Tijdsbeeld / November 2022
7.
Voor de trein vertrekt hebben we nog tijd voor koffie. We belanden in een café, gerund door Chinezen, een groeiend fenomeen.
In hun vaderland zijn zowaar net een paar uiterst zeldzame demonstraties aan de gang. Wat vinden ze daar van? De twee Chinese vrouwen achter de bar reageren als door wespen gestoken. Over politiek gaan ze het niet hebben.
Een klant vóór de bar juist wel. Hij ziet er wat scharminkelig uit, met een legerjas en een wollen muts. Hij sluit niet uit dat de Chinezen het coronavirus hebben laten ontsnappen en, net als met de vogelgriep, ‘binnen zes uur kan het hier zijn’. Zelf gaan we over onze volgende etappe iets langer doen.
Op het station van Reggio wordt omgeroepen dat de lift buiten dienst is. Het staat er ook op. In twee talen nog wel, zodat ook degenen die de Italiaanse taal niet machtig zijn het weten.
Dus zeulen we onze bagage de trap op. Hoewel, ‘dus’… Na zoveel jaar ervaring met Italië blijken we nog steeds te noordelijk. Eenmaal puffend boven, komen er daar toch mensen uit de lift. Ze hebben niet geluisterd en gelezen, maar hebben de lift gewoon genomen. Als-ie het echt niet doet, kom je er vanzelf achter.
Op het perron lopen twee spoormannen niets te doen. Behalve kauwen. Op hun rug staat de fascinerende tekst: ‘Protezione aziendale‘, ‘Bedrijfsbescherming’. Ik vraag ze wat hun taak is. Antwoord: ‘Van alles’.
Ik wijs ze op de lift die het (weer) doet, terwijl de omroepberichten en het plakkaat het tegendeel doen geloven. De mannen kijken ernaar en slenteren door. Het onderwerp is kennelijk niet ‘van alles’ voldoende.
Er is trouwens op het perron nog meer info voorhanden. Exemplarisch.
Het is een kunstwerk dat zonder twijfel veel geld heeft gekost en waarvan er opvallend veel staan opgesteld. Het geheel maakt een even overbodige als onduidelijke indruk en wellicht zijn we de enigen die het ooit langer dan een seconde hebben bekeken. Maar we hebben de tijd en ontdekken zo het verschil tussen een ‘overkomelijk gevaar’ en gevaar zonder meer. Gevaarlijk zijn de rails, overkomelijk is een helling van één à twee procent richting de lift. Gelukkig staat het er ook op in braille.
Toch hebben de Italiaanse spoorwegen wel degelijk van alles waar wij een voorbeeld aan kunnen nemen. Van goede, snelle treinen tot het op de perrons van te voren waarschuwen dat er een trein gaat passeren.
Binnenin de ‘suistrein’ zoeken we tevergeefs naar de in Nederland vermaledijde naam ‘AnsaldoBreda’, maker van de op de klippen gelopen Fyra. Maar nee, tegenwoordig is het ‘Hitachi Rail Italia’. Of de Japanners blij zijn met hun aankoop, geen idee. Zeker is dat de Italianen wel degelijk treinen kunnen maken die rijden als raketten.
Maar nu even niet. Althans, hij vertrekt te laat. Daardoor moeten we met een ‘gewone’ trein van Milaan naar Lugano, in Zwitserland.
Hij is bomvol, maar de conducteur geeft ons toestemming plaats te nemen in de eerste klas. Ook een jonger iemand doet dat, maar zijn huidskleur is donkerder dan de onze. Vlak voor de grens smoezelt de conducteur wat met hem. De getinte man staat op en zoekt alsnog een plaats in de klasse waarvoor hij heeft betaald. Het blijkt een smoezel met voorkennis. Bij het grensstation komen twee Zwitserse klerenkasten door de trein. Ons laten ze ongemoeid, maar een oude Arabier met twee vrouwen moet met paspoorten voor de dag komen. Hij, als man, heeft ze alle drie.
Schuin voor ons zit een man in een onberispelijk maatkostuum, te werken op zijn laptop. Een financiënman, stel ik me voor. Iemand uit Milaan, op weg naar Lugano. Vanaf hoeveel miljoen op zijn scherm zou hij wat gaan krabbelen in zijn perfecte coiffure? Tien, vijftig? Dan nog niet, vermoed ik.
Eenmaal in Lugano verdwijnen zowel de Arabier met zijn vrouwen als de financiënman in de Zwitserse schatkist aan het meer. Zelf kijken we erop neer vanuit een café met een bijpassend rijke menukaart, inclusief dure sigaren. Minstens zo opvallend: Zwitserse precisie, met verschillende tarieven tot… en vanaf….
Tegenover ons in de trein naar Basel zit een vrouwtje uit Neuchâtel. Als ze hoort dat we op weg zijn naar Straatsburg kirt ze daar later in de week ook naartoe te gaan. Wat een toeval! Hoewel… We dachten dat het, behalve voor het Europese Parlement, een originele bestemming was. We zijn er nog nooit geweest. Maar er blijkt een kerstmarkt te zijn, die ook anderen trekt: twee miljoen mensen in vier weken tijd.
Vanaf Basel rammelen we verder met een Franse, ooit luxueuze TER-trein. Een man uit Straatsburg vindt dat we te ver van onze bagage zitten. Dat gaat vaak mis, weet hij.
