DE SIKHS

In het najaar van 1983 zat ik in de trein.

“Mag ik naast u komen zitten?”, klonk het opeens vanuit het gangpad. In het Engels. Ik keek op en daar stond een sterke, indrukwekkende man, die ondanks zijn fysieke overwicht het antwoord beleefd afwachtte. Een strak om het hoofd gewikkelde tulband, lichtbruine gelaatstrekken en een grote donkere baard maakten hem tot een markante verschijning. Verder ging hij westers gekleed. Aan zijn rechter pols trok een zware stalen armband de aandacht. Hij was een sikh.

Toen hij zich had neergezet raakten we in gesprek. De man bleek zijn geboortegrond, de Punjab in het noordwesten van India, te zijn ontvlucht. Met achterlating van zijn familie was hij te voet ontkomen, naar Nepal.

De man rommelde wat in zijn tas om het waarom van deze krachttoer duidelijk te maken. Hij produceerde een drukwerkje waaruit moest blijken dat de Indiase regering een prijs van vijftigduizend rupees op zijn hoofd had gezet, maar lezen kon ik het niet.

Dit hoogst onvriendelijke initiatief hield direkt verband met zijn ijveren voor een onafhankelijke sikh-staat. Dergelijke afscheidingsbewegingen worden door Delhi met kracht tegengegaan uit angst voor de, staatsrechtelijk gezien, centrifugale krachten die een precedent op dit gebied zou versterken. Om te tonen dat het zijn beweging wel degelijk ernst was, bood de sikh mij twee bankbiljetten aan van de, vooralsnog illusoire, Republiek Khalistan (Land der Zuiveren). Gedrukt in Canada, waar zich een vrij talrijke sikh-kolonie bevindt.

Helpt bij dromen.
Suggereert de tweetaligheid dat het de bedoeling is om ook waarde te hebben binnen Canada zelf?

Gegrepen door zijn verhaal stelde ik hem voor een artikel te schrijven over zijn geschiedenis en de daarmee samenhangende problemen. Dat kwam hem als geroepen daar zijn advocaat had gezegd dat publiciteit zijn kansen op het verkrijgen van asiel zou vergroten. Hij gaf een telefoonnummer en nam afscheid.

Enige tijd later belde ik en noemde zijn schuilnaam. Hij bleek te zijn verdwenen. Het asiel was hem niet verleend. Men wist niet waar hij op dat moment was en ook maanden later was men daar niet van op de hoogte. Toen leidde het spoor naar de sikhtempel in Amsterdam.

Je moet het wel weten. De ‘GURDWARA’ (Poort naar de Guru) valt in het kleine straatje nauwelijks op. De lichtblauwe deur staat op een kier.

Binnen een piepklein halletje met rekken voor de schoenen, verder gevuld met een lichte kerrygeur die vanuit een ruimte links naar binnenstroomt. Een petje op het hoofd en dan naar binnen.

De grond is er bedekt met oranjekleurige stof waar de aanwezigen op zitten. Op goed geluk neem ik ergens plaats. Rechts zitten namelijk zo’n vijftien vrouwen apart. Links, ongeveer vijftig mannen.

De vrouwen dragen de typisch Indiase zijden kleding, met nauwsluitende broeken tot op de enkel. De mannen zijn bijna allemaal tulbandgetooid. Enkelen hebben provisorisch een lap witte stof om het hoofd geknoopt.

De ruimte is vrij groot, de wanden rondom betimmerd met hout of platen met een houtmotief. Het al niet hoge plafond wordt nog verlaagd door talrijke slingers en een soort lege lantaarntjes van gekleurd papier.

Precies midden achterin bevindt zich een klein, laag altaar onder een puntvormig baldakijn, versierd met gekleurde lichtjes. Daar ligt het heilige boek van de sikhs, de Adi Granth, bedekt door geel-zwart gestreepte zijde. Vlak erachter zit een sikh die er voortdurend over heen en weer zwaait met een witte pluim op een zilverachtig stafje, een gebaar van eerbied. Links van het altaar zit iemand die het woord voert in het Punjabi.

