Onderzoek wijst uit dat bezoekers de bouwkunst van de Catalaanse hoofdstad zien als attractie Nummer Eén. Reden voor een stadstoer langs de favorieten van een toparchitecte.
Barcelona heeft zich ontwikkeld tot een moderne metropool van grote allure. Het lijkt wel alsof met de afbraak van de bebouwing die Barcelona eerder afsloot van de zee, de stad zich geopend heeft als een bloeiende bloem. Voor architecten is het een waar paradijs. Eén van hen is de Italiaanse Benedetta Tagliabue die zich al lang geleden vestigde in de woonplaats van haar echtgenoot, de vermaarde Catalaanse architect Enric Miralles. Sinds diens voortijdige dood leidt Tagliabue het bureau EMBT alleen.
De status van EMBT wordt duidelijk uit een heel kort lijstje. Het zijn de vier gebouwen in Barcelona die door het Museum of Modern Art in New York werden uitgekozen voor een tentoonstelling over moderne bouwkunst in Spanje. Maar liefst twee van die vier komen van EMBT.
Het bureau is ook internationaal actief. Zeer bekend is het nieuwe parlementsgebouw van Schotland (waar ophef ontstond over de keuze voor een niet-Schotse architect). In ons land tekende EMBT voor de ingrijpende modernisering van het gemeentehuis van Utrecht en een zestal woningen op het Borneo-eiland in Amsterdam.
Het bureau in Barcelona is gevestigd in een fraai oud pand vlakbij de Ramblas. Je oog valt er op een detail:
De weg naar het licht
Het eerste dat we van Tagliabue zien is een viervoetige voorhoede, bij wijze van verrassing. Het is een boxer die haar vooruit glijdt over de gladde vloer. Niet direct het soort hond dat je van een architect verwachten zou. Maar voor het mijmeren over welke hond qua vormgeving dan wel bij een architect zou passen ontbreekt de tijd.
Daar is namelijk ‘La Tagliabue’ zelf. Ze ziet er prima uit.
Slank, lang haar, bruine ogen en artistiek ‘Cataliaans’ gekleed. Zo schrijdt ze als een koningin door haar kantoor en knikt vriendelijk links en rechts naar haar dertig medewerkers. Op iedere tafel een beeldscherm en een maquette van een huis, een kantoor of een hele stadswijk. In een aparte ruimte werkt een Japanner aan een schaalmodel van het Spaanse paviljoen voor de wereldtentoonstelling in Shanghai, een spannend ontwerp dat in rotan wordt uitgevoerd.
We gaan zitten. Onderwerp: Barcelona. Wil ze ooit nog terug naar de andere kant van de Middellandse Zee? Nee, Barcelona is het helemaal, zeker voor een architect. Overal waar je kijkt zie je het bewijs dat er ook na Antoni Gaudí nog volop bouwkunstig leven is. Wat vindt ze trouwens van de man die ooit voorspelde dat Barcelona alleen al beroemd zou worden vanwege ‘zijn’ kerk, de Sagrada Familia?
Tagliabue blijkt zelf geen Gaudí-hater, integendeel, maar over de Sagrada Familia kunnen we beter niet beginnen. De ‘Eiffeltoren’ van Barcelona begint de omvang aan te nemen van de pyramide van Cheops en verwordt tot een wangedrocht waarover Tagliabue zich uitlaat in termen die je in modern-klassiek Nederlands zou kunnen vertalen met: ‘Mag ik even braken?’ En dan te bedenken dat de bouw van deze postume Gaudí-kitsch is voorbestemd nog een jaar of vijftien door te woekeren ‘in de lijn van wat de meester zou hebben gewild’. Benedetta meent echter te weten dat hetgene dat nu naar de hemel oprijst absoluut niet is wat hij wilde.
In goed Catalaans: Over the top
Maar helaas, de man wiens werk juist gekenmerkt wordt door het grillige, kwam aan zijn eind toen hij het meest rechtlijnige volgde dat je maar bedenken kan. Al wandelend tussen de tramrails werd hij ingehaald door hetgene waar tramrails voor zijn. Gevolg: dat wat ooit ronduit fascinerend was groeit bij gebrek aan zijn tekeningen uit tot een monster.
Nee, Tagliabue houdt vooral van Gaudí’s Park Güell, althans als het je lukt er tussen de hordes toeristen nog iets van te zien. Dat is het probleem van Barcelona’s aantrekkingskracht. De trotse Catalanen zijn blij met hun succes, maar verzuchten dat het met het massatoerisme wel iets minder mag.
