De biografie van Ilda Boccassini
‘Ilda wie?’, zullen vele Nederlanders zeggen. Haar biografie is een verhaal voor Italianen, en voor anderen die de Italiaanse geschiedenis rond de eeuwwisseling op de voet hebben gevolgd. Niet-ingewijden zullen al spoedig het spoor bijster zijn, in een wirwar van namen die hen helemaal niets zeggen.
Een drietal ervan maakt echter wel kans in wijdere kring een belletje te doen rinkelen: Salvatore Riina, Giovanni Falcone, en vooral: Silvio Berlusconi. De eerste en de laatste werden vervolgd door ‘Rode Ilda’, de middelste gevolgd. Alle drie met passie, al was dat niet bij ieder van dezelfde soort.
Ilda Boccassini was in haar werkzame leven officier van justitie. Gedurende vele jaren was ze een vertrouwd meubelstuk op het meubel dat in geen enkel Italiaans huishouden ontbreekt, la televisione. Daarbij werd ze qua zichtbaarheid in niet geringe mate geholpen door haar handelsmerk: een stevige bos rood geverfd haar. Vandaar ‘Rode Ilda’. Een soort ‘Le Rouge et Le Noir‘. Zodra je in een ooghoek de combinatie rood-zwart zag opdagen, wist je: daar is Ilda weer. In haar toga. Een verschijning die velen aan de verkeerde kant van de wet bijzonder onaangenaam voorkwam. Want Ilda was een pitbull, die bij haar tegenstanders nog wel meer roods tevoorschijn kon halen. En niet alleen bij hen. Ook onder collega’s vloeide ‘bloed’. Ook daar was er sprake van rode wazen, wederzijds.
Heel toepasselijk dus, dat rode accenten de hoofdrol spelen op de omslag van haar boek. Alsof ze zich niet op voorhand bloot wil geven zien we maar een deel van haar hoofd. Een toefje rood haar, uiteraard, een (lel van) een oorbel en een ketting. Beide van bloedkoraal. Dat laatste lijkt ook een verwijzing naar haar oorsprong: Ilda komt uit Napels. Maar haar boek heet ‘Kamer nummer 30’, naar haar werkkamer in Milaan.
Rode Ilda komt biografisch niet positief uit de startblokken. Ondanks een ruim vocabulaire maakt ze niet de indruk een groot schrijfster te zijn en geregeld heeft haar relaas iets hak-op-de-takkerigs. Daarnaast neemt ze de lezer, althans mij, niet voor zich in.
Voor haar ambitie lijkt alles te moeten wijken. Dat geldt niet alleen voor haar (al spoedig ex-)man, maar ook voor haar kinderen, die het lange periodes moeten doen met een moeder op vaak grote afstand. Letterlijk het grootst is die kloof tijdens haar strijd tegen de mafia, waarbij ze lange periodes in Sicilië verblijft, ver van haar eigenlijke standplaats Milaan. Hoewel de gemeenschap haar dankbaar moet zijn dat zij die prijs heeft willen betalen, heb je wel het gevoel dat haar werk laten prevaleren boven al het andere iets is dat ‘la Boccassini’ van nature goed afgaat.
Het is echter in een ander grensgebied tussen werk en privé dat mijn gevoel voor Rode Ilda de grootste deuk oploopt. Ze komt zowaar, decennia na dato, met een opzienbarende onthulling: de man van haar leven is niemand minder dan de wereldberoemde mafia-jager Giovanni Falcone. Iemand die zijn successen in die jacht heeft moeten bekopen met een kolossale explosie, die hemzelf, zijn escorte en een heel stuk snelweg erbij de lucht in blies.
De alsnog-ontboezemingen van Boccassini staan bol van haar liefde en ontzag voor haar charismatische idool, waarbij beide gevoelens innig verweven lijken. Ze maakt daarbij melding van intieme details, waarvan ik denk: ‘Die hoef ik niet te weten. Die wil ik ook niet weten’.
