418. Dubbelen

Voetbal doortrekt het algemene spraakgebruik. Een greep:

Missen voor open doel.

Inkoppertje.

Buitenspel zetten.

Paniekvoetbal.

Italiaans paas’ei’.

We kunnen nog wel meer overnemen van dat spelletje. Maar dan ook echt. Zoals de duidelijkheid van gele en rode kaarten. Voor een minder ernstige overtreding ‘geef je geel’, bij wijze van serieuze waarschuwing.

Je toont daarbij de speler een gele kaart. En 2x geel = rood. Dan moet je, bij voetbal, het veld verlaten. Rood kan je ook direct krijgen, bij een kapitaal vergrijp.

‘Ik deed niks!’

Iets dergelijks zou ook goed zijn in het gewone leven. Bij minder ernstige vergrijpen, waar wel een sanctie op staat, is het redelijk die niet meteen te geven. In plaats daarvan geef je geel, een (ook letterlijk) gele kaart, die landelijk wordt geregistreerd. Doe je het nog een keer, dan krijg je rood. Niet dat je dan meteen wordt uitgesloten van het spelletje dat leven heet, maar de sanctie die voor dat vergrijp is voorzien treedt dan ook echt in werking. Doe je het nóg een keer, dan verdubbelt die. De keer dáárop weer, enzovoorts.

Net zolang tot je het spelletje doorhebt.

Terzijde

Ter onderstreping dat ‘geel’ wel degelijk serieus is, moet het geen slap bonnetje zijn, maar iets van de maat en stevigheid van een kleine briefkaart.

De ‘echte’ gele en rode kaarten zijn 11x8cm.

Bij lagere klassen in het voetbal en bij sommige andere sporten heeft een gele kaart wel al directe gevolgen.

*

Those were the days: dagvaarding voor mijn opa. Zonder gele kaart.

*