Die massa stort zich met volle kracht op Gaudí, de bekendste exponent van het ‘modernismo’, de aan Jugendstil verwante stroming die rond 1900 in Barcelona furore maakte. Maar er zijn meer architecten uit die tijd die de moeite waard zijn, zoals Lluis Domènech i Montaner. Benedetta’s vinger op de kaart van Barcelona blijft rusten op het ziekenhuis Santa Creu i Sant Pau.
Het is een bezienswaardigheid van de eerste orde, die ondanks dat feit toch wordt overgeslagen door de zo succesvolle ‘Bus Turístic’. Op zich is een dagje toeren met zo’n dubbeldekker absoluut de moeite waard. In de zomer, wanneer er drie routes worden gereden, kan je er zelfs al Benedetta’s favorieten mee bereiken.
Hoe dan ook, voor het ziekenhuisbezoek zal je wel een stukje moeten lopen. Trouwens, ook in de winter is er geen nood. Het normale openbaar vervoer draait als een zonnetje. Wellicht heeft men de ‘Sant Pau’ expres buiten de toeristenroute gelaten om de bezoekersdruk te beperken. Het mag dan Werelderfgoed van Unesco zijn, het is toch echt een ziekenhuis.
Dat brengt ons op een interessant thema.
We vertellen van het Amsterdamse fenomeen dat telkens als je over de Sarphatibrug rijdt, je je maag ineen voelt krimpen als je vanaf daar naar het centrum kijkt. Tegen de witte achtergrond van de Stopera, stenen symbool van het poldermodel, valt de Magere Brug volledig weg en de Zuiderkerk steekt nog net boven de bouwmassa uit alsof-ie voortdurend op het punt staat te verdrinken.
Als je zo duidelijk een fysieke reactie voelt als gevolg van een gebouw, dan moet dat betekenen dat er een relatie bestaat tussen architectuur en (volks)gezondheid. Ook als je het je niet bewust bent en ook in positieve zin. Misschien word je wel eerder beter als je ziek ligt te zijn in een ziekenhuis dat tegelijkertijd een kunstwerk is.
Sant Pau (detail)
Tagliabue knikt enthousiast. Precies daarover zal ze binnenkort een voordracht houden, maar helaas, we zijn het Catalaans niet meester.
Feit blijft dat iedereen een kunstwerk anders ondergaat en vaak zelfs niet als kunst. Benedetta wijst op de grote Agbar Toren van de Franse architect Jean Nouvel, nummer twee op de Top-Vier van het Moma. Het commentaar in de Bus Turístic omschrijft de vorm van dit bouwwerk als ‘torpedo-achtig’. Zelf dachten we eerder aan een niet-vibrerende vibrator. Of anders een mega-zetpil.
‘Het is gewoon fallisch’, zegt Tagliabue, die daarover geen enkele twijfel heeft. Daarin lijkt ze te worden bijgevallen door het toeristenbureau van de stad dat in haar Gay & Lesbian Guide de ‘torpedo’ prominent op de cover zet. Maar een toeriste uit Engeland ziet het duidelijk anders: ‘Kijk, een komkommer!’
Vormen veranderen. (Maar een komkommer?)
Dat het Plaça Fotovoltaica in ieder geval géén komkommer is, daar zal ook de Engelse het mee eens zijn. Het is een in de lucht hangend zonnepanelenoppervlak van meer dan tienduizend vierkante meter, dat tegelijk fotogeniek wil zijn. Daarin is het niet alleen. Overal waar je in het rond kijkt stuit je oog op iets dat bouwkunstig de aandacht trekt. Het Forum, de achterwand van het Conventiecentrum, het Parc de Diagonal-Mar, het kan niet op. Sterker, al wandelend door de Catalaanse hoofdstad kan je overvallen worden door een moderne vorm van het Stendhal-syndroom, het verschijnsel dat het je visueel-cultureel begint te duizelen.
Meer richting het centrum staat het nieuwe ‘Aardgaskantoor’, nummer vier op het lijstje uit New York. Een spectaculair gebouw van meer dan tachtig meter hoog, dat er zowel door de afwerking van de gevel als qua vorm vanuit ieder observatiepunt totaal anders uitziet.
