448. Met elkaar

Je kent dat wel: als je eenmaal iets ziet, zie je het overal. Het blijkt dan meestal dat het er al een tijd(je) was.

Met horen hetzelfde. Ik hoor het tegenwoordig opvallend vaak: mensen, meestal mensen die spreken voor een groter gehoor, hebben het alsmaar over ‘met elkaar’.

De ‘met elkaar’-kampioen is wellicht Mark Rutte. Het doet me een beetje denken aan de tijd dat ik in China woonde. De overheid vertoonde filmpjes van een gewenste realiteit, die niet perse, of helemaal niet, overeenkwamen met de werkelijkheid.

Net zo, lijkt ‘met elkaar’ op wensdenken. Beetje wanhopig.

Ze bedoelen met ‘met elkaar’ namelijk ‘met iedereen’. De werkelijkheid, daarentegen, is dat steeds meer mensen, zo lijkt het, onder ‘met elkaar’ verstaan: ‘met gelijkgestemden’. Wij. Zonder jullie.

Ik ken iemand die zich bezighoudt met een ‘oude’ vliegtuigcrash. Een toestel van de Engelse luchtmacht stortte in de Schelde bij terugkeer van een missie boven Duitsland, aan het eind van de oorlog.

Neergeschoten, zou je denken. Maar in feite was er heel iets anders aan de hand. De toestellen waren te haastig gemaakt, de verlijming tussen de onderdelen hield het niet. Op een gegeven moment vielen toestellen simpelweg uit elkaar.

Daar doet de ‘apartleving’ van vandaag aan denken. De cohesie in de samenleving lijkt verloren te gaan, terwijl de verbondenheid tussen gelijkgestemden toeneemt. Fascinerend is daarbij dat er zowel een toename als een verzwakking van nationalisme aan de gang lijkt te zijn.

Aan de ene kant is het ‘wij, Engelsen, tegenover Europa’, ‘wij, Nederlanders’ en ‘wij, Europeanen’ tegenover immigranten, enzovoort. Aan de andere kant verzwakken naties juist van binnenuit door ‘wij, plattelanders, tegen de (Rand)stad’, ‘wij, gewone mensen, tegen de elite’ en wat al niet. Terwijl er ook meer binding lijkt te zijn tussen gelijkgestemden over de landsgrenzen heen. Daaronder bijvoorbeeld een soort

‘Wappies aller landen, verenigt u!’

Van Abbemuseum (detail)

De Brexit leek een teken aan de wand, een bewijs dat de verbindende kracht na de Tweede Wereldoorlog, die landen bij elkaar bracht, is uitgewerkt.

De verlijming laat los. Zelfs binnen partijen. Onlangs had de Amerikaanse Republikeinse partij vijftien stemmingen nodig om hun eigen kandidaat te verkiezen als voorzitter van het Huis van Afgevaardigden.

Bestaat er een overeenkomst tussen die gebeurtenis ver weg en het feit dat ik als voetganger steeds vaker door fietsers van de stoep wordt gereden?

Jezelf en je als groep afzetten tegen anderen is van alle tijden. Ook over de stoep fietsen is niet nieuw. Nieuw is het gebrek aan bereidheid de koers te wijzigen als dat in het algemeen belang nodig is. Water bij de wijn. Inbinden, ter ere van het compromis. Op z’n minst toegeven dat je als fietser op de stoep fout zit. Maar we doen het, in toenemende mate, niet meer. ‘Inclusiviteit’ mag dan in zijn, ‘met elkaar’ in de zin van ‘met iedereen’ is uit.

En wat nu? Wachten tot alles uit elkaar valt? Kan weer alleen de kade het schip nog keren? Of roeien we tegen de stroom in, u, jij en ik?

Met elkaar?

TERZIJDE

– Ook sterk in opkomst: ‘Wij’ in enkelvoud = ik.

– Daarentegen met uitsterven bedreigd: ‘Mag ik er even langs?’

– Maar dat u en jij mee willen roeien is wel feestelijk!