Capucinno

Amsterdam, 1996

Haar cafeetje ligt nogal verscholen. Daarom had ze op het trottoir een groot bord neergezet. Zodat we van haar bestaan zouden weten. En dat ze ‘Capucinno’ schonk.

Nu kwam het goed uit dat ik toch al naar haar op weg was, juist voor de koffie. Zo kon ik haar meteen vertellen hoe ‘Capucinno’ beter kon.

Nu wordt dat woord wel vaker verkeerd geschreven. Sterker, bijna altijd. Bijna altijd staat er minstens één fout in. Vaak twee. Drie is zeldzaam. Daarom kwam het feit dat ik mijn diensten aan kon bieden zo goed uit. Dacht ik.

Dat het Italiaans voor ons zo lastig spelt, komt deels doordat het een beetje lijkt op gematigd Fins: het wemelt er van de dubbele medeklinkers. Weliswaar is de Italiaanse spelling kristalhelder en voor kenners dus uiterst voorspelbaar, maar net als je als gewoon mens denkt: ‘Dan overal maar dubbel’, dan natuurlijk net weer niet.

Maar goed, het gaat hier om een ‘vreemd woord’. Een mens kan niet alles weten. Dat is een rustgevend besef. En het is nog veel rustgevender geworden: De Nederlandse Taalunie is met een nieuwe spelling gekomen, zó wonderlijk dat niemand het je kwalijk kan nemen als je het ook ‘verkeerd’ doet in je eigen taal.

Dat is mooi, want ik deed het allang verkeerd. In mijn spelling ben ik niet konsequent. Maar dat krijg je als je op school ‘in de overgang’ zat. Van de ene spelling naar de andere. Als commissies van panta rhei lijstjes willen maken.

Ik lamenteerde eens tegen een vriendin over de achteruitgang van onze taal. Bij haar vond ik een luisterend oor, een professioneel oor bovendien. Dat van een lerares Nederlands. Met zo iemand kan je tenminste verstandig praten.

Ze zei: ‘Je vergist je. De taal ontwikkelt zich. En jij staat stil’.

Zo, dat was dat. Fijne vrienden heb ik. Ik zie haar nooit meer – ze is gevlucht naar Moskou -, maar ik weet nu wel hoe het zit.

Want, het is waar. Ik sta stil. Bij ‘SM’ denk ik nog aan het Stedelijk Museum. Dus bij de tijd ben ik niet, maar toch ook een beetje modern. In korte stukjes schrijf ik vaak extreem korte zinnen, zonder onderwerp of gezegde. En ik slijp soms komma’s af tot punten. Dat kan helemaal niet. Dat is helemaal fout. Fout.

‘Eén koffie graag’, zei ik tegen de vrouw van het café. ‘En trouwens, als ik u een dienst mag bewijzen, dat bord daar buiten met ‘Capucinno‘ erop, dat moet ‘Cappuccino‘ zijn. Dat betekent ‘kapje’, wat slaat op het schuim er bovenop. Witkapje dus. Een capuchonnetje. ‘Cappuccino‘, met twee p‘s, twee c’s en één n‘.

De vrouw keek me met een scheef hoofd aan, en zei: ‘O ja? Nou, maar wij schrijven het zó’.

Het leven is niet zo moeilijk.

*

© Joost Overhoff