Op naar Doetinchem. Op de weg ernaartoe zien we veel omgekeerde Hollandse vlaggen. Ik merk dat die me beginnen te irriteren. Of was dat al vanaf het begin? Ik ben een fan van verantwoord boerende boeren. En zelfs de frustratie van onverantwoord boerende boeren kan ik tot op zekere hoogte begrijpen. Maar als je de vlag van je land omdraait en jezelf ‘farmer‘ noemt, kan je dat beter invullen bij ‘Profession:‘ op het formulier voor emigratie naar Canada.
Waarom eigenlijk naar Doetinchem? Die plaats is bijzonder. Althans, in elk geval de burgemeester ervan. Hij heeft als een van de weinigen gehoor gegeven aan de noodoproep immigranten op te vangen, uit Ter Apel. Wat vinden de -chemmers daarvan?
Tot mijn blijde verrassing stuiten we bij hen niet op immigranten-tegenstand. Er zijn er die het nog niet weten, maar bij de anderen die ik het vraag overheerst de teneur ‘Die mensen moeten toch ergens zijn’.
Zelfs de man midden op het plein is er niet tegen. Al heeft hij er dan zelf last van. Hij heeft al zijn schepen op het droge achter zich verbrand om zijn droom waar te maken: wonen op een schip.
Een nachtmerrie later woont hij weer op de wal. Op een camping. Op de wachtlijst voor een echte woning bungelt hij hopeloos achteraan.
‘Terwijl, als ik met een boot uit Afrika was gekomen…’
Met een schok doet het je je realiseren dat we in de Achterhoek vrijwel nergens zwarte mensen zien. In ons hotel werken Oekraïners, dat wel. De jonge vrouw in de bediening is door haar eigen familie ‘het land uitgezet’, zegt ze, zodat ze veilig zou zijn. Terwijl de rest van haar familie in Kyiv achterbleef.
Op één van de bladen kladpapier die ik altijd bij me heb schreef ik vanmorgen woorden ter bemoediging, voor de Oekraïense kamermeisjes die wellicht thuis iets heel anders deden.
Dat papier is ooit ‘klad’ geworden nadat het al op één kant is gebruikt. Meestal lees ik niet wat er staat op die oude kant, dit keer toevallig wel. Verbluft. Het is de Engelse vertaling van iets wat ik schreef zo’n veertig jaar geleden, over een reis door onder meer het Oostblok. Een Pool laat daarin zijn licht schijnen over de buren.
Ik lees:
En dit als achterkant op een bericht aan mensen die de Russen zijn ontvlucht. Anno Nu.
Dat wilde ik bewaren en ik pakte een ander blaadje om daarop nog een keer hetzelfde op te schrijven.
Bij terugkeer in de kamer blijken de vluchtelingen het echter niet te hebben meegenomen, maar het te hebben aangevuld:
Tijd om terug te gaan naar de ‘Voorstreek’. Het peronnetje van het stationnetje Vorden vult zich met plaatselijke jeugd. Ze blijken normaal. Oortjes in, allemaal.