Iedereen die in Italië verblijft stuit vroeg of laat op het positieve zelfbeeld van veel Italianen zoals ‘vereeuwigd’ in de standaardspreuk:
‘Italiani, brava gente’.
De eerste betekenis van brava/bravo is: ‘goed’, in de zin van capabel. Maar in dit geval past ‘braaf’ beter. Brava/bravo in de zin van ‘eerlijk’, ‘met een goed hart’.
F Italiaanse
Zeker, ook Italianen die aan zelfkastijding doen bestaan wel degelijk en weinigen zullen ontkennen dat er in il Belpaese weleens iets misgaat, net zomin als dat er iets bestaat als la mafia. Maar over het algemeen genomen hebben de meeste Italianen toch een brave inborst, zo is de teneur. En, zo niet, dan zullen ze dat niet openlijk erkennen.
Vandaar dat ik opkeek van een boek dat ik ontwaarde in het leeswalhalla All’Arco, in Reggio Emilia. Daarop was de bekende spreuk van een vraagteken voorzien. Plus een ondertitel.
ITALIANI, BRAVA GENTE?
Un mito duro a morire
Italianen, brave mensen? / Een hardnekkige mythe
Daarbij leek de ondertitel al meteen de conclusie te bevatten dat de zo weldadige standaardkarakterisering niet klopt.
Dat boek moest ik natuurlijk lezen. Het bleek van de hand van Angelo del Boca, een kenner bij uitstek van Italiës koloniale geschiedenis.
In zijn boek concentreert hij zich op een aantal gebeurtenissen waarbij Italianen, doorgaans uit naam van hun land, zich allesbehalve braaf bleken te gedragen. De meeste van de plaatsen delict die hij daarbij opvoert waren mij volledig onbekend. Nocra, Sciara Sciat, Uebi Secebeli, Soluch, Debrà Libanòs? Iemand? Mij zei het allemaal niets.
Zeker, ik was er wel van doordrongen dat sinds de Romeinen vrijwel alle pogingen all’italiana om militair iets voor te stellen hopeloos waren mislukt. En dat die mislukkingen extra pijnlijk waren daar waar ze zich verslikten in ogenschijnlijk veel zwakkere tegenstanders, uitgekozen, zo leek het wel, om verzekerd te zijn van een ‘glorieuze triomf’. Zoals bij de invasie van Griekenland in 1940 en, eerder, de Italiaanse agressie in Afrika.
In het eerste geval moest Italië daarbij worden gered door de Duitsers, in het tweede werd een toevlucht genomen tot het gebruik van (verboden) gifgassen om de Afrikanen eronder te krijgen, daar dat ‘gewoon’ niet wilde lukken.
En dat alles, terwijl die acties juist werden ingezet door de hunkering ten opzichte van de andere Europese landen iets voor te stellen. Het deed allemaal denken aan de onsterfelijke zin van singer-songwriter Joni Mitchell:
‘The times you impress me the most are the times you don’t try’
Iets voorstellen lukt het best als je iets voorstelt. Dat proberen werkt averechts.
Boca valt in het voorwoord bij zijn boek meteen met de deur in huis. Hij beschrijft wat er gebeurde in 1937, na een aanslag op de onderkoning van Ethiopië.
Duizenden Italianen, militairen en burgers, gingen daar vervolgens de straat op voor een drie dagen durende slachtpartij, waarbij mannen, vrouwen, ouderen en kinderen van kleur op alle mogelijke manieren werden omgebracht. Vooral door ze in hun hutten levend te verbranden. Schattingen van het aantal slachtoffers lopen uiteen van 1.400 tot 30.000.
Terwijl het aantal doden dus niet zeker is, geldt dat wel voor degenen die ter verantwoording werden geroepen: 0.
De oningewijde lezer is het vergeven als die zich afvraagt waarom de Italianen zich zo te buiten gingen door een (mislukte) aanslag op een Ethiopische onderkoning.
Het antwoord: die onderkoning was Rodolfo Graziani, uit Filettino, niet ver van Rome. Een Italiaan dus, onderkoning van een Afrikaans land.
Rodolfo verkreeg bijnamen voor zichzelf als ‘De Slager van Fezzan’ en ‘De Slager van Ethiopië’.
