DE VARENKUST
Met de trein naar de Spaanse noordflank.
III
Vanaf Ferrol boemelen we noord- en oostwaarts. Maar hoe precies? We laten de conducteur een kaart zien, maar hij heeft geen idee hoe zijn treintje loopt, al kent hij alle haltes uit zijn hoofd.
Het treintje is trouwens slim ontworpen. De leuningen van de stoelen kan je omklappen. Zo ontstaan zitjes van vier of van twee en kan je naar keuze voor- of achteruit rijden. Voor je gevoel.
Onderweg zien we verrassend weinig kust en verrassend veel eucalyptusbomen. Hm. Van die bomen valt veel los, droog spul. Extra makkelijk brandbaar, zou je zeggen. Nu regent het hier vrij vaak, maar toch. De reden blijkt industrieel. De bomen worden aangeplant voor en door de papierindustrie.
Bij O Barqueiro stappen we uit als enigen. ‘De haven ligt beneden’, zegt de conducteur, hilarisch overbodig. Het stationnetje heeft iets dat inhangt tussen ‘Il Postino’ en ‘Once Upon A Time In The West’. Behalve dat we hier de enigen zijn.
Zelfs geen ezel is er te zien, terwijl een smal ezelpaadje naar beneden leidt. Naar het haventje waar alles gesloten is, behalve ons hotel. Hogerop is er ‘De Winkel’ en ‘Het Café’. Buiten het seizoen is het een plaatsje waar de voornaamste gebeurtenissen van de dag bestaan uit eb en vloed, gelardeerd met het uitvaren en binnenkomen van een paar kleine vissersbootjes. Het is een plaatsje zoals uit ‘Under Milkwood’ van Dylan Thomas, vragend om een veel uitvoeriger beschrijving dan deze.
Op internet staan klachten dat de eigenares van ons hotel alleen Spaans spreekt. De eigenares heeft zelf ook een klacht: dat er gasten komen die geen Spaans spreken.
Gelukkig blijkt mijn ‘Zo leer je Spaans’-restant nog voldoende voor huis-, tuin- en hotelgebruik.
We blijven er drie nachten, spreken met gepensioneerde vissers – ‘Vis is er steeds minder’ -, kijken naar de vissen die nog wel aan land komen en naar de visser die zich voorbereidt op de jacht naar het meest typische van de Galicische keuken: pulpo, octopus.
De octopus mag dan gelden als zeer intelligent, de visser is hem de baas. In iedere éénrichtingsval gaat een vis, bij wijze van geurig entreeverzoek. De kost gaat daarbij voor de baat uit, maar de baat is zo’n achttien euro per kilo. De moeite waard, maar veel moeite is het wel.
Terzijde
De vissers gaan met hun tijd mee. Bedwongen ze vroeger de kreeftenscharen met elastiek, nu met…. tiewrap.
We zien een kookprogramma op tv, waaraan ook BS’ers meedoen, zo lijkt het. Onder algemene vrolijkheid werpt iedereen allerlei grote schaaldieren al spartelend in het kokende water, alsof het één groot feest is.
Zwemmen doen we aan ons ‘privé-strandje’. Timing is daarbij van belang, want bij vloed is het strand privé van de zee. Je komt er via een wrakkige trap waarop onderaan in je verbeelding ‘112’ staat geschreven, maar er gebeurt niets.
Koffie in Het Café. Het goede nieuws: de Spaanse koffie is net als de Franse duidelijk vooruitgegaan. Maar veel beter dan in Frankrijk is de rekening. Tweemaal café cortado voor €2,20. De vrouw van de eigenaar heeft lang in Italië gewoond en we gaan over in het Italiaans. Ze wordt er helemaal week van. Wanneer we vertrekken omhelst ze ons.
Sowieso blijken de Spanjaarden veel lichamelijker dan wat wij in Italië gewend waren. Zelfs na de meest korte kennismaking raken ze je al vriendelijk aan.
Terzijde
In het café hang een informatieposter over de Aziatische hoornaar. Het is een megawesp die in meer Europese landen een probleem begint te worden. Vooral voor de honingbij, maar de hoornaars hebben in Galicië ook al een menselijk slachtoffer geëist.
Niet vriendelijk is de kust aan de onbeschutte kant van ‘onze’ landtong. Integendeel. Dit is de Galicische kust zoals je ‘m verwacht, zoals je ‘m hebben wil. Wild, angstaanjagend. Donkere, bijna zwarte rotsen. Woeste golven, van oneindig ver, verstuivend in nevels. Dreigende luchten.
