La Libellula – De Libelle
Als leek leef je vaak beter, ongehinderd door kennis. Zo dacht ik altijd dat een libelle zo heet omdat ze belle is, mooi. Inmiddels gehinderd door kennis weet ik dat dat niet klopt, maar ik hou er toch aan vast.
De kenners, al zo lang gehinderd door hun kennis, noemen een libelle een ‘libel’. Klinkt een beetje armoedig en bovendien niet licht genoeg om recht te doen aan de adembenemende elegantie die de libelle eigen is. Nou ja, misschien zeggen de kenners ‘libel’ om het onderwerp van hun kennis te onderscheiden van een damesblad.
Voor Italianen is de oorsprong van de naam la libellula (met de klemtoon op de e) vanzelfsprekender. La livella = de waterpas. Libellen heten zo omdat ze hun vleugels zo mooi recht houden. Hoewel, die ene daar… Hij laat ze gewoon zakken. Ze hangen erbij als de uitgedraaide rotors van een helikopter.
Bekaf, die arme jongen, van het mooi zitten zijn. Een echte Italiaan natuurlijk.
Maar nee, ook hierbij helpt een libelloloog mij uit de droom. Libellen laten hun vleugels zakken om schaduw te creëren. Op die manier voorkomen ze oververhitting van hun vliegspieren als ze in de zon zitten. Waarbij de leek denkt: ‘Schaduw? Met dat soort vleugels?’
Bovendien laat de kenner na bestudering van de beelden weten dat het hier om een dame gaat. Het is een vrouwelijke ‘bloedrode heidelibel’. Een soort huis-tuin-en-keukenlibellenmodel dat ook door het Hollandse luchtruim suist. Maar bloedrood is deze zeker niet en de dichtstbijzijnde heide is minstens een half jaar vliegen.
Het blijkt dat de naamgeving dateert uit de tijd van voor de emancipatie. Ze hebben de eigenschap van het mannetje gebruikt voor de soort in het algemeen. Het vrouwtje wordt niet rood, laat staan bloed-
Maar ze is wel bloedmooi. Dat is het voordeel van libelle zijn: zelfs al hoor je niet tot de mooiste ondersoort, mooi ben je toch. Alleen al door die vleugels! Ze kan alle vier daarvan apart bedienen. Resultaat: de Joint Strike Fighter is er niets bij. Want, hoe mooi ze ook is, een libelle is wel een killer. Topsnelheid: 50km/h. En zo geavanceerd dat ze zelfs doet aan ‘bewegingscamouflage’.
Sommige kennis hindert niet:
Domme jagers achtervolgen hun prooi ‘gewoon’. Ze rennen, vliegen of zwemmen er simpelweg achteraan. De libelle, daarentegen, kan haar aanvliegroute steeds zo aanpassen dat ze in één lijn blijft tussen een bewegend doel en haar eigen vertrekpunt. Op die manier lijkt ze vanuit het gezichtspunt van de prooi niet te bewegen. Er is maar één naar verschilletje: ze lijkt wel steeds groter.
De prooi en ik hebben iets gemeen: we staan paf.