ITALIAANSE HERFSTIMPRESSIES

November 2021,

Geluk is heel simpel.

De dag voor vertrek zien we een (onverwachte) bioscoophit, The Truffle Hunters. Om in de stemming te komen. Dat lukt aardig, al blijkt de film opzichtig opgeleukt met nepscènes, zoals het semi-kuisen van tomaten en het bijna-persen van een paar druiven, om het Italië-gevoel van de bioscoopganger te completeren.

In dat gevoel ontbrak wellicht nog de praktijk van het stelen of vergiftigen van elkaars truffelhonden. Niet alleen sommige paddestoelen, maar ook sommige mensen zijn giftig. Kortom, ook Italië is niet zondenvrij, voor wie dat nog dacht.

Zelf gruw ik van het idee dat het visuele spektakel in de bioscoop in de toekomst zal worden aangevuld met geur. Maar in een truffelfilm is dat toch wel wat je node mist. Een truffel zien en niets ruiken is als geblinddoekt kijken naar een mooie vrouw.

De volgende dag ruiken we vooralsnog alleen koffie en kerosine.

Toch nog, in de digitale tijd. Schiphol (detail).

De vlucht naar Venetië is stampvol. En dan moet ons schuldgevoel er nog bij: dat ‘we het weer doen’, vliegen. Nog los van het milieu, alsof de pandemie voorbij is. Terwijl in het land dat onder ons steeds kleiner wordt de besmettingscurve nog steiler stijgt dan KL1659.

Om naar Italië te mogen gaan hebben we eerst een digitale hindernisbaan genomen, het Passenger Locator Form. Een formaliteit die in omgekeerde richting niet is vereist. Hoewel geen verkeerd idee, en ook niet specifiek Italiaans, is het wel het soort bureaucratisch nachtmerrietje dat ons bekend voorkomt van Il Bel Paese.

Eenmaal daar blijkt bij het autoverhuurbedrijf ons verzoek om winterbanden niet doorgekomen. Ernstig. Op dat terrein zijn wij namelijk door schade en schande grijs. Bovendien zijn die banden vanaf 15 november verplicht. En anders sneeuwkettingen. ‘Die zitten er wél in’, zegt de vriendelijke jonge dame. Maar niet dus.

Eenmaal alsnog voorzien van die ondingen draaien we wat rondjes door het parkeerlabyrint, op zoek naar de slecht aangegeven uitgang, en tuffen vervolgens naar ons hotel. Geen vijf sterren, maar wel voorzien van even voorkomend als voortreffelijk personeel. Kortom, al direct ondergedompeld in Het Hopeloze & Het Heerlijke voelen we ons in La Bella Italia weer helemaal thuis.

We bevinden ons aan de rand van de Colli Euganei, een collectie uitgebluste vulkaantjes in de Po-vlakte. Het is op diezelfde rand dat iets anders juist tot uitbarsting kwam: de corona-epidemie. In een plaatsje met een ultrakorte naam stak een ziekte met een tergend lange nasleep voor het eerst de kop op in Europa. Dat was in Vo’, een stipje op de wereldkaart waar anders nooit iemand van had gehoord.

Dat we hier zo dicht bij die oerhaard zitten, dat merk je. Voordat het hotel ons de balie laat passeren wordt onze temperatuur opgenomen en in een gang spreekt een hotelgaste een andere gast bestraffend toe. De man heeft zijn kapje niet (goed) op en murmelt schuldbewust excuses. De schrik zit er hier nog steeds goed in.

Vooral de beginperiode was traumatisch. ‘Niemand wist nog wat het was’, herinnert een vrouw zich. ‘Je durfde geen enkel ander mens te zien, ook je familie niet’.

Het plaatsje Vo’ werd hermetisch van de buitenwereld afgesloten. Hoewel… We spreken een man die er een vitale rol had in een groot bedrijf. Hij had een ontheffing en reed zo als enige naar zijn werk, alsof hij alleen op de wereld was.

