Soms te. Zo dacht ik lang over het verschijnsel ‘vakbeweging’:
1) De vakbeweging = Goed.
2) De vakbeweging bestaat uit vakmensen.
3) De vakbeweging is in beweging.
Pas na jarenlange observatie van de (Italiaanse) vakbeweging is het nu:
1) De vakbeweging = Goed in principe.
2) De vakbeweging bestaat uit mensen die in een vakje horen.
3) De vakbeweging beweegt niet.
Zeker, werknemers moeten worden beschermd tegen werkgevers van het type waarvan ik er één onvergetelijk ontmoette. We liepen door zijn bedrijf en ik wees de eigenaar op een manier van werken die ten koste ging van de ruggen van zijn personeel.
Voor de gevallenen op het werk
De Italiaan stond opeens stokstijf stil en keek me indringend aan, terwijl hij vroeg: ‘Aan wiens kant staat u eigenlijk? Aan die van hen of aan de mijne?’
Zo verbluffend had ik het nog nooit gehoord. Alsof het welzijn van het personeel en dat van het bedrijf per definitie tegengesteld zouden zijn. Terwijl ik als romanticus juist meen dat die twee elkaar versterken: ‘En iedereen leefde nog lang en gelukkig’.
In elk geval hoopte ik het zo verbluffend ook nooit meer te zullen horen, maar langzamerhand komt de houding van enkele Italiaanse werknemersorganisaties op hetzelfde neer. Of iets giftig is, of niet, zit ‘m in de dosis. Bescherming van werknemers is goed, in principe, maar bij overdrijving werkt het juist tegen ze. Wie wil er nog iemand aannemen met een vaste aanstelling als je er daarna nooit meer vanaf kan?
In demonstraties dragen Italiaanse werknemers vaak spandoeken mee met kreten als ‘Wij eisen werk!’ Maar een recht op werk bestaat niet. Werk moet worden gecreëerd. En als het er eenmaal is, dan is dat werk in een open economie geen lang leven beschoren als je mensen in dienst moet houden die dat werk niet (meer) naar behoren doen.
Daar zijn er nogal wat van. In Italië zijn de meest uitmuntende vakmensen te vinden, maar het land kampt daarnaast met hele hordes die niet geschikt zijn voor hun werk, sterker, die dat zelfs nooit zijn geweest. Velen danken hun functie niet aan het feit dat ze er geknipt voor zijn, maar omdat ze zijn ‘aanbevolen’. Anders gezegd: ze rijden in auto’s die ze alleen verdiend hebben doordat ze ooit in de juiste kruiwagen zijn voorgereden.
Nog los van wettelijke obstakels is het ontslaan van dat soort werknemers al moeilijk genoeg. Daarvoor is breekwerk nodig in de informele voor-wat-hoort-wat-netwerken waar veel bedrijven in Italië het van moeten hebben. Gaandeweg wrikt de huidige economische realiteit ze echter open. Internationale concurrentie en nietsnutten staan met elkaar op gespannen voet.
De vakbeweging lijkt dit echter niet te willen weten en zet de hakken in het zand. Zo lijkt ze Anno Nu vooral op een archaïsche verdedigster van bestaande belangen en schrijft bij iedere dreigende hervorming stakingen uit (die vaak ‘weekend-technisch’ ideaal gekozen zijn).
Per wanneer DE CHEF zegt dat-ie het wil hebben:
Overmorgen / Morgen / Vandaag / Vanavond / METEEN!
Fascinerend is dat de spanningen die je als gevolg van die verkrampt conservatieve opstelling zou verwachten, vooralsnog uitblijven. Of is het dat ze nog niet goed zichtbaar zijn? Je zou toch denken dat er in een land met zo’n enorme jeugdwerkloosheid een generatiestrijd zou ontstaan, zeker tussen talentvolle jongeren en talentloze ouderen die fluitend op hun stoelen zitten te wippen zonder ooit op de wip te zitten.
Ik kan voor het uitblijven van die generatiestrijd maar twee redenen bedenken: de meest talentvolle jongeren trekken naar het buitenland en de achterblijvers wonen in bij hun ouders, of zijn anderszins afhankelijk van het geld dat de oudere generatie verdient met het werk dat hun kinderen vaak beter zouden doen. (De paar jongeren die nog wel werk vinden moeten het vaak doen met schandalig onderbetaalde, kortlopende contracten).
Trouwens, je moet de oude kinderen niet de kost geven die het thuis blijven zitten eigenlijk zo wel prettig vinden, voor zolang als het duren kan. Het is een situatie waarbij niet zelden de mamma’s met hun zonen samenspannen. (Zie in De Smaak van Italië het hoofdstuk ‘Kringloopzoontjes’). Probleem: de ouders moeten ook hun grote koters juist wél de kost geven. Mede daarom is in Italië het begrip ‘het einde van de maand halen’ voor velen een groeiend probleem. Zelfs al kan het wonen van meer generaties onder één dak heel wat geld besparen, op een gegeven moment is de koek op. En de rek eruit.
Niet ten onrechte bestaat er de vrees dat een versoepeling van het ontslagrecht wel zal leiden tot meer ontslagen, maar niet tot het aannemen van meer personeel. Zekerheid daarover is er niet. Maar zeker is wel dat een dichtgelaste arbeidsmarkt alleen maar tot meer neergang zal leiden.
Italië geldt als het land van de ‘arte di arrangiarsi‘, een land waar de kunst van het je overal uit redden tot grote hoogte komt. Dat laatste is inderdaad juist, maar dat geldt niet voor de vaak voorkomende gedachte dat ‘de Italiaan’ dat ook graag doet. Integendeel. De Italiaan heeft het liefst juist vastigheid, een zekerheid die op zoveel mogelijk manieren in beton gegoten wordt. Niet in het minst via de roemruchte ‘aanbeveling’. De aldus geregelde rust te moeten opgeven, door de ontnuchterende blootstelling aan de krachten van de wereldmarkt, komt op velen angstaanjagend over. Gek is dat niet. Het ís ook eng. En hoe voorkom je een ‘race to the bottom‘, waarbij alle verworvenheden van werknemers overboord gaan? Ook daarbij moet doorslaan worden voorkomen. Maar wat in elk geval niet werkt is een vakbeweging die niet beweegt, een vakbeweging die geen beelden meer oproept van voorwaartse strijdbaarheid, maar van een oudje met een rollator. In de achteruit.
Vasthouden(d)