‘De Groene Weg’
naar de Middellandse Zee
CONDES – CERDON
De weg loopt naar beneden. We zijn de plek van de wegomlegging voorbij. Verkeer is er niet meer, per definitie. Behalve wij dan. Toch duurt het nog even voor we bij het hek zijn, daar waar de weg echt is afgesloten.
We nemen de ‘anti-ons’barricade in ogenschouw. Die is serieus, maar voor anti-ons niet voldoende. Een hoog hek beslaat weliswaar het complete asfalt en loopt zelfs nog door tot in ‘het decor’, maar niet ver genoeg. Als mededeling, daarentegen, laat de blokkade geen ruimte voor twijfel. Toch doen ze er nog een schepje bovenop. Ze lijken ons te kennen. Op het hek prijkt een extra tekst, speciaal bedoeld voor ons soort types.
Dit geldt ook voor fietsers en voetgangers!!! Bespaar uzelf een onnodige retourtocht!
Erboven hangt een bord dat aangeeft dat in het gebied met explosieven wordt gewerkt. Ongetwijfeld om twijfelende stukken helling te bewegen zich over te geven aan de zwaartekracht.
Hmm. Er is op deze weekenddag inderdaad niemand te zien, dus ook de ontploffers zijn er niet, maar toch. De zware regenval van afgelopen nacht heeft de zaak er zeker niet stabieler op gemaakt. Bovendien, wat betekent dat ‘onnodige retour’ precies? Is aan de andere kant de weg wél hermetisch afgesloten?
Maar ja, die dertig kilometer extra… Al gaat in mijn huidige fysieke staat fietsen nog het beste, aantrekkelijk is het niet. Vooruit, we wagen het erop. We gaan het verbodene doen. We manoeuvreren onze fietsen door het bos, om de omheining heen.
Eenmaal aan de andere kant stappen we weer op. Ook daar daalt de weg. Het is stil en vochtig. Rechts van ons de kale, steile helling. Vreemdwit, nog steeds, met hier en daar een verkoolde boom. Ik durf er bijna niet naar te kijken, daarbij geholpen door mijn pijnlijke nek.
De stilte is niet rustgevend, eerder onheilspellend. Het enige geluid komt van de fietsbanden op het nog natte wegdek. In de lucht hangt spanning en gevaar. Als er nu een steenlawine komt, zijn we er geweest.
We rijden zoveel mogelijk links, al zal dat wellicht niet helpen. Rechts op de weg liggen al heel wat stenen. Af en toe een compleet rotsblok.
Verder naar links, in de diepte, een stuwmeer, maar oog hebben we daar niet voor. De weg daalt nog steeds en steeds sterker. Hoe lang zou dit afgesloten stuk eigenlijk zijn? We hebben geen idee. Veel langer dan ik dacht, dat zeker. Een paar honderd meter? Het blijkt meer dan een kilometer. Sterker, zelfs twee. Méér nog: drie, vier… Stel je voor dat we terug zouden moeten. Het ‘onnodige retour’.
Pas na vijf kilometer doemt in de verte de barricade op aan de onderkant van de ROUTE BARRÉE. Het lijkt erop dat we het gaan redden. Althans qua lijf. Iets voorbij de afsluiting staan twee motoren. Is het politie? Wat voor (terechte) boete staat er op zo’n actie als die van ons?
Het goede nieuws Deel 1: de afsluiting blijkt niet hermetisch, integendeel. Hij blijkt zelfs gemakkelijker te omzeilen dan die aan de bovenkant. Goed nieuws Deel 2, de motoren zijn privé. De berijders ervan kijken in onze richting alsof ze twee voortvluchtigen zien, ontsnappend door het hek.
Pfff, we hebben het gered. Met een paar ton geluk en een half ons wijsheid. Plus een kilo lef, dat wel.
Er wenkt een dorpje verderop, voor het inslaan van de lunch, terwijl het lichtjes begint te spetteren. We schuilen, heel even maar, tot het weer droog is en rijden dan verder totdat een verlaten Office du Tourisme ons wenkt aan de kant van de weg.
We nemen er plaats op een bankje naast een tafel. Een tiptop picknickplek.
We zitten daar prinsheerlijk te peuzelen terwijl we bekende contouren zien opdoemen. Het is het ‘stoempstel’. Ze stoppen en staren ons aan.
We komen naar hen toe, al lijken we niet echt welkom. De vrouw van het stel heeft direct begrepen hoe wij daar al kunnen zijn en komt met een, bij ons inmiddels gevleugelde uitroep:
‘Ik vind dit géén leuke ontmoeting!’
Zelf hebben ze net wel de dertig kilometer extra gedaan. En niet alleen dat. Bovendien op een drukke weg en, aan de andere kant van het meer, alsmaar in de regen.
Het is de vraag of ook de rest van hun dag wel gezellig zal verlopen. De vrouw zegt hardop te denken dat ik moediger ben dan haar man.