De totale stilstand waarin het leven in en rond de Colli terechtkwam had ook positieve kanten: ‘Je hoorde opeens geluiden die je anders nooit meer hoorde’, zegt een vrouw. ‘Het geluid van kleren. Bladeren, in de wind, die voortschuiven over de weg’.

Autorijden mocht nog wel, op zich, maar er waren geen bestemmingen meer. Heel wat mensen gebruikten, net als bij ons, het verbod naar het werk te komen om thuis te verbouwen.

De Colli Euganei zijn een thermaalgebied. Dat trekt ook veel Oost-Europeanen aan. Die zijn als gasten nog niet terug, maar een aantal werknemers uit die richting is blijven hangen. Sommige thermaaltherapieën, zoals modderbaden, gingen altijd door, omdat die in Italië als medisch essentieel worden gezien. Het personeel daarbij van top tot teen verpakt in plastic.

We spreken een Wit-Russische, die bijna begint te huilen denkend aan de toestand in haar land, en een Albanese die van haar land nauwelijks nog iets wil weten. Ze is gekomen in de grote golf begin jaren negentig, vlak na de val het communistische regime. Als immigrante is ze er dus al een hele tijd, maar dan nog is haar Italiaans verbluffend goed. Wellicht ook omdat de Albanezen thuis vaak keken naar de Italiaanse tv.

Lang hadden we een cartoon op ons prikbord hangen, waarop twee Italianen die de Albanezen in bootjes aan zien komen. De ene: ‘Het schijnt dat ze aangetrokken worden door wat ze zien op onze tv’. ‘De ander: ‘Misschien hebben ze slechte ontvangst’.

Nog meer zelfkritiek? Op een bord, ‘medegefinancierd door de EU’, heeft het symbool van Italië het moeten ontgelden.

We wandelen door de Colli en ontmoeten twee mannen uit Padua, de stad vanwaaruit ook Galileo naar deze heuvels trok om de sterren beter te kunnen zien. Zelf hebben de mannen iets heel anders gezien: dat Nederland er qua corona heel slecht voorstaat. Iets waar ze ook beducht voor zijn hebben ze daarentegen nog niet gezien: wilde zwijnen. Een groeiende plaag in heel het land. Maar terwijl wij rondstappen ligt de plaag te pitten.

Wat je overdag wel ziet zijn fietsers. De heuvels waren altijd al geliefd bij de echte ciclisti, maar tegenwoordig zie je ook e-dikkerds die de meest pittige colletjes al fluitend bedwingen. Dunner worden ze er alleen niet van.

Veneto (detail): Bigoli all’anatra. Dikke pasta met eend.

We rijden verder en, ja hoor, een verklikkerlampje meldt dat de bandenspanning acute aandacht verdient. Een ons maar al te bekend huurauto-probleem, inclusief klapband. Een dodelijk vermoeide bandenman in Verona pept rondom onze banden op en wil daar niets voor hebben. Het is zijn eer te na.

We strijken neer bij het Garda-meer, in een B&B. Maar het Diner nemen we serieus. We gaan goed uit eten. Wij niet alleen, trouwens. Aan een andere tafel steekt ook de kop van een witte poedel, bij het baasje op schoot, boven het bord uit. Maar poedeltje heeft pech. Ze serveren alleen vis.

Ondertussen heb ik het druk met mijn kruisvaart tegen onnodig zware wijnflessen. De ober begrijpt het niet. Glas is toch helemaal recyclebaar? Maar dat al die extra kilo’s, alleen om indruk te maken, milieu-vijandig in het rond moeten worden gesleept, daar heeft hij nog nooit aan gedacht.

De huishoudster van de B&B blijkt daarentegen weer teveel aan ‘denken’ te doen. Ongevraagd laat ze haar corona-theorieën op ons los. Teveel aan lariekoek om te kunnen verdragen bij het ontbijt, en sowieso. Zo, dat je denkt ‘Als mensen zoals zij maar gewoon doen waartoe slimmere mensen hen verplichten’.