Aan de achterwand hangt een tapijtje met een afbeelding van de heiligste van alle sikh Gurdwara’s, de Gouden Tempel in Amritsar, ernaast portretten van de eerste en van de laatste goeroe van de sikhs.

De eerste, Guru Nanak, stichtte de orde van de sikhs (sikh = discipel) in de late vijftiende eeuw. De tiende goeroe, Gobind Rai, verklaarde dat er na hem geen andere goeroe meer zou zijn. Het was dezelfde Gobind die rond 1700 de sikh-orde zijn hechte struktuur gaf door het instellen van de Khalsa-broederschap (Khalsa = Het Zuivere). De mannelijke geïnitieerden krijgen sindsdien de naam Singh (leeuw) toegevoegd, de vrouwen Kaur (leeuwin).

Het ontstaan van deze broederschap hield direkt verband met de behoefte zich teweer te stellen tegen de islamitische Mogul-overheersing. Een belangrijke periode, waarin de sikhs zich tegen de verdrukking in ontwikkelden tot een zeer strijdbare groep.

De man die het woord voerde is klaar. Een orkestje links van het altaar begint zich nu te roeren en de aanwezigen zetten een raga in. Het gezang zweeft door de ruimte wanneer een wat verlate tempelganger binnenkomt. Hij loopt naar voren, knielt voor het altaar, offert een briefje van vijf op de daarvoor bestemde plaats en gaat ergens zitten.

Als het lied uit is schuift de man met het gepluimde stafje de bedekkende zijde van het grote boek en begint te reciteren uit de Adi Granth. Dit omvangrijke werk wordt sinds de dood van Guru Gobind als de levende goeroe beschouwd en nu Guru Granth Sahib genoemd. Het boek bevat voor het grootste deel bijna zesduizend hymnen, elk verdeeld in eenendertig raga’s. De teksten zijn van diverse oorsprong. Men vindt er de belangrijkste inspiratiebronnen in terug van het sikhisme, de bhaktbeweging en het soefisme. Het begon in het Tamil-gebied. De bhakta’s zijn volgelingen van de hindoe-godheid Vishnu. Vanaf daar verspreidde het zich naar het noorden, waar tijdens de veertiende en vijftiende eeuw kontakt tot stand kwam met de islam. Rond 1500 doet zich de schakeling voor tussen bhakti-beweging en het soefisme, een mystieke vorm van de islam die ineen groot deel van Centraal-Azië invloed heeft gehad.

Iedereen staat op. Het reciteren gaat over in gebed. Na iedere paar zinnen zegt de voorganger enige malen “Vahguru”, daarin bijgevallen door de aanwezigen. Dit sikh-equivalent van Allah Akhbar (God is Groot) is een typisch bhakti kenmerk. Door het herhalen van Zijn Naam poogt men het ego, bron van alle kwaad op te lossen en zo de ‘tiende deur’ te openen (naast de negen natuurlijke openingen van het menselijk lichaam).

De gelovigen gaan nu door de knieën, raken met het hoofd de vloer aan en gaan weer zitten.

Even later is de dienst ten einde. Binnen een minuut verschijnt een geheel in het wit geklede sikh met een grote schaal, waaruit hij telkens met de hand een onduidelijke substantie kneedt en die in de linkerhand van de aanwezigen legt. Het is een soort stevig boterpuddinkje waarvan men met de andere hand steeds iets afneemt. In een wip heeft iedereen het op.

Nu komt een heel team in aktie dat iedereen voorziet van stalen borden en bekers. De keuze van het materiaal is geen toeval aangezien Gobind Singh heeft gezegd dat puur staal almachtig is en een symbool van morele kracht.

Er wordt rondgegaan met grote plastic emmers met het Nederlandse opschrift ‘Vim’. Deze bevatten echter diverse gerechten, voornamelijk van kerry- of yoghurtachtige aard. Geen vlees.

Vlees is overigens voor de sikhs niet apert verboden. Dat is wel het geval met volgens moslimriten geslacht vlees. Dit verbod dateert nog van de weerzin tijdens de Mogul overheersing, toen dergelijk vlees iedereen werd opgedrongen.

Bij het eten krijgen we een soort pannekoekjes waarmee met de hand alles kan worden opgegeten. De beker wordt gevuld met water. Alcohol, roken, iedere vorm van genotmiddel is voor de sikhs uit den boze.

