en steekt een duim op. Binnen blijkt het verrassend vol. Sterker, bom-. En je weet, meteen: hier is het goed.

Nu we toch al gek doen gaan we het nog gekker maken. We gaan door de knieën voor de specialiteit van het huis: kikkerbillen. Een paar dagen eerder hebben we die nog afgeslagen, omdat we niet gediend zijn van ver-weg-ingrediënten. Die andere billetjes kwamen uit Turkije.

En deze? Uit Vietnam. We doen het toch. Zelfs terwijl er ergens in mijn achterhoofd bovendien iets knaagt over de dubieuze manier waarop de kikkers van hun billen worden ontdaan. Hoe zat dat ook weer? Maar ja, er knaagt nóg iets in mijn achterhoofd. Kan ik Arnold er de schuld van geven dat ik toch bezwijk?

Zeker is dat ook eten steeds lastiger gaat. Als straf? Dat de billetjes niet beter kunnen werkt in elk geval verzachtend. De chef onthult het geheim. Hij doet het nog zoals het moet, tegenwoordig een zeldzaamheid.

En hoe moet het? Bakken in de pan. Keren, keren, keren. Met eindeloos geduld, boter, peterselie en knoflook.

En hoe gaat het meestal? Voorgepaneerd, in de friteuse, klaar.

Dat de lokale lekkerbekken juist zijn billen willen is duidelijk. Meer dan tweeduizend kilo grenouilles gaan er jaarlijks bij hem doorheen.

Zelfs komen mensen ervoor uit het als bij uitstek culinair bekend staande Lyon. Ook de ranke ober komt er vandaan: ‘Daar is het productie, volume, volume, stress, stress, stress’, weet hij. Voor eerlijke kwaliteit moet je zijn op het platteland.

Diep tevreden kachelen we door naar het onderkomen voor die nacht. Daar wacht ons, in hedendaags Frans, een chambre cosy. Het blijkt een prefab blokhutje waarin alles verboden is. Behalve wat is verplicht. Dat alles valt te lezen op talloze plakkaten die on-cosy op de muren prijken. De mensen die het hutje in hun tuin hebben gezet krijg je niet te zien. Je wordt ook niet geacht dat te proberen.

Met een code komen we er in en uit en wandelen wat in het rond. Op een weg in het veld scheuren Marokkaanse jongens op brommers heen en weer. Dichterbij, speelt een groepje mannen pétanque. Zorgeloos, tegen de achtergrond van de kerncentrale Bugey in de diepte, gekoeld door de Rhône.

Frankrijk in de kern.

Het is 1 mei, in Frankrijk het ‘Feest van de Arbeid’. Te vieren door niet te werken. Maar dat geldt natuurlijk niet voor de café’s. Of wel?

In een dorpje storen we een jonge vrouw met oortjes in. Kan je hier ergens koffie krijgen?

Op 1 mei?! Nee, nergens.

Er gaat een raam open. Een vrouw vraagt aan de oortjes of we de weg kwijt zijn. ‘Nee, ze willen koffie’.

Even later zitten we bij de vrouw, haar man en dochter in de tuin. Zelfgebakken taart inclusief.

Juist voor dit soort vertoon van aardigheid hebben we een paar aardigheidjes paraat. Een soort broches zijn het, met een Hollands vlaggetje en twee kleine blanke klompjes eraan.

Ze slaan in als bommen. Maar dan van blijheid. Kan geen diadeem met diamanten tegenop.

We rijden verder en verbazen ons over het totaal feestloze op deze feestdag. Uitgestorven is het, overal. Waar is iedereen? 1 Mei is in Frankrijk traditioneel ook demonstratiedag. Misschien doen ze dat, in de grote stad.

Pas vlakbij ons onderkomen voor de nacht horen we iets van feestgedruis. In Bossieu, het dorpje er vlakbij. We klimmen er met een licht verzet naartoe. De muziek klinkt steeds luider. Het is een mengeling van oud en nieuw. Charles Aznavour wordt gevolgd door ‘We’ll all get drunk!‘ We rijden er langs, maar iets anders dan drinken lijken ze er niet te doen. Wel nodig, uiteraard, om die profetische tekst gestand te doen.

