De Koolmees

paradijs

 

La Cinciallegra – De Koolmees

We hebben een nieuwe wekker.
De ‘vrolijke mees’ noemen ze ‘m, de Italianen. Maar die van ons is helemaal niet vrolijk. Sterker, ‘onvrolijker’ kan die mees niet zijn. Woedend is-ie. Op… zichzelf.
Het duurde even voor we doorhadden hoe het zat. De eerste keer dat onze nieuwe wekker ging wisten we zelfs niet wie ons die service leverde. Vooral niet omdat de nieuwe zoveel vroeger tot leven kwam dan het model dat we al hadden.
De volgende ochtend. Daar was het weer, dat gekke geluid. Ik keek op het vertrouwde rinkelding dat nog in stilte sluimerde naast het bed. Het was vijf over zes. Ik stond op. Even dan. En zag een vogeltje. Bij het raam boven de voordeur.
Goed, dat was het dus. Hij ontbeet natuurlijk met beestjes die vlak voor dat raam hun laatste pasjes deden. Vandaar dat getik. Logisch. Probleem opgelost.
Maar nee. Het tikken ging door. Zoveel ontbijtbeestjes konden er niet zijn. Inmiddels weten we de waarheid. Het vogeltje is een koolmees. Met zelfhaat, al is het dan onbewust. Hij wil het hele paradijs voor zichzelf, maar komt in het spiegelende raampje telkens die ene snertmees tegen. Een soortgenoot die van wijken maar niet weten wil. Een mees die in niets voor hem onderdoet. Er is geen ontkomen aan: hij heeft zijn gelijke getroffen en daar wordt hij niet vrolijk van.
En wij ook niet. Want hoewel Vrouwe Aurora steeds vroeger opstaat uit haar hemelbed, willen wij haar daarin niet volgen. Terwijl onze knokmees meteen begint te matten zodra die onuitstaanbare rivaal zich meldt via dat spiegelraam.


Mafmees


Maar ja, zodra Mees je weer voortijdig heeft gewekt heb je opeens extra tijd. Om je de dingen af te vragen. Waarom hij de enige is die dit doet, hoe het zit met zijn leerproces, en hoeveel mensen eigenlijk hetzelfde doen. Knokken met zichzelf.

*

P.S.

Twee weken zijn voorbij. En Mees blijft maar matten. Het wordt nu pijnlijk. Hij heeft inmiddels een vriendin. Het is zelfs zo dik aan dat ze een nest aan het bouwen zijn. Als zij even weg is om wat spullen te halen voor de babykamer, gaat hij gauw zijn rivaal te lijf. Tussendoor.
Niet te geloven! Is het zijn eer te na om haar gewoon te bekennen hoe hij denkt dat het zit: ‘We zijn met z’n drieën en ik krijg die derde maar niet weg! Dus nu is het afgelopen. Ik neem je mee, dan kan je ‘m zien. Je kiest tussen hem en mij en dan is het klaar. Basta!’
Dan was het meteen opgelost. Want aspirant-mammamezen zijn kiene kijkers. Ze kiezen hun man door de kandidaten scherp te vergelijken. Degene met de grootste vlek op zijn voorhoofd, die wint. Zo kan ze dus bij dat spiegelraam meteen de verlossende woorden spreken: ‘Maar, gekkie, die ander ben je zelf!’
Maar nee. Hij wil ‘m perse mores leren voor ze ‘die ander’ ziet. Linkse, rechte directen. Kopstoten. Snavelgeweld. Het houdt maar niet op.
‘Mánnen…!’

P.S.2

Ook de hop en de bonte kraai beginnen het te doen.

Alle Details