Niet dat die details de slaapkamerdeur voorbijgaan. Sterker, misschien is hun relatie wel nooit voorbij die deur gekomen. Maar, intiemer dan een beschrijving van hun laatste ‘ontmoeting’, in het mortuarium, kan het niet worden. Daarbij geen woord over Falcone’s echtgenote, die daar ook moet hebben gelegen, een vrouw met wie hij, althans volgens de buitenwacht, een gelukkig huwelijk had. De vrouw ook, die naast hem de dood vond.
Maar nee, voor Ilda is het alleen ‘Giovanni & ik’. Misschien klopt het niet wat ik schrijf en heeft ze wel een woord besteed aan de vrouw van haar geliefde, daar in die kille ruimte, maar ik ga het niet controleren. Ik wil het niet nog een keer lezen.
Er is Boccassini na de verschijning van het boek gevraagd waarom ze haar geheim onthulde. Ze antwoordde daarbij ontwijkend, in de trant van ‘Had ik het dan moeten verzwijgen?’ Nee, dat hoefde niet. Maar wel had ze daarbij discreter moeten zijn.
Na de dood van Falcone heeft ze het gevoel dat ze hem en zijn werk eer moet aandoen. Ze stort zich volop in de mafia-bestrijding in het algemeen en het opsporen van Falcone’s moordenaars in het bijzonder. Zo vestigt ze zich enige tijd in het hart van Sicilië, maar is daar, ook in justitiële kringen, niet echt welkom. Los van de cultuurverschillen moet ze op haar collega’s ook geregeld de indruk hebben gemaakt van een ongeleid projectiel.
Een workaholic is ze altijd geweest, maar in haar Siciliaanse isolement is haar leven nog rauwer dan anders. Ook bij daglicht moeten de jaloezieën van haar ramen gesloten blijven. Ze loopt risico. Uit eten? Onmogelijk.
Los van haar persoonlijke verhaal biedt Ilda’s boek veel dat haar eigen verhaal overstijgt. Zo krijg je inzicht in de haat en nijd die heerst binnen de eigen kringen van het openbaar ministerie, iets waaraan zelfs de ‘heilige’ Falcone niet ontkwam. De diepe kloven tussen Sicilië, Milaan en Rome, de territoriumdrift. Kwaad bloed tussen carrièrejagers. En meer. Zoals…
Eenmaal terug in Milaan kruist Boccassini’s pad onder meer dat van Silvio Berlusconi. Met hem krijgt Rode Ilda heel wat appeltjes (lees: mega-appels) te schillen. Meer dan haar lief is.
Je vraagt je af in hoeverre Berlusconi een voorloper was: een buitengewoon rijk persoon, die daardoor lichtjaren afstaat van zijn electoraat dat hem toch op handen draagt. Dat voorlopergevoel bekruipt je vooral door de opkomst van een zekere Donald, elders in de wereld.
In feite bestonden er ook al Berlusconi’s in de Romeinse tijd, die in het zadel bleven door het volk de cruciale combinatie te bieden van Brood & Spelen. In zijn positie als premier kon Silvio daarbij brood uitdelen dat van derden was, namelijk van de staat(sschuld). In de spelen voorzag hij al langer, via zijn eigen media-imperium waarmee hij een vermogen verdiende. Al dat geld kon hij weer gebruiken om de topadvocaten te betalen die hem bijstaan in de talloze rechtszaken tegen hem. Die experts trekken daarbij alles uit de juridische trukendoos, zoals het eindeloos traineren van zaken om zo te rekken, te rekken, totdat verjaring is bereikt. Met als walhalla: het via Berlusconi’s eigen partij laten verkiezen van zijn privé-advocaten in het parlement, die daar vervolgens voor hun cliënt-premier-zakenman op maat gesneden wetgeving laten aannemen. Staatsschadelijke wetgeving, die weliswaar ontworpen is om één specifiek iemand uit de klauwen van justitie te houden, maar vervolgens wel geldt voor iedereen, waarmee de schadelijkheid exponentieel toeneemt.
Silvio was in feite een staatsvijand op de belangrijkste positie binnen de staat. Ilda verhaalt nog maar eens van de menselijke pakezels die fortuinen aan contanten over de grens zeulden, om die vervolgens te storten op geheime, Zwitserse rekeningen. Daarmee werden niet alleen grote bedragen aan de belasting ontrokken, maar via die omweg bijvoorbeeld ook rechters gecorrumpeerd die zich moesten buigen over zaken waarin B. gedaagde was. En wat al niet.
