373. Schier (vervolg)

We zijn net terug, na ruim twee dagen Schier. Althans, wij zeggen Schier. Dat schijnt, begrijp ik nu, typisch iets te zijn voor mensen ‘van de wal’, zoals de Schierders ons noemen. Het doet een beetje denken aan een buurman die we in Italië hadden. Die noemde ons ‘voi altri‘, ‘jullie, anderen’. Dat is iets voor altijd, wat je ook doet. Schierders noemen hun eiland Schiermonnikoog, begreep ik dit keer. Wij van de wal weten ook wel dat hun eiland zo heet, maar we vinden het wat lang.

Misschien hebben ze er ook wel een eigen, heel andere naam voor. Geen idee. Dat krijg je ervan als je er telkens zo kort bent. Te kort. De eerste keer waren we er nog niet eens twee dagen en tussendoor brachten we het oog nog één flitsbezoek. Midden in de winter, toen zelfs het zeewater er bevroor.

De teller staat dus nu op drie. En driemaal geeft me het recht, stel ik me zo voor, om met dit stukje te komen, dat eigenlijk een excuus is om een oud gerecht ter tafel te brengen: het verslag van ons Schierdebuut. Smaakt dat dan nog, na tweeëndertig jaar? Ik vind van wel. En leg hierbij mijn hoofd op het hakblok.

Nog steeds goed.


Kan ik dan niets vertellen over Schier Anno Nu? Jawel, maar weinig anders dan toen.

Dit keer was het hopelijk-bijna-post-coronatijd. In de bus naar de boot troffen we een man met een opvallend lage OV-uitstraling. Alsof zijn Jaguar net nu in de reparatie was en hij het hele land door had gemoeten in vervoersmiddelen waarvan hij amper wist dat ze bestonden. Toch kwam hij er ook zo.


En hoe kwam hij er?

Op de boot zelf, daarentegen, plofte tegenover ons een motorrijder neer. Daar zat hij gekoptelefoond te trommelen, in T-shirt, ‘samen’ met ons op het zonnedek. Nu scheen de zon inderdaad, maar alleen al de aanblik van dat T-shirt deed mij nog eens extra rillen, zoals wanneer je bij een bepaald soort kou kijkt naar een fontein. Angel-achtig was hij niet, eerder een lid van een geslaagde rockband. Zoiets. Hij las ook een boek, een bouquetwerk leek het, van ruim een pondje meer.

Bij aankomst in de haven haalde hij met zijn motorhelm een fiets van het slot. Schier brengt nu eenmaal ons allen tot basisproporties terug.

We zetten ons midden in het dorp aan tafel en al spoedig wisten we het weer:

De Wadden = Beroerd eten in een zorgeloze omgeving. Met frieten.

Maakt niet uit. De Wadden kunnen niet kapot. Ze zijn heerlijk van zichzelf.

Schier eindeloos.

We stuiten op iemand van Omrop Fryslân. Hij praat ons bij over Schiers heetste hangijzer: De Kabel. Het gaat om een XL-stroomdraad die een windmolenpark, pal noord van Schier, moet verbinden met de Eemshaven. Dwars door de oostpunt van het eiland. Het herstel van de natuur na De Gleuf ‘gaat misschien wel dertig jaar duren’, zegt de Fryslânman. Oké, maar de wereld gaat nóg langer mee, en dat is nu juist het idee van die molens, zou je zeggen.

Tot je kijkt naar waar de Eemshaven precies ligt. Dan denk je: ‘Is door Schier niet een onnodig vreemde omweg?’ Wordt vervolgd.

Trouwens, wat wegen betreft, ook een gewone weg houdt de gemoederen op Schier hevig bezig. Heet Hangijzer Nr.2. Wel veel voor zo’n klein eiland.

We ontmoeten twee dienders te fiets en vragen ze of er nog onraad is. ‘Geluidsoverlast’, zegt de een, net boven het gegak van de ganzen uit. Mijn Schierstuk van vroeger herlezend, zie ik dat ik ook toen al zoiets vroeg. Misschien wel de ‘originele’ standaardbinnenkomer van mensen van de wal.

Maar dit had je vroeger niet.

Wat vinden de Schierders eigenlijk van hun ex-Tweede-Kamer-burgemeester?

‘Dat kan je de eilanders beter niet vragen’, zegt iemand van de wal die al vele jaren op het eiland woont, om vervolgens los te barsten.

‘Het zou iemand worden met korte lijntjes naar Den Haag! Niks van gezien. En ze is te vaak op tv’. Dat vinden de eilanders maar niks, weet hij. Die zijn meer van ‘je rustig houden’. Erger nog, de burgermoeder zou tijdens een recent programma hebben gezegd dat ze er bij de eilanders goed op staat. Een doodzonde. Zoiets zeg je niet, vinden ze, ook niet als het waar was. Onze semi-Schierder begint zachtjes te stomen.

‘En die ramp dan, met die containers?’, probeer ik.

‘Ja, dat deed ze wél goed. Korte lijntjes met defensie…’

‘Krijgt ze daar dan geen krediet voor?’

‘Dat is alweer zo lang geleden, hè?’

Ja, al die witte bolletjes toen overal! En nu? Niet gezien, niet op gelet. Zou de wind, zou de regen… Of zouden de meeuwen…?

*

Dit alles ter herintroductie van:

SCHIERMONNIKOOG


TERZIJDE

‘Lang geleden’ =

De containerramp dateert van januari 2019. Twee jaar later lag er naar schatting een kleine miljoen kilo afval van de ramp nog in zee.

Op het oog zou je denken dat Schier bij Groningen hoort, maar nee. Wel ‘wandelt’ het eiland continu naar het oosten, de buurprovincie binnen. Om Schier toch helemaal Fries te houden wordt om de zoveel tijd een grenscorrectie doorgevoerd.

Grenzeloos:

We aten ‘Hollandse garnalen’. Zouden die nou ook op Schier op je bord komen via Marokko?

De kok: ‘Ik vrees van wel’.