Daarop gooi ik, ter ere van hem, ook wat in de schaal: ‘Ik ben trots op jullie, dat jullie het verstandige hebben gedaan’.
Erg helpen doet het niet, zo lijkt het. Nu moeten ze, in plaats van negentig, vandaag honderdtwintig kilometer rijden, zo eist hun in beton gegoten schema.
Het waarom van de wegomlegging is het stel overigens compleet ontgaan. Dat de berghelling was afgebrand hebben ze, al stoempend, niet gezien.
En daar gaan ze weer. Ze moeten nog ver.
Zelf vinden we onderdak in Cerdon, een eindje van de route. Het blijkt een nostalgisch adres, met de inrichting, het behang en de mufheid van lang vervlogen tijden.
La patronne heeft een fascinerende naam, Piperini. Al zijn we in onze Italiaanse tijd niet één keer op iemand gestuit die zo heet, misschien komt haar familie daar toch wel vandaan. Inderdaad, zo blijkt.
Een voorvader zat er destijds in de dorpsharmonie toen hij weigerde de deuntjes mee te spelen die Mussolini & Co. op het programma hadden gezet. Dat werd hem door de fascisten niet in dank afgenomen. De eigenzinnige muzikant vluchtte door de bergen naar Frankrijk en sloot zich daar aan bij het verzet. Met na de oorlog als beloning het Franse staatsburgerschap.
Inmiddels Monsieur Piperini ging zich bezighouden met het maken van wijn, maar verkocht zijn wijngaarden om de studie van zijn dochters te kunnen betalen. Daarvan kan onze gastvrouw dus niets meer schenken, maar ze laat nu anderen het wijnmaken voor haar doen.
Daarvan wil ze de gasten graag laten proeven. Als ‘medicijnman’ laat ik mijn beurt voorbij gaan, maar gelukkig is er naast mijn vrouw nog een andere gast van de partij, een jonge vader uit Oekraïne. Zijn vrouw en kind zijn al naar bed, maar zelf doet hij graag mee.
Hij woont in Nice en vertelt hoe duur het daar is. Zelf kan hij dat nog wel betalen. Zoals veel Oekraïners is hij een digitale bolleboos. Tijdens zijn vakantie kan hij overal heen, behalve naar… Oekraine. Zodra hij daar zou zijn, moet hij daar blijven. Om te vechten.
Het is een beer van een kerel, in de kracht van zijn leven. Ik breng een toast uit op de Oekraïense overwinning, zonder erbij te zeggen wat me op de lippen brandt: voelt het niet heel vreemd voor hem om nu hier te zijn, in Frankrijk? Móet hij niet juist terug, om te vechten? Ondanks zijn jonge gezin. Moeilijk is dat natuurlijk wel. Vreselijk. Niet minder dan zes van zijn vroegere kameraden zijn er al niet meer.
Ondertussen wordt er waar zijn ouders wonen dagelijks gebombardeerd. Laatst viel er nog een midden in het dorp. Maar, hoe ongelofelijk ook, zelfs bommen blijken te wennen.
Voor de bewoners van Cerdon, daarentegen, lijkt wennen geen optie, vertelt Madame Piperini. Er zijn plannen voor een AZC in de buurt. Inclusief de weerstand daartegen komt het ons bekend voor. Op één ding na: het Franse AZC komt in… een château.
Volgens Madame heeft men in haar plaatsje trouwens al genoeg te stellen met de Fransen zelf, met als fenomeen dat de stedelijke criminaliteit zich steeds meer begint te nestelen op het platteland. Om maar niet te spreken van de agressiviteit van les Français zodra ze zich nestelen achter het stuur van een voiture. Al is dat laatste, voor zover ik weet, al zo sinds de uitvinding van die motor op wielen. Maar, het moet gezegd, als fietsers hebben we over het Franse rijgedrag niets te klagen.
Het heeft er overigens de schijn van dat Madame zo haar eigen ideeën heeft inzake corona. Midden in de algemene ruimte hangt een groot plakkaat, met daarop BAS LES MASQUES. Te vertalen met Mondkapjes af!, dan wel Weg ermee! Het heeft iets van een souvenir, alsof het er ook al hing toen de epidemie zijn hoogtepunt beleefde. Inmiddels is de kapjesplicht in vrijwel heel Frankrijk verdwenen, behalve, weet ik helaas uit eigen ervaring, bij de dokter.
Om te weten hoeveel curieuze theorieën Madame in haar collectie heeft kennen we haar te kort, maar één ervan mogen we de lezer niet onthouden. Ze onthult hoe het komt dat er zoveel wilde zwijnen zijn. De zwijnenmama’s werpen namelijk tegenwoordig kleintjes als konijnen, en dat heeft een reden. Het komt door… het eten van genetisch gemodificeerde maïs.
Terzijde
Google leert dat in Frankrijk de boete voor het rijden op een afgesloten weg 135 euro bedraagt. Plus, volgens het Franse systeem, drie punten aftrek van het rijbewijs.
Maar in hoeverre geldt dat ook voor fietsers?