FilmTips
MILES DAVIS: Birth of the Cool ****
Als je een film maakt over een vijfsterrenonderwerp, dan is dat zowel makkelijk als angstaanjagend.
Makkelijk, want die vijf sterren heb je dus al vanaf de start, en angstaanjagend omdat je vanaf dat begin alleen nog maar sterren kan verliezen.
Naast mij in het bioscoopzaaltje zit een oudere dame, klaar voor een kleine twee uur nostalgie. Ze heeft Miles welgeteld vijf keer live in actie gezien. De eerste keer als meisje van zestien, geheel tegen de wens van haar moeder. Jazz gold in die dagen onder ouders als verderfelijk. De moederlijke zorgen bestonden dus al zonder nog op de hoogte te zijn van Miles’ indrukwekkende carrière als vrouwenverslinder.
Zelf wist ik dat wel, maar het was me bijvoorbeeld nog onbekend dat hij zelfs de Française Juliette Gréco aan zijn zegekar had gebonden. Ik ben dan ook geen echte Miles-kenner, maar wel een echte fan.
Miles, hij lijkt wel bijna Rembrandt of Leonardo Je kan volstaan met de voornaam.
Aardig was-ie niet, Miles. ‘Echt briljante mensen zijn zelden aardig’, weet de dame naast me.
Aardig zijn is geen vereiste om vrouwen te kunnen verslinden, of om een groot musicus te zijn. Sterker, wat vrouwen betreft is een aura van ‘gevaarlijke aantrekkelijkheid’ een grote troef. Eén van Miles’ latere minnaressen beschrijft hoe ze hem voor het eerst zag. Bij toeval. Een liftdeur ging open en het leek wel alsof ze oog-in-oog stond met een vampier. Meteen, instant wist ze: als die vampier haar einde zou betekenen, dan vond ze dat niet erg.
En wat kon die vampier geweldig spelen. Neem het begin van ‘Blue in Green‘, op zijn fameuze plaat ‘Kind of Blue’. De kwaliteit ervan dwingt je de randen op te zoeken van je eigen taal. Je komt tot een nieuwe uitdrukking:
‘zachte verplettering’
Zachter verpletterd dan door Miles kan je niet worden.
Het is meteen de reden waarom deze documentaire onderweg een ster verliest. Sommige passages zijn heilig. Die devalueren tot achtergrondmuziek terwijl je een verhaal vertelt is heiligschennis. Kan niet, mag niet.
Miles, ook theoretisch onderlegd, tilt de jazz naar een ongekend niveau. Pianist Bill Evans vergelijkt hun prestatie op Kind of Blue met een vorm van Japanse schilderkunst. Een deels vrije, spontane kunstvorm die iets meedogenloos heeft. Het moet meteen goed zijn. Correcties kunnen niet.
Het goede en jammere van halfgoden als Miles is dat ze nooit tevreden zijn met wat ze kunnen. Hij was altijd grensverleggend bezig, terwijl je als mindere god hoopte dat hij die ene of die andere grens nog even niet over zou willen gaan.
Uit de documentaire blijkt overigens dat Miles’ veranderdrang niet helemáál creatief gedreven is. Hij merkt dat pop-/rockartiesten ‘die nauwelijks weten wat ze doen’ meer verdienen. Dat wil Miles ook wel. Al verdiende hij zelf al pittig, ook aan de uitgavenkant liet hij zich niet onbetuigd.
Collega-muzikant Carlos Santana merkt treffend op dat voor het spelen van een ballad moed is vereist. Je verstoppen in een hoop herrie en noten kunnen er meer. Maar zelf moet je niet willen dat Miles was blijven doen wat je zelf het mooiste vond. Zo kon je Miles ook niet krijgen. Miles aan een touwtje? No way.
TERZIJDE
Mannen kunnen niet multi-tasken?
Miles kijkt tegelijk naar het beeld en componeert ‘spelenderwijs’ de filmmuziek van ‘Ascenseur pour l’échafaud‘.
Magistraal.
Schilderkunst & Muziek
De vergelijking van Bill Evans doet denken aan de calligrafische schilderkunst zoals eerder besproken op deze site.
Zie: De fascinerende ontwikkeling van Chen Dehong
Vergelijking, deel 2
Blue in Green door Chet Baker.
(Ook niet aardig).
Miles werd begraven met één van zijn trompetten.