451. Klanten

Het is een bekende Joodse spreuk:

‘Ik wens je personeel’.

Een andere bekende spreuk zegt: ‘De klant is koning’. Maar niet zelden lijkt het wel alsof je ook kan zeggen:

‘Ik wens je klanten’.

Zonder personeel en klanten kan je niet, maar…

*

– ‘Volgens mij’, zei ik tegen de kassière, ‘ben jij lachend geboren’. Ze sloot het niet uit, wel dat ze haar privésores zou laten merken aan de klanten. Bijna, of echt, implicerend dat ze die zorgen wel had.

Andere sores had ze zeker: ‘En ik zal van dat gebeuren dáár ook niets laten merken’. Ze maakte erbij een beweging met haar hoofd in de richting van de nieuwe afdeling. Daar had een batterij zelfscanstations de kassières vervangen.

Van de lopende banden was er welgeteld nog één overgebleven. Daardoor was een aantal kassières weggesaneerd. De gespaarden die er nog waren rouleerden tussen die ene oude kassa en de zelfscanners, in surveillancedienst.

Denkend aan dat nieuwe deel van haar taak verging de kassière het lachen helemaal. Sterker, het woog op haar, heel duidelijk. Ze kon er slecht tegen. Want ze wist dat het surveilleren niet kon voorkomen dat de klanten, in een variant van ‘de beste leugen is de halve waarheid’, deden aan varianten van ‘Tien halen, Zes betalen’.

‘Je wilt niet weten wat er daar verdwijnt’, luchtte de kassière gekweld haar hart. Daarbij was alleen haar stem gedempt. Haar pijn niet. Ik vermoedde dat ze er niet zelden zelf getuige van was dat de klanten beter waren in inpakken dan in scannen, maar er niets tegen deed. Uit angst of moedeloosheid. Daarbij ook klanten nakijkend die ze kende van vroeger, toen ze nog bij haar kwamen aan de lopende band. Mensen, die ze altijd gul haar lach had geschonken, deden zich nu zelf de spullen cadeau. Massaal.

Dat ik ‘niet wilde weten wat er daar verdwijnt’ klopte trouwens niet. Dat zou ik namelijk juist wel willen weten. Eerder, toen zelfscannen nog niet bestond, had een bedrijfsleider in haar winkel mij al eens verklapt voor welk bedrag het voorraadbeheer dagelijks op rood stond. Een bedrag dat ik zo moeilijk geloven kon dat ik het voorlegde aan de bedrijfsleider van een concurrent. Die geloofde het wel.

Sinds het ‘zelfscangebeuren’ zijn intrede deed ben ik benieuwd naar het verschil in de ‘verdwijningscijfers’ van vroeger en nu. Want rendeert het schrappen van de kassières uiteindelijk wel? Hoe groot is de kloof van wat men aan extra jatten verwachtte met wat het werd in werkelijkheid? Of zou het de planners nog meevallen?

*

– Bij mijn koffiewinkel zijn ze precies, héél precies. Overdreven zelfs, dacht ik.

Goed, koffie is tegenwoordig zo duur dat je het bijna kan hebben over de prijs per boon, maar als ik een half pond bestel rusten ze niet voordat de weegschaal, exact, 250 gram laat zien.

Tot laatst. Het was een paar gram meer en de verkoopster vroeg of dat goed was.

‘Natuurlijk’, zei ik.

‘Nou’, liet ze weten, ‘zo natuurlijk is dat niet. Gisteren woog ik iets af op 102 gram. En de klant riep: ‘Nou doe je het wéér!’

*

De klant vóór zijn (poging).

*

– Ik had een restaurateur aan de telefoon. Een ex. Kort voor het einde van het oude jaar heeft hij zijn zaak op slot gedaan. Niet alleen omdat zijn chefkok zich ziek meldde, de dag nadat zijn dienstverband vast geworden was. Nee, ook was hij moe door zijn gasten. Daaronder alle gasten die geen gasten werden. Die wel reserveren, maar niet komen.

Een ander voorval, met iemand die helaas wél kwam, had hij nog in zijn neus. Een gast, die naar de WC moest, wenkte hem met de suggestie daar eens te gaan kijken.

Wat bleek? Iemand had de terugtrekruimte compleet ondergekotst en was daarna ‘gewoon’ weer aan tafel gaan zitten. Zonder iets te zeggen.

(Het Joostianium voor deze activiteit: Retourmoment)

*

– Een man vertelde me een ontdekking te hebben gedaan: een bepaalde winkel betaalde meer statiegeld voor iets dat in een andere winkel goedkoper was. En waar maakte hij daarna een gewoonte van?

*

*

– Ook het vermaarde Radio Rotor sloot de deuren. Een unieke winkel, met uniek kundig personeel. Dagblad Trouw citeert de eigenaar: ‘Iemand die zich alles laat uitleggen, en dan voor je neus gaat googelen voor een betere prijs’.

– Zelf was ik in een meubelzaak. Daar was een klant gekomen met de vraag of zij even op de geëtaleerde bank mocht zitten. ‘Alleen om te proberen hoor, want ik koop hem op internet’.

*

Dublin (detail).

*

– Ik sprak een oudere dame. Ze leefde nog. Sterker, ze was boos.

Ze was opgeroepen voor een levensreddende operatie. Zonder een keuze voor dag of tijd. De vrouw brieste terwijl ze er weer aan dacht:

‘En ze vragen je niet eens of je dan wel kan!’

*

Zijn er ook leuke klanten? Absoluut. De vrouw aan de kassa schaterde alweer, met de klant achter mij. Laten we die tellen als één. Dan u/jij (naar keuze). En ikzelf natuurlijk.

Kortom, het valt best mee.

TERZIJDE

– Eerder over zelfscannen.

– Eerder over ‘klantenschade‘.

– Behoefte aan positief tegenwicht? (Her)lees Stadsidylle.

– Als ik zelf die restaurateur was, had ik dan alle hoofden gescand, op lichtgroen?

Of had ik het woord genomen?

‘Wie van de geachte gasten…?’