Maar is iedereen wel in staat een capabeler iemand te herkennen? Het onvolprezen tijdschrift The Economist schrijft net deze week dat Italië de ‘novel experience‘ beleeft een premier te hebben die internationaal aanzien geniet. Zijn naam: Mario Draghi.

Maar ik herinner me levendig dat Italië al eens eerder zo’n premier had, in de persoon van Mario Monti. Ik dacht toen: ‘Nu ze voor de verandering een capabele premier voor zich zien, zullen ze toch wel aan het jubelen slaan!’ Maar nee. Binnen de kortste keren was Mario door de gehaktmolen gedraaid, daar hij met broodnodige maatregelen kwam die pijn deden.

Zelfs ook over Draghi blijkt niet iedereen enthousiast, om het voorzichtig uit te drukken.

De Romeinse Keizer Pertinax hield het amper drie maanden vol om aan het verkwistende beleid van de feestkeizers die hem voorafgingen een einde te maken.
Het kostte hem zijn leven.

We bezoeken voor het eerst Salò, aan de westkant van het Garda-meer. Een plaatsje dat alleen toeristische betekenis zou hebben ware het niet dat het anderhalf jaar lang fungeerde als hoofdstad van de ‘Italiaanse Sociale Republiek’. Die schijnstaat werd in feite bestuurd door de Duitsers en alleen in naam door een welgedane marionet met de naam Benito Mussolini. Dit nadat Benito spectaculair was bevrijd.

Wat vind je in Salò nog van Mussolini terug, Anno 2021? Op het eerste gezicht helemaal niets. Wel is er een tentoonstelling aan de gang

‘De jongeren onder het fascisme’.

En wel vind je her en der spreuken van Gabriele d’Annunzio, de fascistoïde dichter-dandy. Plaatsvervangend, zo voelt het bijna. Net als een ogenschijnlijk eerbiedwaardige spreuk op een aangemeerd bootje.

‘Eer Altijd’

Je kan er weinig van zeggen en toch voelt het onderhuids onprettig.

‘Rustgevend’ kan je een autoritje langs de westelijke rand van het meer niet noemen. Een krankzinnige inhaalactie van een witte Porsche leidt op een haar na niet tot meerdere uitvaarten. (Wie weet zat er ook een witte poedel in).

We komen langs Trento, vrijwel daar waar we eerder eens fietsten. In de tussentijd is in die buurt een wandelaar aangevallen door een beer. Dat fietst een volgende keer toch wat behoedzamer, vermoed ik.

We strijken neer in het plaatsje Eppan. Niet ver van het kasteel waar ik ooit een interview had met de beroemde alpinist Reinhold Messner, een soort ‘Beer van Zuid-Tirol’. We zitten er in een Bed&Breakfast zonder Breakfast. Geen probleem, we hebben er twee dorpjes op loopafstand. Wel hebben we er een luxe-probleem, met de nadruk op luxe.

Al dertig jaar geleden bezwoer iemand ons een keer te gaan eten bij Zur Rose. Maar in al die tijd hadden we ons die luxe nooit gepermitteerd. En wat dan nu, nu we op een haar na op het spek waren gebonden?

Een eenvoudig restaurant, nog dichterbij, bleek dicht. Wegens personeelsgebrek. Dus gingen we het doen en riepen richting onze portemonnee: ‘Het is overmacht!’

Zur Rose

Het etablissement, dat inmiddels al een kwart eeuw een Michelin*ster in het vaandel heeft, blijkt gehuisvest in een gewoon gebouw in een gewone straat. Ook aan het interieur valt niets luxueus te ontdekken. Hetzelfde geldt voor de vrouw die hier de scepter waait. Haar ‘De Koningin van Zur Rose’ noemen zou bespottelijk zijn. Ze is de dochter van de ronduit boerse verschijning op het schilderij daar, links. Opa Rabensteiner, rechts in de verte, ziet er overigens meer uit als een herenboer, al was hij dan vatenmaker.