En toch, o wonder, zag hij daarbij kans gewone mensen te laten denken dat zij en hij in hetzelfde schuitje zitten, opboksend tegen de elite, tegen de staat. Dezelfde mensen die zich beklagen dat bijvoorbeeld de bruggen niet worden onderhouden, onder meer omdat de staat door belastingontduiking geen geld heeft.
Wonder boven wonder: dezelfde man was in 2022 kandidaat voor het presidentschap van de Italiaanse Republiek…
Al met al is het wapenarsenaal waaruit Berlusconi tegen zijn justitiële belagers kon putten even enorm als gevarieerd. Zo kon hij, los van de rechtstreekse confrontatie, pressie uitoefenen om op zijn beurt via het justitieel apparaat bij zijn justitiële kwelgeesten niet alleen spaken in het wiel steken, maar hen ook het vuur aan de schenen leggen. Minstens zo fnuikend waren zijn mogelijkheden om via zijn eigen mediakanalen de mensen binnen het openbaar ministerie die hem vervolgen ook persoonlijk te treffen, ‘Rode Ilda’ voorop. Eenmaal aan de politieke macht kon bij daarbovenop zijn invloed doen gelden bij de publieke omroep.
Steevast noemde hij zijn vervolgers bij het openbaar ministerie ‘de rode toga’s’, maar dan niet op basis van hun haar. Volgens die stelling waren het officieren van justitie van linkse signatuur die het hadden voorzien op een rechtse ondernemer.
Zit daar iets in? Een belangrijk woord in Italië is ‘dietrologia‘, ‘kennis van wat er achter zit’. In juridische zin: niemand is zonder zonden, maar wat zit er achter waardoor het uitkomt en, vooral, wat zit er achter waardoor het wordt vervolgd?
Zeker, mensen als Ilda zitten in het linkse kamp, merendeels (fel) anti-Silvio, en het openbaar ministerie beschikt over zogeheten ‘discretionaire bevoegdheid’. Ze kunnen zelf beslissen wat en wie ze zullen vervolgen. Zonder twijfel deden nogal wat van degenen die Berlusconi juridisch aanpakten dat niet met weerzin. Maar ze deden het ook niet graag, want ze konden daarbij, ook persoonlijk, zware schade oplopen. Bovendien is Berlusconi, zoals de Engelsen dat zeggen, een ‘elephant in the room’, waarbij je je eerder te verantwoorden hebt als je hem laat lopen.
Eén van de gevolgen van de mediacampagnes die Berlusconi losliet op Boccassini, was dat zij de schietschijf werd van zijn fans. Tot haar verbazing leek daarbij de woede van gewone burgers tegen haar alleen maar toe te nemen naarmate ze meer van Silvio’s illegale, geheime fondsen opspoorde.
Niets spaarden zijn aanhangers om haar te treffen. In één van de aan haar gerichte enveloppen trof zij zelfs het sperma aan van iemand die daarmee wilde illustreren wat hij bij haar zou willen doen, bij wijze van straf.
Verrassend is dat ze de inhoud van een voorbeeld van ‘hatemail avant la lettre’, een handgeschreven brief, integraal weergeeft. Een verbijsterende, van haat overkokende kanonnade, ondertekend door ‘Een echte Italiaanse‘. Die daarmee in één moeite door zowel lijkt te suggereren dat haar haat representatief is voor echte Italianen, als dat ‘la Boccassini’ zelf geen echte Italiaanse kan zijn.
Zeker is dat de magistraat voor haar leven te vrezen had (heeft?). Naast ‘gewone mensen’ kon men ook in linkere kringen haar bloed wel drinken. De Siciliaanse mafia voorop, later de Calabrese ‘ndrangheta er nog bij, plus, plus, plus.
Vandaar dat Boccassini lange tijd beschermd werd door een ‘scorta’, een gewapend escorte. Zelf poneert ze dat teveel Italianen een scorta hebben, bijna als een soort statussymbool, maar in haar eigen geval was dat zeker niet overdreven.