Dit eetmaal is het ritueel van de langar (Perzisch = o.a. woonruimte van een soefi-derwisj) dat de sikhs voorschrijft het voedsel te delen met iedereen, arm of rijk en van welke kleur, nationaliteit of geloof dan ook.

De sikhs eten razendsnel. Ik kamp met een grote achterstand. Een jongen naast mij glimlacht me vriendelijk toe.

“Wij zijn het gewend”, zegt hij om mij alvast te verontschuldigen. Hij blijkt een volgeling te zijn van Sant Jarnail Singh Bhindranwale, de militante sikhleider die bij de bestorming van de Gouden Tempel door het Indiase leger om het leven kwam. Hij is al een jaar, ook hij met achterlating van zijn hele familie, op de vlucht. Volgens hem wordt vrijwel iedere sikh die tegenwoordig landt op de luchthaven van New Delhi, lange tijd zonder vorm van proces vastgehouden.

Na zijn vertrek raak ik in gesprek met een iets oudere sikh die al drie jaar in Nederland is. Hij praat zacht en vriendelijk en is een en al bereidwilligheid. Twee prachtige handen rusten op zijn schoot.

Mijn kennis uit de trein is volgens zijn informatie nu in Amerika. Hijzelf blijkt helemaal niet uit India te komen, maar uit Afghanistan. In de achttiende eeuw, na de ineenstorting van het Mogul-rijk, waren de Afghanen aktief in de Punjab. Nadat ze zich terugtrokken werd het aldus ontstane machtsvacuüm door de sikhs opgevuld. Niet echter door de familieleden van de man naast me, die als gevangenen werden teruggevoerd naar Kabul. Hij schat dat er in Afghanistan nu nog enkele duizenden sikhs zijn.

We praten over de verplichte vijf uiterlijke kenmerken van de sikhs, de zogeheten Vijf K’s (het getal vijf heeft in de Punjab, Land van Vijf Rivieren, mystieke betekenis). Zelf lijkt hij aardig aan de Vijf K’s te voldoen: ‘Kesh’, ongeknipt haar met tulband; ‘Kangha’, kam in het haar; ‘Kara’, stalen armband en ‘Kach’, een soort lange korte broek. Alleen de ‘Kirpan’, een dolk, zie ik niet, maar hij tilt zijn tuniek op en daar draagt hij hem in een leren holster op de blote huid. En de kirpan is wel degelijk om eventueel te gebruiken, voegt hij eraan toe. Ook de armband kan voor gevechtsdoeleinden worden gebruikt. Ter demonstratie schuift hij de stalen band om zijn vuist.

Een jongen voegt zich bij ons. Hij heeft nog een andere theorie over de stalen ring. “Als je kwaad doet, zoals stelen, dan doe je dat, meestal met rechts. Dan zie je de kara die je eraan herinnert dat je fout bent’.

De sikh-literatuur wijst op de vrouwelijke symboliek van de perfekte vorm van de ring en armband, die is verbonden met de begrippen bescheidenheid en zelfbeheersing als tegenwicht voor het zwaard dat men in de rechterhand voert. Zoals men bij de initiatierite van de sikhs aan het wijwater (Amrit) suiker toevoegt, als zoet tegenwicht voor de scherpte van het zwaard waarmee men de twee vermengt. De Afghaan is treurig dat niet alle sikhs zich aan de Vijf K’s houden. Om ons heen zijn er zelfs te zien met kort haar.

Volgens de sikhs is de mens slechts compleet met het van God gegeven haar. De sikh-literatuur maakt onderscheid tussen levenontkennende kulturen, zoals de boeddhistische monniken die het haar afscheren als teken van afstand doen van het wereldlijke, en levenbevestigende richtingen zoals die van de sikhs die midden in het leven willen staan.

Haar betekent ook kracht, waarbij gewezen wordt op het bijbelse verhaal van Samson.

Ondertussen gaat één van de overige aanwezigen achter het altaar zitten en reciteert uit de Adi Granth. Een duidelijke illustratie van het Bhakti-geloof dat iedereen het lezen van het heilige geschrift toestaat en dus het monopolie van de brahmaanse priesterkaste verwerpt, zoals het Hindoeïsme dat kent.

