Het is zover. Tijd voor mijn ‘booster’, mijn corona-oppepprik. Is die ervaring wel een blogpost waard? Ieder weldenkend mens maakt dat toch mee?
Inderdaad. Het is gewoon een tijdsbeeld-en-souvenir-in-één. Voor later. Voor:
‘Weet je nog…?’
Het weer is grijzer dan grijs. De grijste van de lucht gaat bijna naadloos over in die van het trottoir. Maar bij de Rai proberen felgekleurde giga-borden door het grauw heen te ‘prikken’, om in het jargon te blijven. Testen ← in het geel, Vaccineren → in het groen. Symbolisch, lijkt het. Geel als mogelijk voorportaal van rood = STOP!, groen als ‘Voorwaarts, richting de Verlossing’.
Bij de ingang voor het prikken wordt alleen vluchtig gekeken of ik wel een uitnodiging op mijn telefoon heb staan. Een tekst die ik mij ook zelf had kunnen sturen, zou je denken.
Binnen wacht een lange slang, een mensenrij met heel veel bochten. Haarspelden. Daardoor komt een dwarsdoorsnede van ‘NL 2021’ diverse keren aan je voorbij. Minus de wappies dan.
Het is stil in de grote hal, terwijl er toch zoveel mensen zijn. Geen eenling die wat zegt. Stellen, die als duo zijn gekomen, houden hun conversatie minimaal en gedempt, zoals bij het ontbijt in hotels. Of lijkt het ergens anders op? In de rij naast me komt telkens een rondborstige dame voorbij, getooid met een zwarte hoge hoed. Daaromheen een kleurige sjaal. Bij elke passage wil ik zeggen ‘Leuk hoedje!’, maar ze kijkt, onafgebroken, stuurs voor zich uit. De man achter me lijkt een LHBTplusser, met een mondkapje op van De Koffiesalon. Ik wil hem vragen of het echt waar is. Of de vestiging van die koffieketen in mijn buurt definitief gesloten is wegens een gebrek aan personeel. Maar ‘hij’ heeft alleen oog voor zijn telefoon. De man voor me, daarentegen, laat wel iets los. Een zestiger, schat ik. Hij bekent er tegenop te zien, tegen de prik. Niet tegen de inhoud, maar tegen die naald. Ook omdat-ie die scherpe punt zo vaak op televisie ziet. ‘Het stelt natuurlijk eigenlijk niets voor’, moet hij erkennen, maar het is ‘een mentale kwestie’.
Is dat ook een reden waarom iedereen zo stil is? Hoeveel mensen hier staan ‘m stiekem te knijpen?
Ongevraagde muziek in publieke ruimtes kan tenen- en oorkrommend uitpakken, maar hier is het toch wel een idee. Wat zou je dan moeten draaien? Requiems en ‘Help!’ zijn natuurlijk taboe. Wat dan? ‘Lang zullen ze leven’? André Rieu?
Een stel, dat nog voor de angsthaas staat, draait zich om en geeft half-hardop commentaar op de sfeer.
‘Het lijkt wel een condoleance-rij’, val ik bij. Je krijgt de gedachte dat er aan het einde voor ieder een kist klaarstaat waar je alvast in kan gaan liggen. Terwijl we toch juist onderweg zijn richting een gehoopte terugkeer naar het leven.
Het slingerslangen gaat, al met al, verbazend snel. Hoeveel prikkers zouden er in de volgende hal aan het werk zijn? Verbluffend veel, dat moet wel.
We komen bij een checkpoint. Hebben we onze gezondheidsverklaring wel bij ons? Ik, braaf, wel. Velen, voor en achter me, niet. De Koffiesalonner ook niet en bovendien blijkt hij de Nederlandse taal niet machtig. Zo schiet ik krachtig op. Bij één van de echte intake-stations word ik te woord gestaan door een jonge vrouw in een humeur, volmaakt passend bij het weer. Achter haar staat een collega-in-opleiding. Als die maar niet ook dat humeur overneemt, hoop ik.
In de rij naast me blijkt een echtpaar echter in een nog veel slechtere bui. Het duurt ze allemaal te lang. Mogelijk is de jonge man die hen te woord staat een nieuwbakken ‘intaker’.
