387. Fietsers!

‘De Fiets’, die Amsterdam moest redden van ‘De Auto’, is inmiddels zelf het probleem. Vooral: de fietsers.

Als rasechte Hollander – kan dat nog?/bestaat die wel? –, ben ik geboren op de fiets. Spreekwoordelijk dan, voor degenen die zeggen ‘Fake news!‘ Wat wel echt zo was, was dat mijn kinderhart sneller klopte wanneer ik op de ochtend van mijn verjaardag voor deur van mijn kamer bepaalde geluiden hoorde. Geluiden die klonken naar fiets. Nou ja, fietsje. En nieuw was-ie ook niet. Het was steevast een derdehandsje, nadat mijn broers die waren ontgroeid. Maar wel vers in de verf.

Het was het begin van ontelbare kilometers trappen, naar de niet zo verre lagere school, naar de heel verre middelbare, en daarna door Amsterdam.

Ooit

Daar werd ik zelfs lid van de Fietsersbond. Daarmee fietsten we ook demonstratief, tegen die moorddadige ruimte-inpikker, de vermaledijde auto.

En nu zijn wij, fietsers, het zelf. Ruimte-inpikkers. En link zijn we ook. Nou ja, ik natuurlijk niet. De anderen.

Zelf ben ik de voorbeeldigheid zelf. Neem dit weekend. We hadden een grote fietstocht gemaakt en op de laatste dag hadden we in een Frans hotel een mini-paraplu geleend. Eenmaal terug te Mokum bleek dat pluutje nog in ons bezit. Ik suggereerde het Franse hotel hun parapluie dan maar te schenken aan hun zustervestiging in de Hollandse hoofdstad. Dat vonden ze heel honnête van mij. Dus toog ik op pad. Op mijn stadsfiets.

Eenmaal bij het hotel bleek mijn visioen, dat ik dat pluutje nog nodig zou hebben voor de tranen van ontroering die men daar zou plengen, niet overeen kwam met de werkelijkheid. Men incasseerde de plu alsof het de gewoonste zaak van de wereld was en wenste mij nog een fijne dag.

Maar zo fijn was die dag niet. Sterker, het was al een wonder dat ik mijn tochtje-voor-het-goede-doel zonder kleerscheuren doorkwam. En heelhuids.

De stad leek één groot gekkenhuis, een soort hel. Zonovergoten, dat wel. Maar verder was het niet leuk meer. Zie voor je: infernaal gekrioel à la Jeroen Bosch, maar dan met fietsers. In die mix drie hoofdsoorten: Wij, de ‘echte’ Amsterdammers, Zij, de expats en Hullie, de post-corona-toeristen. Die laatsten helemaal, nog even zwalkend terug van weggeweest. Op hun huurwielen.

Gewoon zoals vóór corona dus? Toch niet. Ook voor corona was de e-bike al in opkomst, maar het lijkt wel alsof veel Amsterdammers de virale pauze hebben benut om te bestuderen welke e-bike ze zouden nemen. Daarbij lijken degenen die vroeger nooit fietsten, en nog wat zwart geld hadden liggen, te hebben gekozen voor de ‘fat bike’, een soort ‘fietshulk’. Een suv voor fietsers, met banden alsof het Vondelpark kan worden opgenomen in de Dakar-rally.

De gemiddelde yup, echter, lijkt massaal te zijn overgegaan op de VanMoof, een geliktere, slankere soort.

Van het bestaan van dit hippe rijwiel kwam ik voor het eerst op de hoogte toen de bedoelde firma een exemplaar cadeau deed aan de toenmalige Italiaanse premier Renzi. Die Moofde daarop voor het oog van de camera’s een stukje door Florence. Een cadeau dat uiterst goed rendeerde.

Toen ik er voor het eerst een zag in Amsterdam nam ik er meteen een foto van, als curiositeit.

Wil een Italiaan wel mee gezien worden.

Inmiddels zijn ze overal. Dat zou op zich geen probleem zijn als iedereen op deze relatief beschaafde tweewielers ook beschaafd zou rijden. Vooral omdat ze zo hard gaan.

Als voorbeeldige fietser ben ik in mijn leven door talloze rode lichten gereden en over vele stoepen. Maar altijd met het bijpassende gedrag van degene die weet dat hij fout zit. Met alle egards voor degenen die goed zitten.

Intussen is mijn voorbeeld door velen gevolgd, maar dan zonder het bijpassende gedrag. Zomaar drie momenten in het afgelopen weekend, kort achter elkaar:

– Een jonge vrouw ramt zich al rijdend tussen voetgangers door, die naast het fietspad staan te wachten bij een stoplicht. De man die op de dunste haar na aan haar ontsnapt, roept uit:

‘Het moet niet gekker worden!!’

Maar die kans bestaat niet. Gekker kon niet. En haar corrigerend naroepen was zinloos. Ze droeg een koptelefoon.

– Een moeder dendert voorbij de uitgang van Albert Heijn, op haar elektrische ‘Urban Bomb’.

Stadsbom in rust: de Urban Arrow (v.a. €4990,-)

In de bak twee kinderen, voor wie mama geen enkele aandacht heeft. Met één hand aan het stuur bedient ze met de andere haar telefoon.

– Een ‘Moof’ op volle snelheid knalt op het Leidseplein op een zebra af. Nu zijn Amsterdamse fietsers met respect voor zebra’s er al lang even schaars als echte zebra’s, maar dit slaat alles. De Moof belt luid en de toeristen op de zebra stuiven alle kanten op.

Zeker, één, ook twee toeristen minder zou opluchten, maar dit was crimineel.

Nee, voor auto’s hoef je in Amsterdam nauwelijks nog bang te zijn. Voor fietsers des te meer.

TERZIJDE

Laatst hoorden we op de stoep achter ons bellen. Een meisje op de fiets wilde erdoor.

We zeiden haar dat dat niet kon. Ze keek ons niet-begrijpend aan. Of was het ook niet-horend?

Twee witte spaghetti-slierten seilden ab uit haar oren.

Mochten we die tijdelijk verwijderen, voor de ‘dichtbij-com’?

Bijkomend gevaar: e-bezorgers.

Wat te doen?

Om te beginnen: een maximum-stadssnelheid voor fietsers en een nog lagere in parken.

Hoe puur hoofdstedelijk is het fietserswangedrag eigenlijk?

Eerder op deze site: een ode aan mijn fiets.