Het is overigens opvallend dat de gedragscodes (Rehatnama) die de sikh-wijzen in de loop der tijden hebben opgesteld, zich grotendeels niet richten op wat moet, maar op wat niet mag: voornamelijk zich overgeven aan bepaalde hindoeïstische praktijken zoals het aanbidden van ‘dingen’, rivieren en diverse godheden. Het sikhisme is zuiver monotheïstisch.

Zeer interessant is het vaak terugkerende verbod op het doden van pasgeboren dochters. Dit kwam dus blijkbaar voor, waarbij de analogie met een andere agrarische samenleving, China, zich opdringt.

De Afghaan wijst op de Shakti-kant van het sikhisme. Shakti (kracht-energie) is het aktieve complement van Bhakti, dat zich concentreert op devotie. Concreet is dit terug te vinden in Amritsar. De Gouden Tempel is het onderkomen voor het Bhakti-aspekt waar men zich op bidden concentreert. Ernaast staat de Akal Takht, beschadigd tijdens de bestorming, als (Shakti) machtscentrum waar voor de sikhs bindende beslissingen worden genomen.

Veel wordt duidelijk als men het symbool van de sikhs analyseert.

Het sikh-symbool in de vlag van Khalistan.

In het midden ziet men het Tweezijdig Zwaard dat de scheppende kracht van God voorstelt, met aan één zijde de Goddelijke Gerechtigheid en aan de andere Vrijheid en Orde, beheerst door morele en geestelijke waarden. Links is het zwaard van de Geestelijke Soevereiniteit zichtbaar, dat zijn heilige uitdrukking vindt in de Gouden Tempel, rechts dat van de Politieke Soevereiniteit, geconcretiseerd door de Akal Takht. Het vereiste evenwicht tussen deze twee wordt uitgebeeld door de cirkel, uitdrukking van de alles omvattende Goddelijkheid, tijdloos en absoluut.

De Afghaan gaat even weg, de jongen blijft over. Hij is al vijf jaar in het land en spreekt verbluffend goed Nederlands. Volgens hem heeft Bhindranwale nooit het moorden in de Punjab georganiseerd. Hij heeft alleen gepredikt dat een sikh voor honderd procent sikh en een hindoe voor honderd procent hindoe moet zijn. Dat heeft, zegt hij, de tegenstellingen zo verscherpt dat de geringste provocatie tot moordpartijen kon leiden.

Naar zijn idee waren de wapens die in het tempelcomplex werden aangetroffen daar legaal. “Het waren schenkingen van buitgemaakte wapens uit de oorlogen met Pakistan en China die waren bedoeld voor de bewaking van de enorme tempelschatten”.

Helemaal onzin noemt hij de bewering van Delhi dat er drugs aanwezig zouden zijn geweest voor financiering van de strijd. Dit zou inderdaad regelrecht tegen hun geloof ingaan.

Over nog twee punten is hij het eens met mijn vorige twee gespreksgenoten: zo beschouwen ze de sikh-president van India meer als een getulbande marionet, en aan de religieuze leiders (Santen) zoals Bhindranwale, kan onder geen beding een goeroe-status worden toegekend.

Desgevraagd ziet hij wel overeenkomsten tussen de sikhs en de joden. Ook de sikhs voelen zich eeuwig in de verdrukking, een situatie die naar zijn idee voor een groot deel is terug te voeren op het, relatief gesproken, financiële succes van de sikhs als groep.

Zelf is hij nog niet zo zeker over een onafhankelijke Republiek Khalistan, maar hij beaamt dat sinds de bestorming van hun meest belangrijke heiligdom en de dood van Bhindranwale zeker negentig van de sikhs daar voor is.

Ook hijzelf voelt heel duidelijk een behoefte aan wraak. Toch heeft de tegenstelling tussen sikhs en hindoes zich in Nederland niet zo scherp doorgezet.

Over Nederland heeft hij trouwens niets te klagen. Ook niet wat discriminatie betreft. 0 ja, één keer is hij zomaar opgepakt. Door de politie van Heemstede.

© 1984 joost overhoff

Update 2023