Voor die eerste slagerstitel had men in Italië zelf echter een welluidender variant bedacht:
Pacificatore della Libia / Vredestichter van Libië
De Italiaanse term is familie van een bezigheid die wij in het Nederlands ook wel kennen als iets dat erop lijkt: ‘pacificeren’. Een eufemisme dat doorgaans gelezen kan worden als:
Tegenstanders rustig krijgen door ze in hun eigen bloed te laten verdrinken.
Hierbij moet ik bekennen dat ik ook zelf Graziani niet op mijn netvlies had. Wat betreft Italiaanse oorlogsmisdaden in Afrika had ik als vlaggendrager altijd Pietro Badoglio voor ogen, de voorganger van Graziani als onderkoning van Ethiopië. Maarschalk Badoglio, de grote ‘gifgasman’, als dank voor zijn (mis)daden verheven tot ‘Hertog van Addis Abeba’. Dat ging in één moeite door, nadat Mussolini Ethiopië had uitgeroepen tot Italiaanse provincie, zo’n vierduizend kilometer van Sicilië.
Terzijde
Hierbij fantaseer ik als vanzelf over onze eigen Willem Alexander als ‘Markies van Paramaribo’. (Niet dat ik de brave Willem van enige misdaad verdenk).
Badoglio & Ik
Al vroeg in mijn ‘Italiaanse periode’ kwam ik met Badoglio in contact, zonder ooit eerder van die naam te hebben gehoord. Zo groen als gras, geheel ongehinderd door enige voorkennis, was ik zijdelings betrokken bij de verkoop van wijn met de naam Duca (Hertog) Badoglio. Op de etiketten werd trots geschermd met de adellijke titel die Pietro Badoglio in Afrika verworven had.
Ik ontmoette Pietro’s kleinzoon, die zich ook nog hertog liet noemen, en bezocht diens wijngaarden in het gezelschap van de man die voor hem de wijnen maakte.
Door ons, voor Italiaanse begrippen brutaal, gevraagd naar een curieuze omstandigheid die niet leek te kunnen kloppen, leerde zijn wijnmaker ons, laaglanders, een fundamenteel begrip, onontbeerlijk om zijn land te kunnen begrijpen. Hij sloeg zijn ogen ten hemel en sprak:
‘De wegen van de Heer zijn oneindig’.
Vriendelijk vertaald:
‘Zijn schepselen zijn creatief’.
En het moet gezegd: Pietro Badoglio kwam er zowel bij il Signore als bij Zijn schepselen genadig af.
– Velen geven hem immers minstens voor een deel de schuld voor de verpletterende Italiaanse nederlaag bij Caporetto, in WOI.
– Bovendien was hij in Afrika verantwoordelijk voor massadeportaties, concentratiekampen, gifgasaanvallen, en meer.
In WOII kwam hij echter op het moment suprème aan de ‘goede’ kant van de geschiedenis terecht. ‘Goede’ in de zin van gunstig. Voor hem.
Na jarenlang trouw te zijn geweest aan Mussolini, nam hij na diens val het premierschap over en vluchtte samen met de koning naar het zuiden van het land, de rest van Italië overlatend in ‘verblufte chaos’. Dat laatste werd een trauma dat iedere Italiaan kent als ‘8 september’.
En toch, in weerwil van dit ogenschijnlijk gitzwarte rapport, ontsprong de maarschalk bij iedere afrekening telkens de dans.
Ooit zag ik op een muur de spreuk:
‘Generaals sterven in bed’.
Iets vergelijkbaars overkwam maarschalk Badoglio. Sterker, hij ging zelfs het graf in met de Amerikaanse ‘Army Distinguished Service Medal‘.
Dat het wegens oorlogsmisdaden nooit tot zijn vervolging kwam, ondanks aandringen van Ethiopië, was wellicht het gevolg van het feit dat hij werd gezien als anti-communistisch tegenwicht in het na-oorlogse krachtenveld.
*
In feite had de Italiaanse inmenging in Afrika van begin af aan iets zieligs, voortgekomen uit een zucht naar prestige. Italië mocht dan wortelen in het oude Rome, het was een piepjong land, dat ook qua kolonialisme achter was gebleven bij ‘de andere’. De nieuwe natie wilde ook wat hebben, waarbij een buitenlands avontuur meteen kon helpen om in de binnenlandse ‘fragmentarische eenheid’ een nationalistisch vuur te doen ontsteken. Nadat ‘Italië’ een feit was, moesten er ook nog ‘Italianen’ komen.