De bazin blijkt boos. Een gezelschap van tien (!) mensen heeft op het laatste moment afgezegd. Als restaurateur wil je dan waarschijnlijk één van de twee: ze ‘braten im Ofen’, of op de grill. Ze zijn er alleen niet.

Margot, zo heet ze, droomt hardop van wat in het buitenland steeds normaler is: een voorschot dat ze kan houden als de gasten niet op komen dagen. Maar kennelijk is dat bij haar clientèle nog geen optie. Of ze durft het niet, hoewel niets aan haar doet vermoeden dat het haar aan durf ontbreekt. Haar kwaad maken is waarschijnlijk een slecht idee.

In elk geval zitten wij nu riant, in plaats van aan het allerlaatste, allerkleinste tafeltje. We bieden aan alsnog te verhuizen zodra er nieuwe reserveringen komen. Maar die komen niet. Niemand komt op het idee dat er in zo’n restaurant op etenstijd nog plaats zal zijn.

De bijbehorende chef verschijnt later op de avond tussen de gordijntjes om alle gasten hoogstpersoonlijk langs te gaan. Ik zeg hem dat we er dertig jaar over hebben gedaan om te komen, maar dat hij er toen waarschijnlijk nog niet was. Maar nee, Herbert Hintner, de man van Margot, blijkt al bijna veertig jaar op zijn post.

Pas de volgende dag ontdekken we het ‘geheim’. Inmiddels heeft de chef een tweede, simpeler zaak, vlakbij. Daar besteed hij het grootste deel van zijn tijd. Pas als de avond een eind op streek is kuiert hij kalmpjes naar Zur Rose, voor zijn gordijntjesentree plus gastentournee. Terwijl zoon Daniel onzichtbaar in de keuken staat.

De volgende morgen drinken we koffie in één van de dorpjes. In een wonderlijke ambiance. Het lokaal blijkt stampvol en de sfeer is uitstekend. Vrijwel iedereen is ’s ochtends al aan de wijn. Een enkeling aan het bier. Wat is hier aan de hand? De waardin: ‘De kerk is net uitgegaan’.

Zuid-Tirol: vrolijk hangen (en stiekem staan).

Mondkapjes zijn onder de kerkgangers vrijwel nergens te zien. De migratieachtergrond van alle aanwezigen beperkt zich vrijwel zeker tot ‘van huis tot hier’. Alles en iedereen 100% Zuid-Tirol, behalve wij dan.

Hoe zou het hier zijn met de vaccinatiegraad? Boegbeeld Reinhold Messner maakt zich zorgen in een lokale krant. Zelf probeert hij een rolmodel te zijn en bazuint rond dat hij al bijna zijn derde prik binnen heeft. Maar hij heeft een hard hoofd in de harde koppen die huizen in de bergdalen en die puur Duitstalig zijn. Zelfs geweld sluit hij niet uit, als de ongevaccineerden daar steeds verder in de hoek worden gedrongen.

Zuid-Tirol: streng hangen.

En een hoek, daar kunnen ze hier pittig uit tevoorschijn komen. Ik vertel een wijnproducent over mijn jeugdherinneringen hier. Toen borden met Italiaanse teksten doorzeefd waren met kogelgaten.

Hij vraagt, met zwijmelblik, of ik in het restaurant van de vorige dag wel de ‘Ravioli met Bloedworst’ heb genomen. Ik antwoord ontkennend en hij kijkt me aan alsof ik De Kans Van Mijn Leven heb laten lopen.

Op mijn beurt kijk ik hem aan. Hij lijkt de stereotiepe Zuid-Tiroler: Fleissig en efficiënt. Vrijwel iedere stap die hij doet is er één vooruit. Blijvend. Niet typisch Italiaans, lijkt het.

