Córdoba,
Het is de warmste stad van Europa. Zeggen ze. Het is een plaats vol patio’s, waarin fonteintjes verkoelend klateren, te midden van groene planten en azulejos, veelgekleurde tegeltjes.
Nu is dat verkoelende nog niet nodig. In onze Bed zonder Breakfast is het om te rillen.
We warmen op, buiten, op een terras. Aan de rand ervan zitten een jonge man en een dito prachtvrouw. Beiden met een gitaar. Ze spelen flamenco. Niet voor geld, voor de muziek. Het lijkt alsof de vrouw les heeft. De jongen vertrekt, twee vriendinnen komen. Het spelen gaat door.
Zijn we getuige van De Nieuwe Tijd? Lang leek de rolverdeling binnen flamenco onwrikbaar. Het bespelen van de gitaren was uitsluitend iets voor mannen. En kijk nu…
’s Avonds eten we in het stamcafé van Carmen, ‘Gloria’. Te zien aan de talrijke foto’s is de bedoelde glorie die van de corrida, het stierenvechten.
Nu pas dringt het tot me door dat de beroemde matador El Cordobés hier ergens geboren moet zijn. Hij begon zijn carrière als espontáneo, iemand die vanuit het publiek de arena in springt om ook (even) mee te doen. Een initiatief dat door de rest van het publiek doorgaans niet op prijs wordt gesteld.
Bijna een kwart eeuw later zorgde een andere espontáneo, die zich mengde in een gevecht van hemzelf, juist voor zijn afscheid van de arena. De jongeman, die zijn shirt als cape wilde gebruiken, bekocht die durf met de dood. En El Cordobés? Die stond erbij en keek ernaar, een passiviteit die hem op hevige kritiek kwam te staan. Einde gloria.
Die van ‘La Mezquita’, daarentegen, is onsterfelijk. Sterker, de beroemde moskee-en-kathedraal-in-één staat er beter bij dan ooit. Zeker beter dan in de tijd van Jozef Israëls:
“Eenigszins teleurgesteld keken wij het aan: (…)“
Waarschijnlijk zagen wij tijdens onze eigen reis-in-zijn-voetspoor veel dingen mooier dan hij. De oude schilder stuitte in de Mezquita op een restauratiearchitect, die verzuchtte:
“er is eigenlijk geen geld genoeg om alles te doen, wat dit wonder der Moorenbouwkunst tot zijn recht zou doen komen. Als dàt gebeurde zoudt gij nog heel wat anders zien”.
En dat zien wij.
In de bijbel stond het al: er is niets nieuws onder de zon. Onlangs werd in India een grote nieuwe Hindoe-tempel ingewijd, gebouwd bovenop een verwoeste moskee.
De Mezquita, op zijn beurt, is een moskee, getoverd bovenop de resten van een basiliek. Maar zó mooi was die Moorse tovenarij dat de christenen tijdens de Reconquista, de Herovering, de gebruikelijke, demonstratieve verwoestingsshow vervingen door iets beters: de nieuwe kathedraal werd gerealiseerd binnenin de oude moskee.
Op zich een soort van vooruitgang, zou je zeggen, maar toch jammer. Want overal waar het christelijke zich manifesteert, is het resultaat er in esthetisch opzicht juist niet op vooruitgegaan. De verfijning van de Arabieren toont zich hier superieur.
Nou ja, zelfs deels ontsierd is het nog mooi genoeg.
We haasten ons door de stad op weg naar een ander soort import van iets ‘vreemds’ dat zich in Spanje heeft gevestigd, een Italiaan woonachtig te Madrid.
De Spaanse hoofdstad was oorspronkelijk een soort Brasilia, iets bedacht door bureaucraten, omdat het centraler gelegen is dan de plaatsen die eerder ‘als vanzelf’ waren ontstaan. Lang bleef Madrid saai en suffig achter bij de grote concurrent, Barcelona. Maar inmiddels is Madrid booming, een ware magneet ook voor expats.
Onze Italiaan is er een met hersens, deels de reden dat hij ervandoor is gegaan. In Italië zijn connecties nu eenmaal belangrijker dan de inhoud van je hersenpan.
De Italiaan is ‘even’ overgekomen voor de lunch, een afstand van tegen de vierhonderd kilometer. De Spaanse hogesnelheidstreinen maken zo’n afspraak tegenwoordig mogelijk. Anders dan in Israëls tijd:
“hier heeft niemand haast, de reiziger niet en de spoortrein in ’t geheel niet“
Aan onze Italiaan wordt intussen hard getrokken, zo blijkt. De Italiaanse overheid wil de ‘gevluchte hersens’ terug en komt met fiscaal aantrekkelijke lokkertjes.
Hersens van wereldklasse, Made in Córdoba:
De Italiaan leert ons dat je wel degelijk ook in Spanje nog mensen kan aantreffen op posten boven hun niveau. Anders dan in Italië, waar deuren opengaan door alle soorten van connecties, gaat het in Spanje vooral om deftige afkomst. De aristocratie belandt er als vanzelf hoog in de boom.
Na het eten slenteren we over de Puente Romano, de ‘Romeinse Brug’. Niet dat-ie er overtuigend Romeins uitziet. Daarvoor is-ie te verspaanst, netjes gemaakt. Keurig.
Aan de overkant van de Guadalquivir is een ‘Romeinse markt’ aan de gang, maar ook daar kunnen we weinig Romeins aan ontdekken, ondanks de poging van de Spanjaarden er in ‘antieke’ tunieken als echte Romeinen uit te zien.
Maar wat was de Romeinse invloed hier ooit groot. Al gaf de Iberische provincie Rome ook heel wat terug: de keizers Trajanus en Hadrianus, bijvoorbeeld, en Seneca, uit Córdoba zelf. Die laatste was trouwens heel goed in het zich niet houden aan de leefregels die hij derden voorhield, net als later de minimaal deugdzame paus Alexander VI, uit de buurt van Valencia.
Anno Nu, op de terugweg van onze wandeling, krijgt de oude brug een nieuwe naam:
‘Brug der Tranen’
Een jonge vrouw zit er op de grond. Te huilen. Zo intens, als ik het nooit eerder heb gezien. Ze kan zelfs niet meer op haar benen staan. Twee andere vrouwen hurken bij haar neer.
De Italiaan meent, met kennersblik, dat het om de liefde gaat. Dat zal wel, maar dan nog. Zó hard, zo hartstochtelijk huilen, kunnen wij dat wel? En de Italianen dan?
Het doet denken aan de verschillen tussen de Spaanse en de Italiaanse taal. Beide zijn prachtig, maar in tegenstelling tot het Italiaans is het Spaans gespierd. Als van een toro bravo, een vechtstier.
Rabo de Toro, ‘stierenstaart’, is het beroemdste gerecht van Córdoba. Maar komen al die staarten wel van stieren? ‘Nee’, bekent de ober. Zelfs niet van ossen. Maar ‘Rabo di Vaca‘, ‘Koeienstaart’, daar zijn de menukaarten nog niet aan toe.
Wordt vervolgd.
TERZIJDE
– Paus Alexander VI, familienaam ‘de Borja’, was onder meer vader van Cesare en Lucrezia Borgia.
– Voor de lezer die denkt ‘Het Spaanse eten & drinken komt er wel bekaaid af’: dat volgt later.
– Eén van mijn trage, maar trotse volzinnen in de Spaanse taal leidt tot hilariteit:
Ik leer (te laat) dat rabo = cola ook kan verwijzen naar iets staartigs aan de voorzijde.