447. Nieuwjaar

Zo’n dag is het, de eerste van het jaar. Wordt het strand, bos, of hangen? Niet hangen omdat het nieuwe jaar er aan de voorkant deprimerend uitziet, nee, hangen op de bank. Voor de tv.

Vroeger, en nu nog, waren er op 01-01 steevast twee dingen te zien: een concert en springen. Niet springen omdat ook toen het komende jaar er al om te springen uit zou zien, nee, skispringen.

Het Weense nieuwjaarsconcert was even traditioneel een tergende toestand, waarbij één lid van het orkest toestemming had om grappig te doen. Als kind trapte je daar niet in. Je zag direct dat de Weense meneer, die leuk deed, niet leuk was. Dat hij moest.

Het skispringen stond, qua amusementswaarde, een trapje hoger. Destijds dan. Toen er nog een kans bestond dat het springen over zou gaan in dwarrelen. Tegenwoordig is er niets meer aan.

Veel spannender.

Dus wat dan wel te doen op doldrumsday? Dit jaar verdween dat dilemma door een ware deus ex machina. Een eeuwig jonge oud-leraar klassieke talen en zijn vrouw hadden een viertal kaarten cadeau gekregen. Voor… een nieuwjaarsconcert.

Dus daar zaten we, pontificaal. Hoewel, we zaten nog niet net, of er naderde een vrouw van rechts. En een man van links.

De man had vrijwel niemand die voor hem op moest staan, de vrouw een hele batterij. Het bewijs dat hun wegen zich even daarvoor hadden gescheiden. Daarbij had hij gekozen voor de weg van de minste weerstand. Zij niet.

Terwijl de vrouw zich ook voorbij mij wurmde, in haar nette, wellicht ook dure jurk, kwam haar van links een suggestie tegemoet. ‘Als je nu gewoon mij was gevolgd…’, zei haar man, in een mooi donker pak. Een accountant, schatte ik. Met BMW.

Bij het passeren van de vrouw keek ik naar beneden, en zag dat ook haar schoenen niet van Van Haren waren. Tegelijkertijd verijsde de sfeer op slag. Dat hinderde in zoverre niet, dat ik zelf gehuld was in een dikke trui. Al was het dan de warmste 01-01 ooit gemeten, bij wat er mij passeerde kwam een wolletje toch goed uit.

Ondanks dat had het ijzige van de vrouw iets dermate ongemakkelijks dat het erom vroeg het ijs te breken. Daarom lag het me op de lippen. Om de suggestie van haar man ‘en passant’ te laten volgen door:

‘Dat zegt hij ook altijd!’

Maar ik hield me in. Waarschijnlijk zei hij zoiets echt altijd en misschien zou ze daarom ter plekke zijn gaan gillen. Dat ze ieder van een verschillende kant kwamen was vast geen toeval. Ze wilde gewoon niet van zijn kant komen, expres. Zelfs al was zijn kant, zoals altijd, het handigst.

De vrouw nam plaats naast mij, haar man naast haar. Terwijl ze een, vast dure, tas op de grond zette wierp ik een blik opzij. Haar jurk was veelkleurig. Zij niet. Over de jurk droeg ze een fijn, zwart vestje. Aan haar pols een riante gouden armband, met bedeltjes.

Haar gezicht was adembenemend. Daarin lippen, gestift in iets tussen rood en roze, een kleur die ondanks dat toch vaal wist te zijn.

Eigenlijk kon ik mijn ogen niet van haar af houden, maar te lang kijken zou opvallen. Daarom deed ik het in fases. Waar leek ze op? Ik dacht aan een kruising tussen een augurk en een zure bom. Maar, omdat ik moest bekennen niet precies te weten hoe een zure bom eruit ziet, besloot ik tot augurk tout court. Dat was goed genoeg, misschien zelfs beter.

Het concert begon. Het werd een jolige boel. Vrolijke retteketet, om het nieuwe jaar met een vrolijke noot te beginnen.

De accountant had er echt zin in. Zij niet.

Het begon met roffelen. De accountant kon zijn vingers niet stilhouden. Je voelde het aankomen. Lang kon het niet meer duren. En inderdaad. Hij hield het niet meer. Hij ging zwaaien. Daarbij werd dat wat hij miste aan maatgevoel ruimschoots goedgemaakt door zijn enthousiasme.

Ik checkte het gezicht naast me, om te zien of er misschien iets aan swing op mijn buurvrouw was overgegaan. Maar nee.

Je voelde het aankomen, alweer. Geen ontkomen aan.

Wat was ze snel! Het leek wel een cobra. Zo snel ging het dat je niet kon navertellen wat het nou was. Een pets of een mep. Ze zei er ook nog iets bij, wat ik niet kon verstaan, maar waarvan de strekking overduidelijk was: als hij het nog een keer deed kon hij het niet meer navertellen.

Het zwaaien was acuut bevroren en had zich vertaald in handen die elk een knie hadden beetgepakt. Stevig genoeg om zijn zwaaidrang te kunnen bedwingen. Aan de rechter prijkte zijn trouwring.

Ik wierp weer een snelle blik opzij. Oei! Zuurder kon niet meer. Wat zou ze denken? Overwoog ze een scheiding? Ik vermoedde van niet. De BMW, de villa… Iets voor in de thee dan, misschien?

Het concert ging voort en ik speelde met de gedachte dat ik na afloop met de accountant in de WC zou staan. Of bij de jassen. En dat ik zou zeggen: ‘Mag ik u voor het nieuwe jaar een goed voornemen suggereren, beter laat dan nooit?’

Ondertussen begonnen ze weer, zijn vingers. Gaandeweg lieten ze los van zijn knieën. Het ging vanzelf. Het was de muziek. Hij kon het niet helpen. De spanning steeg, terwijl hij weer steeds meer ging bewegen.

‘Alles veilig!’ of ‘Wegwezen!’

Zou ze nog iets doen? Je kon erop wachten, leek het. Ik keek naar de dure tas. Wat zou daar in zitten? Een vijl, dat zeker. Een machete, dat toch niet. Pepperspray?

De muziek versnelde, alsof we op weg waren naar een klif. En net toen ik dacht: ‘Ze gaat…!’ Toen… deed hij het. Hij kwam met wat in militaire kringen heet een ‘preemptive strike‘.

Hij legde een van zijn grote handen, die met de ring, op haar knie. Om de cobra dit keer voor te zijn? Misschien, waarschijnlijk, vrijwel zeker. Maar toch ook, leek het, met een poging tot sympathie. Bracht dat iets in haar teweeg? Niets. Niets merkbaars. Ze keek recht voor zich uit, nog even straklippig.

Het concert was uit, iedereen stond op. De blik van de man en de mijne kruisten elkaar. Hij knikte me toe. Licht, maar vriendelijk.

Ze verdwenen uit het zicht. Samen. In ‘zijn’ richting, naar links. Dat was het handigst.

TERZIJDE

Doldrumsday is een hagelnieuw ‘Joostianium’.

The doldrums is een gebied van windstilte, waarin zeilschepen niet vooruitkomen. Figuurlijk is het een periode waarin niets gebeurt, alles stagneert.

Voor de andere Joostiania, kijk hier.

Preemptive Part Two

Ik hoor het al van verre: ‘Weet je niet dat vrouwen tegenwoordig ook zelf geld kunnen verdienen?!’

Ja, ik weet het.

– Na het concert ging iedereen aan de champagne met oliebollen.

Wat zouden de Fransen daarvan denken? De guillotine uit het vet?

Trouwens, ‘oliebol’ in het Frans?