Zúlke golven en dan stormt het nog niet eens. Eén stap te ver bovenop de klif en het is met je gedaan. Je krijgt er kriebel in je voeten van.
Andere voeten zijn er niet. We zijn hier alleen en gaan zitten op een bankje. Op een bordje staat dat ‘Het mooiste bankje van de wereld’ niet ver weg is. We hoeven het niet te zien. Mooier dan dit kan niet.
Daar komt een megagolf! Dat gaat wat worden… Maar nee, hij wordt gesmoord in een terugkomende voorganger. Wat een ellende. De hele oceaan over, in de opbouw naar een ongelofelijke apotheose. En dan… niks.
+ woeste audio
De vrouw van het hotel kan zo goed koken dat haar man bijna niet meer door de deur past. Of snackt hij stiekem tussendoor? Veel van de Spanjaarden die we tegenkomen zien er goed uit. In alle opzichten. Veel mooie vrouwen en nog opvallender veel mooie mannen. De baarden die elders in de mode zijn hadden ze hier, volgens mij, altijd al. Het staat ze prima.
In het hotel spoelt een Française aan, een lookalike van Christine Lagarde. Een verdwaalde Camino-ganger, zo lijkt het. Op een elektrische fiets. Hoe zit dat? Kan je dan in Santiago wel een oorkonde krijgen? Of staat daar als aantekening dan een stekker op?
We kachelen door in het boemeltreintje, naar de regio Asturië. Langs de kust. Hoewel, dat valt een beetje tegen. We rijden ook vaak door het binnenland. Bovendien is er een ander probleem. De haltes van het lijntje liggen vrij hoog boven de plaatsjes aan de kust. Zo ook in Cudillero.
*
Camino
2
Bij het stationnetje zit een groepje Camino-gangers. Op het punt het helemaal op te geven. Of deels dan toch.
Iets lager kruisen we het echte pad. Er komt een eenzame wandelaar de hoek om. Hij gaat het halen, dat zie je meteen.
Hoeveel zijn het er eigenlijk?
In 2018 kregen ver over de driehonderdduizend Camino-gangers een oorkonde aan de eindstreep. Dat is niet meer dan een indicatie, want die oorkonde krijg je alleen als je tot aan Santiago minstens honderd kilometer wandelend hebt afgelegd. Of tweehonderd kilometer op de fiets.
Velen halen dat niet. Door opgave, of omdat ze per jaar alleen een stuk(je) doen.
*
In Cudillero waarschuwen ze voor ‘freak waves‘…
Cudillero blijkt een letterlijke tourist trap. De toegangsweg wordt steeds nauwer, totdat je beneden in de val zit.
In het hotel doen ze aan de goedkope ‘oplossing’ van het rookprobleem: kunstmatige geurverstuivers. Het vervangen van de ene stank door de andere. Daar zijn we allergisch voor.
Weg hier. We gooien het meteen over een andere boeg. We gaan verder met de bus. Gaat prima, kost een krats.
In Ribadesella – Oever van de Sella – bevalt het ons direct. Het is er wijds.
We nemen onze intrek aan het strand. Naast ons hotel staat een surfschool. We treffen er een drietal Italianen, die wonen en werken in Madrid. Ze lijken model te staan voor een ernstig fenomeen, de Italiaanse braindrain. Jonge, briljante Italianen verlaten het land waar voor mensen met talent maar zonder connecties geen toekomst is en waar incompetente ouderen de deur dichthouden voor de jeugd.
Het dwingt ons om meer expliciet te doen wat we eigenlijk toch al deden: dit Spanje vergelijken met De Laars.
Spanje-Italië
– Spanje lijkt ons serieuzer, ordelijker, schoner. En niet zo’n beetje.
– Het land heeft op de economische crisis gereageerd met hervormingen, terwijl Italië het zoekt in zondebokken.
– De Spanjaarden die we ontmoeten zijn vriendelijker, terwijl de doorsnee Italiaan toch ook niet onvriendelijk is.
– Meer Spanjaarden spreken een mondje Engels. En beter.
– Het Italiaanse culinaire niveau is moeilijk te evenaren, maar slecht eten doen we op deze Spaanse reis zeker niet.
