De apartheid moet weer in ere worden hersteld. En dan niet alleen daar, maar ook hier. Bij ons. Overal.
Niet op grond van huidskleur natuurlijk. Ook niet vanwege geloof of overtuiging. Welnee, het idee!
Nee, het zijn de kauwers die apart moeten. De kauwgomkauwers. Hele treinstellen ‘Slegs vir kauwers‘. Aparte kauwtrams, kauwvrije zones en ‘Op vol balkon niet kauwen’. Daar moet het naar toe.
Het was Jannes, als ik me niet vergis, die het voor het eerst openlijk constateerde. Jannes van der Wal. Nu moet ik erbij zeggen dat Jannes bij mij toch al een streepje voor had. Ik heb Jannes dan wel niet gekend, maar het feit dat hij ooit in de trein al slapend zijn toernooibestemming bereikte en daarna al slapend weer de andere kant opreed, had bij mij reeds eerder grote sympathie gewekt. (En die klok bij dat geblokte bord maar tikken).
Wat constateerde Jannes destijds? Niet dat kauwen bestond. Nee, dat iemand die met hem sprak gewoon doorkauwde. Gewoon doorkauwde! De kampioen zette er ogen bij op, zo groot als damstenen. Maar het was vooral de weeë stank die tot zijn neus doordrong, die hem bewees dat het waar was. Dat hij niet droomde.
Nu, enkele jaren later, doet Jannes’ verslag aan als het verhaal van Opa, die de eerste auto’s nog heeft zien rijden. Kauwen is nu overal. Jong, oud, hoog, laag, al dan niet in functie, bijna iedereen doet het.
Natuurlijk, kauwen bestond al, maar waarom nu opeens iedereen? Als eigentijds bezigheidje, het nieuwe ‘rookvrije roken’? Misschien. Pas twee mensen heb ik het tot nu toe durven vragen: één van mijn mooiste nichten en een Italiaanse.
De nicht (v) zei: ‘Ik doe het omdat ik bang ben dat ik een slechte adem heb’. Ik kon haar gerust stellen: ‘Ik zoen nog liever een natte asbak dan de mooiste kauwnicht. En je slechtste adem haalt het niet bij een natte asbak. Probeer het maar’. Maar ze wilde niet. Die asbak proberen dan. Zo, dat was één ziel gered.
De Italiaanse kauwde ergens anders om. ‘Ik kauw omdat goed kauwen goed is voor je spijsvertering’. Sommige gezondheidsadviezen dringen kennelijk toch door. Op een bepaalde manier.
‘Not me!’ (Ierland, detail)
Kauwgom heeft de unieke eigenschap om in het beste geval mensen dommer te laten lijken dan ze zijn. Dommer en lelijker. Kauwende mooie mensen lijken er lelijk door, hun lelijke soortgenoten ronduit Jurassic.
Daarnaast is er de onaangename sensatie als je kauwgom ruikt. Dat je je realiseert dat de lucht die eerst in zo’n kauwer zat nu in jou zit. Zodat, als je niet wegloopt, je het gevoel krijgt als het ware ‘pneumonisch’ te worden aangerand. En je bent zowel zichtbaar als riekbaar achterlijk. Niet alleen doe je niet wat eigentijdse mensen wél doen, ongewild krijg je toch dat binnen wat zij vóór jou hadden. Tweedehands.
Maar er is meer. Als je eenmaal bent uitgestapt, mag je verder het leven door over een tapijt van uitgekauwde prutjes. Uitgeharde prutjes dan. De meeste. Niet allemaal… En als je zool een verse heeft getroffen, dan blijft-ie lang bij je. Heel lang. Daar is een virus op je harde schijf niets bij.
Nee, apartheid moet er komen. Apartheid! Ja! Compleet met gescheiden, prutvrije looproutes. Praktische problemen? Welnee, het kan. Op Schiphol hebben we al Schengen.
Maar eerst beginnen met het openbaar vervoer, lijkt me. Op één trein, worden dat er zo’n acht van de tien wagons, schat ik zo. Acht vir kauwers, dan wel te verstaan. Acht, of negen.
Ik zie het helemaal zitten. Jannes, bedankt! Het heeft er trouwens de schijn van dat gelijkgestemde zielen wat op elkaar lijken. Ik stapte binnen in het niet buitengewoon literaire café ‘Bolletje Bol’. Door mijn bril gezien zag het er echter een beetje ovalig uit. Zelfs de kastelein, bij wie ik koffie bestelde.
‘Eén koffie!’, riep hij naar achteren. Hij keek me nog eens aan en draaide zich weer om.
‘Voor Jannes!’
*
Jannes overleed kort voor de geboorte van dit stuk, op 39-jarige leeftijd.
*
© 1997 Joost Overhoff