HET ‘NIEUWE’ RIJKS (3)
Notities
Ook zij horen bij het Rijk(s)
1700-1800
Tja, de achttiende eeuw. Zucht. Een eeuw om over te slaan, eigenlijk. Maar ja, hij is er nu eenmaal.
Je zou voor Eeuw Nr.18 eigenlijk medelijden kunnen hebben, als zielepietje tussen de Nummers 17 & 19, ware het niet dat die honderd jaar zoveel wansmaak heeft voortgebracht.
Zaal 1.7
Wel aardig 1: ‘behangselschilderingen‘. Als een soort voorlopers van het fotobehang.
1.11
Wel aardig 2: aandacht voor een uitgebrand slot, na een uit de hand gelopen feestelijke ‘illuminatie’.
Knap: een tafelplanetarium‘.
Zilver is een fenomeen. Het is vaak mooi of letterlijk overdreven en meestal verbluffend veel waard. Maar bij elkaar, in een museum, word je er een beetje moe van.
Ons, Hollanders, wordt altijd verweten dat winst onze belangrijkste leidraad in het leven is. Maar ziedaar de Engelse firma Wedgwood, die er geen been in ziet om bustes te vervaardigen van hun grootste vijanden, zoals Michiel de Ruyter. Als het maar verkoopt.
Ook Engels is een bordje met daarop hoge Nederlandse dichtkunst:
Zolang Zon en Maan Zal Staan
Zal nooit de Oranje Kleur vergaan
1800-1900
1.12
Lodewijk Napoleon had de titel ‘Koning van Holland’, maar had ook kunnen meedingen naar ‘Goeie Peer’. (Zo te zien deden ze ook toen al aan het niet kammen van je haar. Maar misschien is dat gewoon wat je krijgt na het afzetten van je steek).
Zeker is dat het niet de bedoeling was van zijn kleine grote broer dat Louis de belangen van zijn Hollandse burgers al te zeer ter harte nam. Het geschilderde verschil tussen de twee spreekt boekdelen.
(Als gedachtenexperiment gaat het verrassend makkelijk: in gedachten het hoofd van de keizer vervangen door dat van Vladimir Poetin).
Verrassende meervoudsvorm voor ‘een Nederlander’: Nederlanderen.
Doe maar… Was die hier? De PABO van toen.
De Schaatswedstrijd. Nostalgie: toen hadden ze nog écht ijs… Verwondering: schaatsende dames met blote armen.
Anno Nu geldt die verwondering de gehardheid van toen. Maar kennelijk vond men destijds die blootheid vooral ernstig ongepast. (Getrouwde vrouwen mochten niet eens meedoen).
Wanneer is een beeld van iemand levensecht? In elk geval als het je doet afvragen wat hij (m/v) denkt.
Het grootste schilderij van het Rijks: De Slag bij Waterloo. Meest opvallend: Prins Willem van Oranje (linksvoor). Hij wordt als ‘Held van Waterloo’ weggedragen op een brancard. Maar hij ligt erbij alsof hij heeft plaatsgenomen op een divan, verre van ambulance-behoeftig. Eerder als de voetballer die bij het minste geringste al plat wordt afgevoerd.
Die indruk blijkt te kloppen. Hij heeft alleen een schotwond in de schouder. Zeker is dat hij er gewoon lopend richting de EHBO op dit schilderij niet heldhaftig uit had gezien. Maar nu ook niet.
Wel eens verfrissend, zo’n andere David dan deze:
Zodat je weet waar je je aan te houden hebt, met dank aan de keizer: de meter. Zie ook in dit verband: ‘Een kwestie van eenheid‘.
Tja, durft een schrijver, na alles wat er al geschreven is er nog iets bij te doen? Daarvoor moet je van goeden huize komen of onwetend zijn. Hetzelfde geldt voor een schilder, zou je zeggen.
Eerst was er dit. Toegegeven, de titel ervan is later bedacht. Maar toch. Hoe durf je dan nog dit te maken?
1.14
Zo, die Oberman! Nooit van gehoord. Maar een tiptop duo.
Zeker, Van Speijk, die kennen we. De man van het vuurwerk. Maar verbluffend zijn de souvenirs die uit de restanten van dat vuurwerk werden gemaakt om aan Van Speijk-fans te worden verkocht. Met certificaat van echtheid…
1.15
Mooi voorbeeld van een schilderij met speciaal bijpassende lijst. Op het schilderij ligt de eerstgeborene van de farao overtuigend net dood te zijn. Met als onopvallend detail de binnenkomst van Mozes en Aäron. Alsof in die doffe stilte binnenkort gaat klinken: ‘Ik zei u toch al…’
1.17
Geen nieuws, maar het blijft verbluffend: hoe piepklein Deshima toch was, de Hollandse handelsnederzetting in Japan. Daar waar ze tweeënhalve eeuw lang maar één keer per jaar vanaf mochten komen.
Andersom blijkt uit de Japanse prent van Hollanders aan de maaltijd hoe verbluffend zij ons vonden:
Lange neuzen! / Zittend op stoelen!! / Etend met bestek!!! / Spugend in potjes op de grond!!!!
Gewichtig symbool van een knagend dilemma?
De 70-karaats diamant van de Sultan van Banjarmasin. Ooit hebben we het ding van hem afgepakt. Maar moeten we ‘m ook ooit weer teruggeven?