Maar… de Italiaanse entree op het Afrikaanse toneel begon al meteen met een kolossale afgang. De jongste deelnemer aan de koloniale rooftocht in Afrika werd meteen de eerste die er op een beschamende nederlaag werd getrakteerd.
Vandaar dat Mussolini, toen het eenmaal zijn beurt was om aan de koloniale knoppen te draaien, niets meer aan het toeval over wilde laten. Aan manschappen, honderdduizenden, en materieel mocht het niet ontbreken.
Aan wreedheid ook niet. Keer op keer dringt Mussolini er bij zijn generaals op aan om door te drukken, hoe dan ook, zelfs waar en wanneer dat militair (totaal) niet opportuun is.
Daarbij geeft Benito keer op keer toestemming voor het gebruik van gifgassen die door de Conventie van Genève verboden zijn: vooral mosterdgas voor in bommen vanuit de lucht, en arsine in artilleriegranaten. (Al waren die gassen ook al zonder voorafgaande toestemming ingezet).
Ook conventioneel gaan alle remmen los. Standrechtelijke executies alom. Alles om de Afrikanen, van Libië via Eritrea en Ethiopië tot en met Somalië, eronder te krijgen.
Uit een instructie van Badoglio aan Graziani om iedere terughoudenheid te laten varen:
“zelfs al zou de gehele bevolking van Cyrenaica moeten omkomen“.
Zo mogelijk komt Graziani er in het boek van Del Boca nog het slechtste uit. Maar in de praktijk onderging hij maar een fractie van de straf die hij kreeg, op papier. Sterker, uit publieke middelen werd €127.000 vrijgemaakt voor een monument bij zijn graf in zijn woonplaats. De burgemeester ontving daar weliswaar op zijn beurt een bestraffing voor, maar het monument bleef staan en de website van de gemeente voert Graziani ook vandaag nog op onder de ‘illustere personen’ uit het dorp.
Del Boca laat trouwens niet na te vermelden dat Italië er weinig werk van heeft gemaakt om Duitse oorlogsmisdadigers uitgeleverd te krijgen, om niet teveel aandacht te vestigen op die van eigen bodem.
Al met al word je duizelig van alle barbaarsheden die Del Boca opsomt, niet alleen in Afrika. Ook in bijvoorbeeld Slovenië en in Italië zelf. Hij eindigt bovendien met de vaststelling dat het in zijn boek slechts om een selectie ging.
Ik twijfel niet aan al die feiten, maar het resultaat is zowel ontzetting als bijna medelijden, door het zo ontstane beeld van juist het tegendeel van ‘de brave Italiaan’. Het voelt aan als teveel, als het doorslaan van een balans. Alsof het vraagt om tegenwicht.
Del Boca injecteert zijn eigen tegengif meteen aan het begin, door zijn boek op te dragen aan de wereld van de Italiaanse vrijwilligers ‘die het beste van Italië vertegenwoordigen, zo verschillend van dat waarover op deze pagina’s wordt verteld’.
Op mijn beurt kan ik het niet laten ermee af te sluiten:
Brave Italianen, daar ken ik er velen van.
TERZIJDE
– De bioscoopfilm Lion of the Desert met o.a. Anthony Quinn, over het Libische verzet tegenover de Italiaanse bezetter, werd in 1982 in Italië verboden wegens ‘schending van de eer van het leger’.
De film werd mede-gefinancierd door de Libische dictator Ghaddafi, die daarvoor in ruil een (historisch onjuiste) scène liet toevoegen, maar wordt grotendeels beoordeeld als accuraat.
– De titel ‘Hertog van Addis Abeba’ is sinds 1948 in Italië niet meer officieel erkend.
– Mussolini: “Het Italiaanse ras, is een ras van schapen (…)”
– Berlusconi: “Mussolini heeft nooit iemand doodgemaakt”.
– Ook in dit boek: Italiaanse ooggetuigenverslagen van hoe de geallieerden als beesten tekeer gingen bij de Bokser-opstand in China.
– Zowel mosterdgas als arsine zijn in lage dosering geurloos.
Zodra je denkt: ‘Ik ruik mosterd’ of ‘Knoflook!’ is dat waarschijnlijk (en hopelijk) je laatste gedachte.
Mosterdgas is sterk blaartrekkend en verwoest in eerste instantie de longen en ogen.
Arsine veroorzaakt, onder meer, verwoesting van de rode bloedcellen.