Ik kijk naar het gloednieuwe wijnvat dat net is aangekomen. Een heel duur ding. Er staan VERPLICHTE instructies op over hoe je het vat moet voorbereiden op het eerste gebruik.

De Zuid-Tiroler lacht erom: ‘Welnee, gewoon, hop!, meteen de wijn erin!’ In hemzelf vloeit dus toch Groen-Wit-Rood bloed.

In Bolzano, de grote stad, worden vóór je een kopje koffie krijgt wél eerst de coronapassen gescand. In een winkel vertelt een medewerkster dat sommige van haar collega’s drie keer per week (zelfbetaalde) testen doen om nog te kunnen werken. Liever dat, dan vaccinaties.

De kerstmarkt is in opbouw, maar hoe zal dat gaan?

We rijden weer richting vliegveld. Vooruit, vóór we teruggaan naar ons kikkerland nog gauw even een laatste bordje, echt Italiaanse pasta. Maar eenmaal binnen in het restaurant blijkt het volledig in handen van… Chinezen. Een trend. Misschien is zelfs de pasta… En de saus… De prijs is in elk geval onwaarschijnlijk laag.

En nu zijn we terug. In Lockdownland?

Zuid-Tirol, tot ziens!

TERZIJDE

In Zur Rose dronken we een memorabele Pinot Noir uit 2018 met een onmogelijke naam: een Linticlarus.

In de Colli Euganei dronken we een wijn waarvoor ik – even biechten – ooit in opdracht een tekst schreef. Toch durf ik deze wijn – zonder opdracht – van harte aan te bevelen. De naam: Notte di Galileo, ‘Nacht van Galileo’. Detail: de grote geleerde liet zich bij het nachtelijke sterrenkijken bovenop de Colli begeleiden door studenten. Niet in het minst om hem te ondersteunen bij de terugreis, wanneer hij inmiddels de sterren dubbel zag. Hij hield namelijk erg van…

(Zelf dronken we een 2018, maar een slechte Notte bestaat, denk ik, niet).

Echo uit Salò

Volgens de peilingen van begin november is de onaangenaam-rechtse partij Lega voorbijgestreefd door de nóg onaangenamere Broeders van Italië. ‘Broeders’ (geleid door een vrouw) komt via een estafette van partijen voort uit de MSI, de Italiaanse Sociale Beweging, opgericht door een ex-minister van Mussolini’s marionettenstaat in Salò.

Lega + Broeders + FI, de partij van levende mummie Berlusconi, zouden nu bijna de helft van het Italiaanse electoraat vertegenwoordigen.

Waarom gunt de pensioengerechtigde Draghi zijn land zijn inzet als premier?

Misschien alleen uit plichtsgevoel. Sommigen zeggen: ‘Omdat hij daarna president wil worden’.

(Andere kandidaat – echt waar – : Silvio Berlusconi).

Inzake truffels, zie ‘De witte van Alba’ in Cacciucco, het boek p.58-63. Inzake de Colli Euganei: p.35-37. Over Reinhold Messner: p.180-185 en omtrent de spektakelbevrijding van Benito Mussolini: p.26-27).

(Dit boek is nog steeds verkrijgbaar bij de Literaire Reisboekhandel Evenaar).

De vermelde witte Porsche haalde, behalve ons, nog meer auto’s in. Vlak voor een blinde bocht naar links, waarachter twee tegenliggers verschenen.

Een nog slechter idee dan bij een blinde bocht naar rechts. Behalve waar links gereden wordt, zoals hier.

Vers van de pers

Corriere della Sera (27-11-2021):

Vo’ (…) symbool van de strijd tegen Covid, staat nu vrijwel bovenaan in het trieste No vax-klassement: bijna 19% van de ‘vaccinabelen’ wil daar niets van weten.