Het was dan ook een ‘subtiele’ zet van de regering Berlusconi tegen degene die in dienst van de staat niet alleen de mafia bestreed, maar ook Berlusconi zelf, om op een gegeven moment haar scorta op te heffen…
Ze kreeg het pas weer terug door alle ophef toen een adviseur van de regering werd geliquideerd nadat zijn verzoek om een scorta was afgewezen.
Je zou zeggen dat Boccassini meer dan ‘recht heeft’ op een posttraumatisch stresssyndroom. Dat ze het al die jaren volhield, tegen al die verdrukking in, is een wonder.
Neem alleen al één van de dreigementen die ze ontving: ‘Kijk uit voor geparkeerde Ducato’s‘. Daarbij werd gerefereerd aan een type Fiat-bestelauto die je op vrijwel elke straathoek kan aantreffen. Dit in verband met een groepsverkrachting die eerder werd uitgevoerd bij de als links bekend staande echtgenote van de latere Nobelprijswinnaar Dario Fo. Zij werd een Ducato ingetrokken door een groep van vijf extreemrechtse mannen, die haar bovendien bewerkten met scheermessen en brandende sigaretten.
De eventuele gedachte bij Ilda ‘Dat zal mij wel niet gebeuren’ werd daarbij ernstig bemoeilijkt door het feit dat zoiets al eens in het echt was gebeurd. Bij een onbeschermd iemand weliswaar, maar toch.
Boccassini hield stand. ‘Ilda 100%‘, zou je haar misschien wel kunnen noemen: 100% niet-sportief, 100% alcoholvrij, 100% rookster, 100% inzet. En on-Italiaans weinig flexibel, recht voor z’n raap, dwars door de muur. Rebelse Ilda spaarde daarbij, net als in haar biografie, ook haar collega’s niet. Het kon dan ook geen verbazing wekken dat toen ze binnen het Milanese parket solliciteerde naar de functie van hoofdofficier, ze kansloos werd gepasseerd.
Een aparte groep fans van Ilda zijn vrouwen die in haar een symbool zien van een vrouw die overeind bleef in een destijds door mannen gedomineerde omgeving. Ook zelf stelt de magistraat prijs op die geheel verdiende kwalificatie. Daarbij, als echte Italiaanse, geeft ze ook geregeld blijk van het belang van haar uiterlijk. Zonder een spoor van valse bescheidenheid laat ze weten:
‘Ik ben altijd beschouwd als een mooie vrouw (en daar ben ik het absoluut mee eens!)’.
Bij dat uiterlijk hoort ook kleding en, in Ilda’s geval, met name kettingen en oorbellen. Daar heeft ze een indrukwekkende collectie van. En dan niet in de categorie ‘Subtiel’. Nee, in de afdeling ‘Opzichtig’. En hoe!
Maar nu komt het: die sieraden van haar zijn in feite wapens. Tekens van oorlog. Ze straalt ermee uit:
‘Hier sta ik! Ik ga niet voor jullie opzij! Vergeet het maar!‘
Bovendien krikt ze er ook zichzelf mee op, op momenten van zwakte en wanneer ze vanbinnen voelt dat ze op het toneel staat in iets dat groter is dan zijzelf.
Trouwens, in een uiterst onderhoudende passage klapt ze uit de school over een voorname mannelijke collega, die als Italiaanse haan niet voor vrouwen onderdoet in zijn hang naar een fraai voorkomen. En, belangrijker nog, in zijn vrees voor een uiterlijke sof.
Het slachtoffer van Ilda’s te kijk zetten is Gian Carlo Caselli, een bekende magistraat, hoger in rang dan zijzelf, en tevens de trotse bezitter van een schitterende kuif.
Ilda verhaalt dat ze in Amerika onderweg zijn onder de hoede van de FBI wanneer Caselli verzoekt om even te stoppen bij een supermarkt. Hij is zijn haarlak vergeten. En niet alleen dat. Later klopt hij bij Ilda’s hotelkamer aan, ’s avonds laat, terwijl zij al in nachtkleding is. Even denkt ze aan een poging tot romantiek, maar nee. Gian Carlo vraagt om haar föhn. Maar Rode Ilda, met haar wilde krullenbos heeft die niet, wat haar op een vernietigende blik komt te staan van de man die vreest voor een publiekelijke kuif op halfzeven.