Anderen hebben een nieuw soort bagage bij zich: elektrische steps. Als variant op de vouwfiets in het woon-werkverkeer.
Inmiddels weten we dus waarom het zo’n moeite kostte om in Straatsburg onderdak te komen. Dat wat we vinden is wel tweepersoons, maar plek voor de bagage blijkt bij die belofte niet inbegrepen. Laat staan voor een os en een ezel.
Een heel contrast met de kathedraal. Mooi is anders, maar wat een joekel! Deels de reden om de stad te bezoeken. Ruim twee eeuwen lang was de kerk het hoogste bouwwerk ter wereld, waarvan de torenspits beklommen werd door niemand minder dan onze Constantijn Huygens. Aan de buitenkant.
En nu is er dan een kerstmarkt. Wat mensen daar in zien is een mysterie waar zelfs de onbevlekte ontvangenis niet aan kan tippen. Bovendien wil de vredige kerstsfeer maar niet doorbreken. De markt is enkele jaren terug het toneel geweest van een aanslag. Daarom zijn er overal controleposten en zwaarbewapende patrouilles botsen bijna op elkaar. Van de politie en zelfs het leger. Niet dat hun mitrailleurs de ideale wapens lijken om orde te scheppen in een menigte, het is wellicht meer om niet te subtiel de indruk te geven ‘Wij zijn er’.
Echt engelachtig wordt de sfeer er in elk geval niet van.
In de tram naar het station ontmoeten we een leraar Duits. Straatsburg is lang Duits geweest en de Bondsrepubliek ligt naast de deur. Maar de interesse voor Duits is afgenomen. De leraar bevestigt de wat ambivalente relatie tussen de twee landen. Ze willen De Twee Groten zijn, die het samen uitmaken, maar daarnaast is er rivaliteit.
Verschil is er ook qua kapjes in de trein. In Frankrijk niet verplicht. Maar al direct bij vertrek wordt erop gewezen dat er in Duitsland 135 euro boete op staat – hoor ik dat goed? – als je geen FFP2-kapje draagt. En daadwerkelijk gaan de conducteurs de hele trein door voor kapjescontrole.
Op het perron in Frankfurt is van de ICE naar Amsterdam geen spoor. Eindelijk, daar komt wat. Maar, zien de conducteurs meteen, het is de verkeerde. Toch storten vele wachtenden zich erin, terwijl buiten de bestemming verandert in Parijs. De meesten komen er weer uit, maar een aantal zeker niet. Nou ja, Parijs heeft ook wat.
Die trein rijdt weg en na enige tijd komt alsnog de onze aan. Hij laat er geen gras meer over groeien en vertrekt direct. Mensen naast ons in de trein loeien, zachtjes. Een groepje, weten ze, was nog even gaan koffiedrinken…
Voorlopig klinkt er trouwens nog iets anders dan geloei. Het is een soort geheimtaal, gesproken door een viertal om ons heen.
‘Als de VP dat niet op tijd naar ons communiceert, hoe kunnen wij dan op tijd die SRV’s eruit krijgen?!’
Zoiets. Urenlang.
Het blijken… NL-ambtenaren inzake de kinderbijslag, op de terugweg van een bijeenkomst met buitenlandse collega’s.
Naast ons ook nog een ‘gewoon’ stel. Ze zijn het product van een vakantieliefde waarvan er (heel veel) meer zijn: een Hollandse, in zwijm voor een mooie Italiaan.
Zij: ‘Ze zeiden dat dat niet goed kon gaan, met een Italiaan’. En kijk, nu zijn ze bijna zestig jaar getrouwd. En mooi is-ie (82) nog steeds.
Er stapt een groepje Hollanders in, Amsterdammers. Ze doen geen kapje op.
Een vrouw: ‘Je stapt in Amsterdam in zonder kapje. En dan kom je in Duitsland en dan moet je opeens wel een kapje. Dat gaat toch helemaal nergens over!’
Verderop zitten, zo lijkt het, twee aspirant-immigranten. Ik heb nu al met ze te doen, voor bij hun inburgeringsexamen.
Vraag 3: Als een Nederlander zegt: ‘Het gaat helemaal nergens over’, betekent dat dan
a) dat het nergens over gaat?
b) dat het wel ergens over gaat?
c) dat het juist ergens over gaat?
We staan stil. In het niks. In het donker. Daar word ik even wat onrustig van. Een vorige keer zijn we met de ICE, ongeveer daar, over iemand heen gereden. Maar nee, pffff, we gaan weer verder. Voorbij Utrecht, op weg naar Amsterdam, worden we gewaarschuwd: ‘Er zijn zakkenrollers in de trein’.
Dat voelt al als thuis.
Het is laat geworden, we nemen een taxi. De Afghaanse chauffeur, uit Herat, praat ons bij. Er zijn rellen geweest. Marokkaans-Nederlandse voetbalsupporters hebben schade aangericht, om een overwinning te vieren. Een oud-Amsterdamse gewoonte.
De Afghaan is gevlucht voor de Taliban, al lang geleden. Hij vindt Nederland een prachtig land. Maar te slap.
We zijn er. Ik met griep. Misschien zijn die kapjes…
Terzijde
Hoogte Straatsburgse torenspits: 142 meter.
Totale treintijd van ons OV-Retour: 36,5 uur.