Iets verderop, met een panoramisch uitzicht, staat onze chambre d’hôtes. Een plek waar een mens wel langer dan een halve dag wil zijn. We komen er te laat aan om voor ons een diner te bereiden, maar de sympathieke Noémie heeft voor ons bij het dorpsfeest wat eten gehaald. En wat stond er daar op het menu? Paella. Na de pizza van laatst.

We zijn in de streek de Dauphiné en ik had juist zo gehoopt op een echte gratin dauphinois, een ovenschotel waar ik nostalgische herinneringen aan heb. Maar nee dus.

‘Ik kan dat morgen maken’, zegt Noémie en direct reserveren we er een nachtje bij.

Ondertussen verorberen we onze gemagnetronneerde maaltijd aan een grote tafel, samen met twee stellen die wel op tijd waren met hun dinerbestelling. Geen wonder: het zijn wel Fransen, maar verzwitserde. Ze wonen in de Franse Jura en werken over de grens. Een deel van de opbrengst staat buiten op vier wielen veelzeggend te glanzen in de zon. Erop niet één enkel stofje te bekennen.

Van hun ‘gewone’ landgenoten begrijpen ze niet veel meer, zoals het fanatieke protest tegen het verhogen van de pensioenleeftijd. En dan nog zouden de Fransen veel eerder met pensioen kunnen gaan dan in veel andere landen. ‘Bovendien werken ze maar dertig uur per week’, voegt één van de ‘Fritsers’ er smalend aan toe.

Hoeveel uur duurt trouwens een nacht? Teveel, als het een -merrie is.

Inmiddels ben ik zover dat ik, als ik eenmaal lig, niet meer draaien kan. Maar als ik eenmaal lig is de pijn niet meer te harden. Verliggen gaat alleen nog door eerst, met net iets minder pijn, overeind te komen. Maar daarna, in de nieuwe positie, is het even erg als daarvoor.

Kan het nog erger? Toch wel.

‘Zzzzz….’, daar komt-ie. Een mug. Mijn grootste vijand, hoe klein-ie ook is.

Maar tegen hem (v) bevat onze fietstas een wapen waarop een vliegend vampiertje geen antwoord heeft: een klamboe. We doen het licht aan en ontvouwen ons net. Maar – hoe kan dat nou?! – het touw waaraan onze verdediging moet worden opgehangen zit er niet bij.

Wat nu? Niets. Alle ramen hermetisch sluiten en dan het allerergste dat er is: je laten steken totdat hij (v) verzadigd is. Ze willen namelijk altijd mij (m), en mij alleen. Dat wat er naast me door d’aderen stroomt laten ze steevast links liggen.

Eerst de muur van een vlekje voorzien is in mijn huidige staat onmogelijk. En degene naast me heeft vele talenten, waarbij de kunst van het muggenpletten helaas ontbreekt.

Ook van de alzienden (2x) komt geen redding.

Het wordt dus wachten. Ik voel me als een gekneveld konijn, in één ruimte met een krokodil.

Daar komt-ie. Doorgaans heeft zo’n bloedzuigertje aan twee steken genoeg. Worden het er meer, dan krijg je er minstens vier, want dan is er nóg een dader op de plaats delict. En misschien zelfs… Maar, bij vier hield het op.

Morgen: een rustdag. Wel even jagen op een touwtje. Van een meter of tien.

TERZIJDE

Verschil moet er zijn:

Kleurencodes

Driekleur (NL) #AE1C28, #FFFFFF, #21468B / Tricolore (F) #0055A4, #FFFFFF, #EF4135.

Elektriek

Tijdens een hele week in Frankrijk, voorjaar 2023, zien we welgeteld één elektrische auto.

Elektrische steps: veel. Inschatting gevaar ervan: hoog.