432. Chinees-je

We zaten in het Vondelpark. Het drukste park van Nederland. Vandaar, misschien, dat de nieuwe bankjes er zijn zoals ze zijn. Te hoog. Op vele ervan kan je niet met je voeten bij de grond. Dat bengelt lekker, maar niet lang. Waardoor er op jouw bankje weer plaats komt voor een ander. Even, waarna…

Het zijn bankjes, bovendien, die je kan adopteren. En personaliseren. Vaak zijn het I.M.-bankjes, in herinnering aan een overledene. Tijdelijk vereeuwigd. Door een naamplaatje.

Alternatief

Op zo’n soort bankje zaten we, al hadden we geen oog voor de tekst in onze rug. We keken vooruit. In het water zwommen eendjes, maar bovenin de boom zat een wel heel vreemde eend in de stedelijke bijt. Een aalscholver. In het centrum van de hoofdstad.

Vlak voor ons kwam een groepje toeristen voorbij. De achterste opvallend zonder fut. Zelfs haar tattoos hielpen niet.

Pas daarna was het dat me iets onopvallends opviel. Rechts, naast een overhangende treurwilg, zat iemand op het gras. Klein van gestalte. Doodstil. In lotushouding. In het nirwana was hij nog niet, maar wel leek hij al het onmogelijke te hebben bereikt: alleen zijn in een bomvol park.

In zijn eigen wereldje had hij het tiptop voor elkaar. Hij wisselde het mediteren af met theezetten. En hij had er iets te lezen bij, al was dat ‘iets’ geen niemendalletje, dat zag je al van ver.

Alles aan de jonge man ademde orde, en toch was er iets níet in orde. Het rituele theezetten deed hij met butagas. Heel discreet weliswaar, maar toch geen goed idee. In de droogste zomer van de eeuw. De stille figuur was wellicht degene die je zoiets het best kon toevertrouwen, maar hij bevond zich in een park vol rennende honden, suizende frisbees en vliegende voetballen. Beesten en dingen vrijwel zeker afkomstig van cultureel inferieure baasjes, maar die wel ver konden komen. Vliegensvlug.

Ging ik het doen? Moest ik het doen, dat stille ritueel onderbreken? Ik deed het. Ik stelde me naast hem op, zonder iets te zeggen. Dat had waarschijnlijk ook geen zin, want de boeddhist Anno Nu had oortjes in. Hij draaide zijn hoofd opzij, omhoog, en keek me vragend aan. Ondertussen deed hij zijn oortjes uit en borg die op, met een zorgvuldigheid die volmaakt overeenkwam met zijn theezetten. Ik ging hem niet vertellen dat mijn eigen theezetten zich beperkte tot een zakje met heet water. Nee, ik ging hem vertellen dat zijn parkse theezetten geen goed idee was. En bovendien verboden.

De jonge man was geen Amsterdammer. Hij zei me niet dat ik me met mijn eigen zaken moest bemoeien, maar draaide per direct zijn gasfles uit. Hij kwam uit een land waar je tegenwoordig via een puntensysteem van overheidswege aftrek krijgt, als je je sociaal onwenselijk gedraagt.

Ik vroeg de Chinees wat hij las. Hij pakte zijn boekwerk op. Het was een boeddhistische tekst van tweeënhalfduizend jaar oud, die ‘pas vijfhonderd jaar’ geleden in het Chinees was vertaald. De hoogste tijd dus om alsnog kennis van te nemen.

Nu ik eenmaal vrijwel op zijn positie stond, zag ik dat die plek zich eigenlijk perfect leende voor zijn doel. Vlak naast de treurwilg zat hij aan het water, met daarin een dode boomstronk en af en toe een eendje. Recht tegenover hem had een andere Aziatische expat zich genesteld, in even onstuitbare opkomst. Een Japanse duizendknoop.

Daar, rechts, zat hij.
Daar links, bovenin, de -scholver. (Zouden die aal eten?)

Het was wel duidelijk dat de jonge Chinees niet bij de hordes toeristen hoorde.

‘Studeer je hier?’, vroeg ik. Nee. Hij werkte hier. Zijn bachelor had hij al af. In recordtijd, vermoedde ik.

Hij ging voorlopig bij ons blijven. Amerika, Frankrijk en Italië, ook daar had hij al langere tijd doorgebracht, maar die landen konden niet aan ons tippen. Vanwege een teveel aan ‘bad energy‘.

Aha. Onbegrijpelijk was dat niet: Amerika-Trumponia, Fransen antipathiques en Italië richting onwelriekend rechts. Terwijl wij… Ehm.

En China dan?

‘Te duur’, zei de jonge boeddhist. En ook daar teveel ‘bad energy‘.

Ik keek hem aan. Zijn rug nog even recht en zijn benen in een, geen duizend-, maar toch onnavolgbare knoop.

Ik voelde me wat vreemd. Ik had net de wellicht meest beschaafde ziel in het park terechtgewezen. Te midden van fatbikers. Langsrazend, met losse handen.

Ik had daarbij een verstild ritueel verstoord en tegelijk een ramp voorkomen die zich waarschijnlijk niet zou hebben voorgedaan.

Maar iets dat zeker goed was kon ik toch nog doen, dacht ik, en zei:

‘Welkom in Holland’.

Terzijde

– Aalscholvers hebben ook een Chinese connectie. Ze zijn er vanouds, net als de treurwilg, een geliefd onderwerp in de schilderkunst. En ze worden gebruikt voor de visvangst: touw om een poot, ring om de nek.

– Een Vondelbankje adopteren, als particulier, kost drieduizend euro. Inclusief tekstplaatje voor veertig jaar.

Ze staan op een plattegrond van de gemeente.