– Italië heeft sinds de jaren zestig met man en macht gewerkt om het land te verlelijken met afzichtelijke nieuwbouw en illegale bouwsels. Ook in Spanje zien we nogal wat nieuwbouw zonder schoonheidsprijs, maar niet van het Italiaanse lelijkheidsniveau. Daar staat tegenover dat weinig Spaanse bouw hartverwarmend is, terwijl in Italië nog heel wat wordt gered door Geraniums & Co.
Wat het oude betreft kan Spanje niet op tegen de elegantie van Italië. Nogal wat ervan is ronduit stram.
N.B. Bij deze observaties gaat het om Noord-Spanje.
Camino
3
Een vrouw komt op ons af. Een Hollandse, zo zie je al van ver. Ze wil ons iets verkopen. Een sieraad dat ze zelf heeft gemaakt, of anders een schilderstukje van haar vriend.
Ze woont sinds een aantal maanden vast in Ribadesella, na jarenlang een nomadenbestaan te hebben geleid.
Dat kwam nadat ze aan de Camino was begonnen zoals er heel wat het doen. Niet voor de bucketlist, maar als keerpunt in hun leven. Voor haar betekende het zowel een einde als een begin. Het einde van haar huwelijk en een nieuw begin met, je voelt het al, iemand die ze ontmoette op de Camino. De wandeling naar Santiago lijkt wel een soort Tindertippeltrip. Velen doen het erom, om zo iemand te ontmoeten waarmee ze ook na aankomst verder kunnen.
Ik vertel haar van de Florentijnse graaf die we kennen. Die heeft als theorie dat je vóór je gaat trouwen eerst ‘de Camino-test’ moet hebben gedaan. Op die manier verloor hij zijn verloofde voor het te laat was.
(Daarna trouwde hij met iemand waarbij hij de test oversloeg en daarvan is hij nu gescheiden).
*
De Hollandse heeft heel Spanje doorgereisd en bevestigt dat er, net als in Italië, regionaal de nodige verschillen zijn.
Een vrouw op het strand komt uit Castilië en is graag in Asturië. Bij haar, in het echte Spaanse binnenland zijn de mensen ‘droger’, harder, zegt ze. Ze schrijft het aangename karakter van de Asturiërs toe aan het feit dat de streek lang heel arm bleef. In het naburige, veel ontwikkelder Cantabrië zijn de mensen arroganter, is haar ervaring.
De armoede dreef veel Asturiërs naar Zuid-Amerika, waarna ze met het daar vergaarde fortuin weer bijdroegen aan hun plaats van oorsprong, zoals in Ribadesella.
Bij het ontbijt stuiten we op twee Canadese dames. Camino-dames weer? Nee.
‘We’re doing caves’. Ze zijn speciaal uit Canada gekomen om Spaanse grotten te zien, vooral die met pré-historische schilderingen. Daarvan is er een niet ver van het hotel. Daar móeten we heen, vinden ze. We beloven het, plus een verslag.
Eerst een dagje lanterfanten. Ook hier eten we prima. Een ober pakt een enorme krab uit de zeewaterbak en loopt ermee tussen de tafels door naar de keuken. Halverwege draait-ie zich om, zet de krab terug en pakt een nog grotere. Oef! Daarmee heeft de ‘kleine’ nog even respijt.
In het voorbijgaan houdt de ober de reuzenkrab voor het hoofd van een kind. Ze griezelt en geniet. Jong geleerd, jong gegeten.
Terzijde
We zijn hier in ciderland. Mensen drinken het zelfs bij de vis.
Bij wijze van show wordt het, ook ter ere van wat bubbels, van grote hoogte in het glas gegoten.
Die nacht word ik wakker en denk: ‘Nee, hè? Ben ik misselijk?’
Net zoals met het zandkorreltje in je keel. Je hoopt, tegen beter weten in, dat het voorbij zal gaan. Niet willen weten wint het. Voor even.
Maar de realiteit klopt al spoedig aan de poort. Van onderen en van boven. Ik loop aan beide kanten leeg. Eerst afwisselend, dan tegelijk… En ik ben al zo slecht in multitasking. Kan het nog erger? Ja. Vlak voor een nieuwe sessie komt er kramp bij. In beide benen.
Toch een verkeerd schaaldier dus? In dat restaurant waar het niet verser kan. De man van het hotel kan het niet geloven.
