20. Op Pelgrimstocht

Het is gebeurd. Ik ben op pelgrimstocht geweest.

Nou ja, soort van. Niet dat degene wiens sterfplek ik net bezocht heb heilig was. Verre van dat. Maar toch.
Het heeft een tijd geduurd, maar nu bleek ik rijp. Ik moest erheen. Hoe dat kwam? Het was een geval van zachte kracht. De kracht van muziek.
Ik was met iets bezig en draaide een cd. Van Chet, Chet Baker. Beter gezegd, ik draaide er maar twee nummers van. Keer op keer. En het zou een mooi beeld zijn te kunnen zeggen dat ik door de zo alsmaar beukende golven doormidden brak, maar zo was het niet. Het was meer een kwestie van de bijbelse spreuk ‘Een zachte tong verbreekt beenderen’. Want zachter kon die muziek niet zijn. In het eerste nummer zong Chet mee met zijn stem, in het tweede alleen met zijn trompet.
De tekst lijkt hem op het lijf geschreven. Zeker wat dat blauwe betreft. Chets leven bestond uit muziek, drank en meer van dat alles. Pffff…. Dus als hij zingt ‘The walls of my room fade away in the blue’, dan wil je dat wel geloven. Terwijl hij ‘Deep in a dream’ verder gaat, denkend aan haar: ‘The smoke builds a stairway for you to descend’. Tot hij zich brandt aan zijn sigaret en uit zijn droom wakker schrikt.
Het tekstloze ‘Once upon a summertime’ begint (en blijft) geweldig. Misschien (nou ja, zeker) alleen verslagen door de inzet van M.D. Himself, in ‘Blue in Green’.
En zo gebeurde het dat ik door die zachte krachten van mijn anker sloeg en op pad ging in die harde wind.
Dat het Prins Hendrik Hotel aan de Prins Hendrikkade staat, leek logisch. Maar waar precies? Ik doolde, maar kon het niet vinden. Een man op een fiets trok zijn iPhone. Om het op te zoeken, dacht ik. Maar nee, hij belde een kennis en wees me daarna de weg.
Een paar minuten later haalt hij me hijgend in. Het is helemaal de andere kant op. Bij de kop van de Zeedijk.
Ja, daar is het. Ik neem het rijtje gevels in me op.

Chet.2.M

Dichter ben ik nooit bij Chets verleden geweest. Het dichtst bij was op de stadsmuur van Lucca, in Italië, waar Chet ooit gevangen zat. En jamde met mensen op de muur.
Maar hier, in Amsterdam, vond hij zijn einde. In 1988. Hier viel, of sprong, hij uit het raam. Maar welk? Ik vraag het aan de man bij de receptie. Hij kijkt nauwelijks op van de schaatswedstrijd op zijn beeldscherm: ‘Boven de luifel, tweede verdieping’.
‘Pelgrims’ zoals ik zijn er nog maar weinig. Heel af en toe komen er nog mensen die willen slapen in Chets kamer. De kamer die die nacht waarschijnlijk ook blauw stond. Maar vanaf de straat was er geen rook ’to build a stairway for him to descend’. Wie weet wilde hij dat ook niet.
Dan was het dus maar beter zo. Zeker is dat de tekst op de plaquette niet trefzekerder kan dan Chets toon op zijn trompet: hij zal voortleven in zijn muziek ‘for anyone willing to listen and feel’.

Chet.M

krabbel