Heel bijzonder zijn twee uitbouwen die schijnbaar onmogelijk in de lucht zweven en degenen die daar werken wellicht hebben geïnspireerd nu toch echt op hun gewicht te letten. Althans, in het begin.
Naar het volgende object op Benedetta’s lijstje is het niet ver. De naam is vreemd, héél vreemd: Umbracle. Wat kan dat zijn? Het blijkt een soort winterkas die nogal groot is uitgevallen, uitgevoerd in steen en houten balken.
We kijken, kijken en denken: ‘Ja, wel aardig’.
Soms kunnen architecten wildenthousiast worden van iets waar onbouwkundigen spontaan van in slaap vallen. We lopen een zijstraat van de Rambla in, op zoek naar een huizenblok waarvan Tagliabue voorspelde: ‘Misschien, als je er voor staat, zeg je: ‘Is dat alles?’
Profetischer kon ze niet zijn. Sterker, we kunnen het niet vinden. De man van de kiosk weet er ook het fijne niet van, maar wel ‘dat het huizenblok op de hoek een prijs heeft gewonnen’. We zien het, we kijken, kijken en denken: ‘Is dat alles?’ En kan dat een ontwerp zijn van Josep Llinas, dezelfde architect als van de Biblioteca Jaume Fuster? Daarvan denken we meteen: ‘Ja!’
Hetzelfde zegt de vrouw die we vragen of ze de Markt van Santa Caterina mooi vindt. Ze verkoopt er Iberische hammen en andere vleeswaren. Origineler onder dak kan ze niet zijn, door een futuristisch golvende constructie van hout en staal, belegd met een kleurrijk tegelmozaïek. De marktvrouw straalt, alsof naast de pit van haar chorizo-worst zo’n werkomgeving haar leven nog extra smaak geeft. Een betere illustratie van de relatie tussen architectuur en welzijn is er niet.
Sommige van Tagliabue’s keuzes zijn vrijwel onontkoombaar, zoals die van het Mies van der Rohe-paviljoen. Zo prachtig was dit ontwerp voor de Wereldtentoonstelling van 1929 dat het later exact werd nagebouwd. Mooier nog, je kan er op een afgeleide manier Hollands fier op zijn. Het is het soort trots dat je zelf op geen enkele manier hebt verdiend en toch weldadig aanvoelt. Net zoals je in de stad van Sant Johán, de Heilige Johan (lees: Cruijff) kan zeggen: ‘Ik kom ook uit Amsterdam’.
Zo werd Ludwig Mies van der Rohe onder meer beïnvloed door de Amsterdammer H.P.Berlage en mag zijn paviljoen gelden als de maximale uitdrukking van de beginselen van de Nederlandse beweging De Stijl. Een triomf van de rechte lijn. En dat volgens het motto ‘Minder = Meer’. Beeldschoon.
Net één iemand teveel
Het begint te schemeren. Morgen wacht een nieuwe dag langs het favorietenspoor van Tagliabue. Vlakbij haar bureau wijst Columbus, hoog op zijn standbeeld, in de richting van haar vaderland.
Niet naar Amerika dus, maar naar Italië. Daar is met verontwaardiging gereageerd op de recente bewering dat Columbus geen Italiaan zou zijn. Wat maakt het uit? Goed, wij hebben makkelijk praten, wij weten zeker dat de Heilige Johan uit Betondorp komt. Maar waar het om gaat is dat Johan heilig werd omdat hij zo mooi speelde. De Catalanen hebben begrepen dat je ter ere van het mooie een beroep moet doen op diegenen die je dat mooie kunnen bieden, waarvandaan ze dan ook komen. Het resultaat staat er op straat.
*
Eén groot archi-park
N.B.
In 2014 trad Tagliabue toe tot de jury van de Pritzker Prize, ook wel genoemd ‘de Nobelprijs voor bouwkunst’.
*
Tip voor als je toch in Barcelona bent: De meeste toeristen zien bij het Picasso Museum het Museum Barbier-Mueller over het hoofd. Zonde! Pré-Colombiaanse kunst. Klein, maar (heel) fijn.
Barcelona beschikt over een geavanceerd systeem van ‘publieke fietsen’ om als Amsterdammer met schaamte jaloers op te zijn. Op honderd punten staan in totaal vijftienhonderd fietsen klaar.
Helaas is het systeem niet voor toeristen bedoeld. Daar zijn andere fietsen voor. Daarnaast biedt het VVV wandel- en scootertours.
*
© Joost Overhoff