We zitten op een bankje aan zee en ik kom weer een beetje bij. Recht vooruit stuntelen de leerlingen van de surfschool op vriendelijke lesgolfjes. Links parkeert een Camino-ganger zijn rugzak op een belendend bankje.
Ook een Hollander, zo te zien. Je bedenkt er als vanzelf een verhaal bij. Het is een (zeer) geslaagd man, in de kracht van zijn leven, die even vrijaf heeft genomen. Even een baard laten groeien, even weer opladen. Camino-gangers zijn er in alle soorten.
Zelf herstel ik snel. We bezoeken de grot en sturen de dames ons rapport:
The Incredible Cave Story
Something incredible happened.
While we were looking at the paintings, suddenly one of the horses, the violet one, came off the wall.
At full speed it galloped past us, through the whole cave and disappeared through the exit.
All the people in our group gasped in disbelief, while a big operation was mounted to find the horse.
To no avail.
Speculation now has it that the horse was so enthralled by a recent visit by two ladies from Canada that it decided to follow them. Other than most visitors, the Canadian ladies didn’t understand a word of what the guide was saying, concentrating all their admiration on the paintings instead. That rare concentration of affection, it is thought, is what made the horse came off the wall. After more than 14.000 years.
So, as violet prehistoric horses are known to be excellent swimmers, when you are back home prepare yourself for a surprise when you open your front door…
Wat een spannend feest moet dat zijn geweest: de Tito Bustillo-grot werd ontdekt door een stel jonge honden.
Paarse paarden zijn zeldzaam, maar het duurt een tijdje voor je je realiseert dat langs de noordkust van Spanje er nog iets zeldzaam is: allochtonen. Althans, we zien ze niet. Kijken we niet goed? Is er een speciale reden voor?
De enkelen die we zien komen uit Portugal en de Dominicaanse Republiek.
We gaan weer met de bus. Voor de zekerheid koop ik ‘remmende pillen’. In het busstationcafé bestel ik er een glas water voor. De barvrouw ziet dat ik er medicijnen mee inneem en doet me daarop het water cadeau.
Het busstation heeft wel loketten, maar ze zijn dicht. De buschauffeur zucht. Zo modern is Spanje al: de meeste mensen kopen hun kaartje op het internet. Hij kan ons er zelf geen verkopen, maar hij laat ons toch instappen. Die kaartjes komen dan later wel.
Een Duits Camino-stel kan er niet over uit. Meerijden zonder vooraf te betalen! ‘Dat is bij ons on-be-staan-baar, onmogelijk!’
Zelf zijn het trouwens Camino-gangers van het relaxte soort. Per keer niet langer dan een week of twee. Als het regent lopen ze niet en als het niet regent hooguit een kilometer of twaalf per dag.
Terzijde
Zelf vind ik ook iets onbestaanbaar. Het tweetal komt uit de buurt van Münster, maar onze Jan van Leiden zegt ze niets.
In de bus vanaf Gijon kom ik naast een Spaanse terecht. Na mijn eerste contactpoging knipt ze voor mijn neus een beeldscherm aan, op de rugleuning van de stoel voor me. De boodschap is zonneklaar: ‘Vermaak je daar maar mee, niet met mij’. Zelf vermaakt ze zich met de hare.
Het gebodene is indrukwekkend. Je kan er allerlei kranten op lezen en nog veel meer.
Maar ik weet:
‘Wat je leest, zie je niet’
En wat ik zie is een paar oerdegelijke Meindl-wandelschoenen onderaan de vrouw schuin voor me. Bovenop, een typisch Hollandse grijze haardos.
Camino
4
De Hollandse is op weg naar huis. Ze blijkt een Camino-gangster van het meer rigide type. Twintig kilometer per dag, weer of geen weer. Slapen in de echte pelgrimshostels, want dat hoort zo. Alleen af en toe, na een medepelgrims-zweetsokken-overdosis, een echt hotel.
Ze loopt samen met een vriendin, elk jaar een stuk. Begonnen in Nederland, is ze na Aflevering Dertien nu bijna aan het eind. Volgend jaar: Santiago, hoopt ze.
Ze kan niet geloven dat wij het niet doen, ook niet zouden willen. Zelf heeft ze nu al last van onthoudingsverschijnselen en gaat dan ook bij aankomst in Bilbao nog een flink stuk lopen. Zomaar.
Onze platte cirkel is bijna rond…
*
Wordt vervolgd…
*
© Joost Overhoff