Zelf leerde ik het ook als kind. Niet vanwege de overheid, maar ‘gewoon’. Het sprak vanzelf. Maar wat niet vanzelf sprak was de tekst. Ik vond het ronduit een héél raar lied. Sterker, zo raar vond ik het dat ik twijfelde aan degenen die hadden bedacht dat dat rare lied ons volkslied was.
Het begon al met die mus. Wat had die mus ermee te maken? Onze Vader des Vaderlands heette toch gewoon Willem? Oké, misschien heette Willem van Oranje ooit Wilhelmus van Nassau, vooruit, maar toch zeker niet ‘Van Nassouwe’. En als ze die namen staarten hadden gegeven omdat het anders niet uitkwam met de muziek, hadden ze dan niet een betere tekstschrijver en/of componist kunnen nemen? Voor een volkslied!
En dan nog zo wat: die Wilhelmus van Nassouwe, dat was hij. Waarom moest ik dan zingen ‘ben ik’? Daar had ik helemaal geen zin in, ook al omdat hij bekende ‘van Duitsen bloed’ te zijn. In het NL-Volkslied, na WOII! Als hij dan van D-bloed was, ik niet! Zeker, hij kon dat niet helpen, maar om daar nu meteen mee voor de dag te komen, in het begin van Couplet Nr.1?
Dat-ie trouw was aan zijn vaderland, prima, maar welk vaderland was dat?
Ehm…
Trouw blijft-ie trouwens ’tot in den doet’. Hij bedoelt ‘dood’, maar hij schrijft ‘doet’. Omdat dat rijmt op ‘bloed’. Ja, zo kan ik het ook. Zelfs de Sinterklaasrijmen bij ons thuis waren beter. Of was ‘doet’ ouderwets voor ‘dood’? Ik geloofde er niets van.
Bovendien bleek die Wilhelmus een groot liegbeest. De Koning van Hispanje had hij altijd geëerd. Beweert-ie, glashard. Altijd. Nou, in het begin wel. Maar altijd? Zou-ie zijn soldaten hebben meegegeven om, telkens wanneer ze de soldaten van de Spaanse koning de keel doorsneden, erbij te zeggen: ‘Sorry, maar onze baas eert die van jullie altijd’?
Nee, dat hele lied overtuigde van geen kant. Gelukkig hoefden we het niet helemaal te leren. Alleen het eerste couplet en het zesde. Waarom het zesde? Geen idee. Beter dan het eerste is het niet. Het gaat over God, misschien daarom? God zou mijn ‘schild ende betrouwen’ zijn en daar zou ik op willen bouwen. Maar wat? Een huis, op een schild? Mijn hele bestaan, op Hem?
In elk geval roep ik God op ‘mij nimmermeer te verlaten’. Ja, logisch, iemand die zo’n volkslied in elkaar fröbelt heeft natuurlijk hulp nodig, maar als ik God was zou ik iemand die zoveel lariekoek te berde brengt direct alleen laten.
Maar ja, ik ben Hem natuurlijk niet. Ik ben
N.B.
En nu moeten ook allen ‘met een migratieachtergrond’ dit gaan zingen. Een beetje zoals de oude man die ik
ooit ontmoette, die als kind in de jungle van Java leerde:
‘De Rijn komt bij Lobith in ons land’.
*
TERZIJDE
Laatst zag ik voor het eerst een Commissaris van de Koning, die in Overijssel. Ze had net in de stromende regen een boom geplant en ik riep haar toe: ‘Leuke baan heeft u!’
‘Ja, hè!’, riep ze terug.
Nu pas weet ik dat ze daarbij waarschijnlijk dacht: ‘Wacht maar, binnenkort hak ik…’
Ank Bijleveld, de nieuwe minister van Defensie. Lijkt me niet verkeerd.
Wensdroom: de blogpost over The Three Hares wordt in het Catalaans vertaald, ter plaatse rondgetwitterd en daardoor leven ze in Spanje nog lang en gelukkig… samen.