Heel wat mannen in de wereld waarbinnen Ilda opereert zijn overigens wel degelijk in orde. Binnen de opsporingsdiensten werken uiterst professionele agenten en ook in de hogere echelons zijn er mannen te vinden die uit eersteklas hout zijn gesneden. Een bijzondere vermelding verdient daarbij Boccassini’s Milanese baas Francesco Saverio Borelli, die zijn wilde, rood-zwarte officier geregeld in bescherming neemt. Zolang ze het niet al te bont maakt.
Op een gegeven moment in haar carrière heeft Ilda vrijwel het hele spectrum aan Italiaanse illegaliteit wel één of meer keren op haar bureau gehad: gewone moorden, georganiseerde misdaad, ‘rechtse’ witteboordencriminaliteit en op een gegeven moment ook links terrorisme. Dat laatste levert haar te elfder ure zelfs nog complimenten op van een uiterst rechts politicus, die haar eerder nog als ‘metastase’ (kankeruitzaaiing) had weggezet.
Wat uitzaaiingen betreft wil Boccassini ook nog wel even kwijt dat de verspreiding van bijvoorbeeld de ‘ndrangheta in het noorden van Italië niet alleen een gevolg is van zuidelijke criminaliteit die zich ‘nu eenmaal’ vertakt. Het zijn ook noorderlingen zelf die willens en wetens gebruik maken van de ‘service’ die dat soort criminele groepen kunnen bieden, zoals qua financiering en het gebruik van geweld.
Terwijl de officier van justitie haar buik al meer dan vol heeft van Silvio Berlusconi, en haar handen vol aan de mafia, krijgt ze ook nog het bordje ‘Ruby’ op haar bord geschoven. Die zaak houdt verband met de ‘ludiek-erotische’ feestjes die Silvio geeft in zijn somptueuze villa (op dubieuze wijze verkregen door machinaties van zijn ‘Superadvocaat Van Kwaaie Zaken’, Cesare Previti).
Zelf zou ik denken dat zijn feestjes een privé-zaak waren van de toenmalige premier, waarmee we ons dus niet hoeven te bemoeien. Ilda wijst er echter op dat hij in zijn hoedanigheid van eerste minister door zijn scabreuze praktijken wel chantabel was, al betaalde hij de aangeleverde meisjes dan vorstelijk.
Zelf moest Boccassini zich met de zaak bemoeien omdat het Marokkaanse meisje Ruby minderjarig was. Met een verbluffend detail: toen Ruby een keer was opgepakt voor iets anders, belde Berlusconi persoonlijk naar de politie om hen te pressen haar spoedig vrij te laten. Op wat voor grond? Omdat ze de dochter zou zijn van de Egyptische president Mubarak…
Zelf kan je het niet bedenken, maar al met al lijkt dit alles vooral een soort ‘rosse folklore’. Vraag is wel, voor zover je die vraag nog zou kunnen hebben, of het past bij het ideale profiel voor de plechtige functie van President van de Italiaanse Republiek, waarvoor Silvio nu (begin 2022) kandidaat is/was.
Twee ‘Silvio-dieptepunten’ in Ilda’s carrière (tussen vele):
– de bevriende collega die bevorderd werd tot baas van de Nationale Politie ten tijde van een Berlusconi-regering en die haar daarna opeens probeert te bewegen ten opzichte van Silvio gas terug te nemen.
– een massale ‘demonstratie’ in het Paleis van Justitie van Milaan door parlementsleden van Berlusconi’s partij, inclusief ‘opgedirkte dames met merktassen’, als actievoerende Silvio-supporters tijdens een zaak tegen hem. Daar waar niemand mag demonstreren, zeker parlementsleden niet. Dat ze het wel doen is een teken ten overvloede dat ‘de scheiding der machten’, heilig in in een echte democratie, in Silvio-tijd met naaldhakken en andere dure schoenen werd getreden.