(Probleem: een meisje dat er naast mij naar kijkt wil ‘m graag als hanger)
Fascinerend: de ‘Opium Regie’. De overheid had het dus wel degelijk al veel eerder door: als je verdovende middelen door de staat laat verkopen kan die er zowel veel mee verdienen als de kwaliteit garanderen.
Tentoongesteld is een officiële ‘Presenteerdoos’ met monsterverpakkingen opium.
1.18
Leuk: De afgesneden molen.
Toevallig viel ik vorige week binnen bij een schilderles. Meester Bouchaib Dihaj vertelde een anekdote:
‘Een vrouw wist te vertellen dat je bij het koken van vis altijd eerst de kop en de staart eraf moet snijden. Gevraagd naar het waarom, zei ze: “Vraag maar aan mijn moeder”.
Haar moeder bevestigde dat het zo was. Maar waarom? Ze besloot het haar eigen moeder te vragen, die net op haar sterfbed lag. Wellicht een wat wonderlijke vraag op zo’n moment, toch waagde ze het erop: “Moeder, waarom sneed je altijd eerst de kop en de staart van de vis?’
Mogelijk waren het haar laatste woorden, waarmee het oudje zei: “Ik… had… een… te kleine pan”.
Als het niet bijna voor de hand lag, zou je zeggen: ‘Veth goed!’ Want Jan Veth is echt geweldig. Op het meedogenloze af. Zijn vader vindt dan ook van zijn portret van de gezusters Veth dat de ‘scherpe omtrekken’ wel wat zachter hadden gemogen.
Het eeuwige probleem van de portrettist: dat de opdrachtgever graag aan photoshoppen-avant-la-lettre laat doen.
Jaaaa!!!! Mauve.
Soms is het wel jammer om iets te weten wat je eerst niet wist. De Singelbrug van Breitner is een dijk van een schilderij, zo wist ik. Maar nu heb ik geleerd dat de dame vooraan eerst een dienstmeid was. Vanwege commerciële redenen omgeturnd. Op verzoek van de kunsthandel. Hm.
Wat een weelde, inderdaad, de Zomerweelde van Van Looy. En wat een kleurenpracht! Met een poging het bijna exorbitante te paren aan het gewone, in de vorm van een hooitransport.
1900-1950
Ergens denk je: ‘Eigenlijk mag de collectie wel bij 1900 ophouden’. Je moet toch ergens een grens trekken. Al is dit museum immens groot, vol is vol. En niet dat het depot van de voorwerpen tot 1900 nu leeg is.
Zoals het nu is, zijn de jaren 1900-1950 weggewerkt op twee aparte ‘zolders’, die dus niet doorlopend zijn.
Niet dat er in deze twee beperkte ruimtes niets van waarde te vinden is. Alleen de aankondiging al:
‘De 20e eeuw. De eeuw van Nieuw!’
3.1
Het begint meteen goed met het beeld van een naakte Javaan. Op zijn schoot koestert hij… een dieselmotor. Alsof die voortaan iets religieus ter verering kan vervangen.
Fraai portret door Jan Toorop van de voorzitster van een mij onbekende instelling, de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleding, gehuld in een voor mij even onbekend fenomeen: de ‘reformjurk’.
Ook goed: het zelfportret van Edgar Fernhout.
Onvolprezen: Hildo Krop.
N.B. Veel van zijn werk in de openbare ruimte gaat in Amsterdam verscholen achter neergekwakte fietsen, maar in de museumwinkel is een boekje te krijgen met een overzicht.
Ooit bekeek ik met Carel Willink en zijn Mathilde het werk van een Larense beeldhouwer, onwetend van het bestaan van Willink als Johannes de Doper. Kennelijk zag hij in Mathilde dus geen Salomé (maar ‘budgetbedreigend’ was ze wel).
Is ‘Johannes Willink’ trouwens verdwaald ter hoogte van de Langkofel? In elk geval ziet het er in de verte Dolomietig uit.
Veel cynischer kan het niet, dat ‘Nazi-schaakspel‘.
Dit deel van het tijdvak eindigt als een soort echo van het begin: gezichtsmaskers van (levende) bewoners van Nias. Je ziet ze zoals ze echt waren, en je zou ze postuum alsnog willen vragen: ‘Hadden jullie hier wel zin in?’
Voor het vervolg van dit tijdvak moet je op speurtocht, via de Voorhal.
3.3
En aan Motoragent Jongbloed (goeie tekening) zou je willen vragen: ‘Wat vind jij nou van het werk van Aat?’
Het oeuvre van Veldhoen doet je je wel realiseren dat er in het hele museum niet veel erotiek te vinden is.
‘I’m Too Sad To Tell You‘ (that I’m missing). Door Bas Jan Ader. Vermist sinds 1975.
3.4
Ja, dit mag toch wel een ‘museale jurk‘ heten.
En tot slot onze nationale trots, de Deltawerken, zoals gezien door Bert Haanstra. Daarvoor blijkt het ene zitbankje dat voor deze projectie is opgesteld ruim onvoldoende.
*
© Joost Overhoff
HET ‘NIEUWE’ RIJKS (1)
HET ‘NIEUWE’ RIJKS (2)
HET ‘NIEUWE’ RIJKS (4)