‘Is dát nou zo moeilijk?!‘, roept de vrouw van het stel agressief, wanneer de jonge man achter het spatscherm hen hun documenten geeft. Haar man, met vette, teruggeklapte paardenstaart, grist de papieren woest weg, terwijl zij zelf doorrollatort, en de jonge man al passerend toevoegt: ‘Hèhè!!!‘ (3x). Keihard. Terwijl ik er wel een complete spuit op wil innemen dat zij en haar paardenstaart vandaag niets anders hebben te doen.
Ik voel de neiging opkomen naar hun intaker toe te lopen, om hem op mijn beurt op te peppen met een opgestoken duim. En om het aangebrande stel te zeggen: ‘Ja, dit is heel moeilijk. Dit is een operatie waar meer voor nodig is dan jullie je ooit kunnen voorstellen. En dat terwijl jullie op het punt staan een héél duur cadeau te krijgen’.
Hoe kan je zo’n gratis prik trouwens op geldelijke waarde schatten? Moeilijk. Eén (Pfizer)prik kost zo’n twintig euro. En dan nog peperdure beurshallen, standbouw, hele legers personeel, logistiek, enzovoort.
Ondertussen dwingt de prikdruk me verder naar voren. Me met derden bemoeien is er niet bij. Geen tijd. Eén van de 23 prikkers heeft zin in me. Tempo, tempo. Vandaag moeten er in de Rai 6.000 mensen worden geperforeerd, volgende week 12.000. Dagelijks.
Mijn prikker is voor de gelegenheid weggeplukt van de Soa-poli, voor seksueel overdraagbare ziekten. ‘Dus ik prik toch al veel’, zegt hij. Bij wijze van geruststelling, die niet nodig was. Maar nu denk ik opeens…
Nadat ik mijn eerste prik kreeg, holderdebolder na een telefoontje van de huisarts die een shotje Astra over had, voelde ik he-le-maal niets. Zó niets, dat ik bijna dacht dat er misschien iets mis was gegaan en ze me als vervanging hadden ingespoten met een dosis niks. Dit keer krijg ik als fantasie dat ik in plaats van de booster nu syfilis-safe door het leven ga.
Zoiets oplopen is in elk geval het komende kwartier niet mogelijk. We zitten op een afstand van zeker het dubbele van 1,5 meter van elkaar, te wachten of we misschien een allergische reactie gaan vertonen.
De vrouw die daarop toeziet is daartoe tijdelijk onttrokken aan de gemeentelijke zorg voor daklozen. Of die in de donkere dagen na kerstmis minder zorg behoeven dan wij, centraal verwarmd onder het hoge dak van de Rai, lijkt twijfelachtig. Sterker, aan ons valt helemaal niets te zien. Ook al omdat we op stoelen zitten. Ik vertel onze toezichthoudster van een café in Siberië waar ik ooit geweest ben, waar juist geen stoelen waren. Om zo automatisch te kunnen vaststellen wie er over zijn taks was.
Een echte EHBO-beambte in uniform meldt dat er in de praktijk eigenlijk niemand allergisch blijkt voor het vaccin. Anders ligt dat voor de prik, voor de naald. Weer die naald. Nou ja, naaldje. Naaldje van niks. Daar vallen echter wel degelijk meerdere mensen flauw van. Dat is er Anno 2021 over van het ooit onverschrokken volk der Bataven…
Fascinerend is, zo weet de EHBO’ster uit ervaring, dat de meeste flauwvallers pas omvallen ná de prik. Na het opbouwen van spanning met een torenhoog voltage raken ze opeens in een toestand van decompressie. Of komt het ook omdat ze dan opeens denken: ‘Was dit alles?!’
De man die naast me, denk ik, ook zit te wachten op zijn eventuele allergie, komt uit Haarlem. Hij heeft een priklocatie bij hem om de hoek, maar werd verwezen naar Amsterdam. Terwijl, wie weet, een Amsterdammer nu zit te post-prikken in Haarlem. Zelf kreeg ik als suggestie Alphen aan den Rijn.
Haast heeft de Haarlemmer niet, integendeel. Hij neemt er koffie bij. Ook dat is gratis. Wat een land!
Hij vraagt de toezichthoudster of hij zelfs nog langer mag blijven dan een kwartier. Hij heeft later een afspraak, maar buiten is het lelijk en alle café’s zijn dicht.
Ik laat hem achter. Een hulpvaardige medewerker wijst me de weg over een blauwe loper, terug naar het grijs.
Mijn prik Nr.3, hij zit erin. Hoeveel nog te gaan?