Een fraaie term die blijft hangen bij Ilda’s karakterisering van Silvio en zijn trawanten is spudoratezza, schaamteloosheid. Exact zoals het ook op mij overkwam.
*
Uiteindelijk ging Ilda’s carrière nog voor haar pensioen als een nachtkaars uit. Haar tijd was voorbij. Uitgerangeerd.
En wat blijft er over na het lezen van dit alles?
Rode Ilda,
Sympathie voor u heb ik niet gekregen. Achting wel, maar die had ik al. U hoefde niet aardig te zijn om uw werk goed te doen. Sterker, als u aardig was geweest was u er wellicht aan onderdoor gegaan. Maar u hebt stand gehouden, onder grote druk.
Dat is een geweldige verdienste.
Italië mag, moet u dankbaar zijn.
Ilda Boccassini
La stanza numero 30
Cronache di una vita
Serie Bianca / Feltrinelli
Terzijde
Spannend is het ook wanneer een van de arrondissementsparketten onderzoek doet in het territorium van een ander parket. Zoals Rode Ilda en haar Milanese collega’s dat een keer doen in het hol van de leeuw, in Rome.
Meerdere leden van de coterie rond Silvio Berlusconi vielen omhoog tot in de functie van minister. Daarbij dreigde zelfs zijn advocaat Cesare Previti te worden benoemd tot Minister van Justitie.
Iets dat klinkt als ‘Marc Dutroux, Hoofd van de Kinderbescherming‘.
Deze gotspe kon alleen worden voorkomen doordat de toenmalige President van de Republiek zich er hoogstpersoonlijk tegen verzette.
(Previti werd daarop Minister van Defensie).
Aantal processen tegen Silvio Berlusconi: 36
Definitieve veroordeling: 1 (i.z. belastingfraude)
Vrijspraak: 11 / 1x na veroordeling in eerste aanleg / als gevolg van de vrijspraak in hoger beroep nam de voorzitter van dat hof ontslag).
Geseponeerd: 10 / Verjaard: 8 / Amnestie: 2 / Nog lopend: 4
Cesare Previti werd bij eigen veroordelingen voor altijd zowel het recht ontzegd publieke ambten te bekleden, als dat van advocaat.
Professor Marco Biagi, zonder scorta, werd vermoord in 2002 door leden van de ‘Nieuwe Rode Brigades’, vanwege zijn adviezen aan de regering inzake een flexibeler arbeidsmarkt.
Hij vond zijn einde toen hij net was aangekomen op de fiets (op een steenworp van een van mijn favoriete delicatessenwinkels).
Zelf stond ik één keer vlakbij iemand met een scorta. Het was het toenmalig hoofd van de mafiabestrijding, die door zijn bodyguards een kopje koffie werd gegund in een wegrestaurant. Staand aan de bar.
Ik wilde hem goedendag zeggen, maar durfde het niet. Uit angst daarbij een paar kogels te ontvangen ‘voor de zekerheid’.
Opvallende constante bij de vestiging van de ‘ndrangheta in het noorden: verbindingen met vrijmetselaarsloges ter plaatse. Daarmee hebben ze er in één klap een lokaal netwerk bij.
Praktisch probleem voor gecorrumpeerde rechters: als ze het breder laten hangen dan past bij hun salaris.
Francesco Saverio Borelli, een eminente man, stierf in 2019.
Ilda, als volbloed Napolitaanse, is gevoelig voor het idee dat koraal geluk brengt voor wie het draagt.
Tot haar verbijstering zijn het soms de ouders van meisjes die hun dochter aansporen het bed te delen met Berlusconi.
Ten tijde van de onthulling van Berlusconi’s toenmalige vrouw dat haar man het deed met minderjarigen, waarna ze hem verliet, was ik toevallig in het gezelschap van een groep Italiaanse vrouwen.
Enkele van hun reacties:
– ‘Hoe kon zijn vrouw denken dat ze de laatste zou zijn, nadat hij zijn eerdere vrouw had verlaten voor haar?‘
– ‘Je weet toch hoe mannen zijn‘.
– ‘Ze had gewoon haar kop moeten houden en profiteren van de positie waarin ze zat‘.