OV-RETOUR ITALIË / 5

Tijdsbeeld / November 2022

5.

Terug in het thermenhotel is er reuring. Kunstmatig, dat wel. Een man op een verhoging tovert een heel orkest uit zijn muziekfabriek. De gasten die nog niet moe zijn van een dag water- en moddertherapie zijn er blij mee. Ze doen aan ballroom- en linedancing. ‘Ze’, dat wil zeggen: bijna alleen vrouwen. Eén man.

De jonge barman denkt er het zijne van. Zelf doet-ie aan techno. Met pilletje? Nee. Zegt-ie.

De volgende morgen nemen we, voor ons vertrek, nog een cappuccino in een café bij het station. Drie generaties zitten er onder een mega-tv. Oma, mamma en kleinzoon van twee meter. Het scherm boven hen is ingelijst, als om aan te geven hoe de tv een integraal onderdeel is geworden van Italiaanse café’s.

Er is een ontbijtprogramma aan de gang. Daarin wordt een zoon besproken die zijn moeder heeft vermoord, omdat ze hem geen geld gaf terwijl hij honger had. Nadat hij al zijn andere geld had uitgegeven aan ‘escorts’. Het drietal onder het ‘e-schilderij’ geeft geen krimp.

Zelf nemen we de trein. Naast me zit een jonge studente uit Calcutta, zo suggereert haar rugzak. Ze schoolt zichzelf bij met filmpjes op haar telefoon over Europa in de Tweede Wereldoorlog.

Als enigen in de trein kijken wij naar buiten. Niet dat er zoveel is te zien, maar meer uit nostalgie. Rijden door Italië is voor ons rijden door herinneringen.

We stappen over in Bologna en bewegen ons daarvoor steeds dieper onder de grond. Als om meer afstand te nemen van wat in dat station ooit gebeurde bij daglicht. Het is alweer meer dan veertig jaar geleden, maar het vergeten gaat niet lukken, de gigantische bomaanslag van 1980. Leden van een neo-fascistische groep werden ervoor veroordeeld, maar duidelijk werden de dingen nooit. Naar oud-Italiaanse traditie.

Vandaag vertrekt de hogesnelheidstrein er 23 meter onder die onheilsplek. In recordtijd rijd je ermee voor een recordprijs naar Florence. Het is waarschijnlijk het duurste stukje spoor van Italië, met het minste uitzicht. Dwars onder de Apennijnen door in een half uur.

Het contrast met de daarop volgende boemel kan niet groter zijn. Om er te komen is bijna even lang lopen als het vorige stuk met de suistrein duurde.

Zoals op alle Italiaanse treinen die we zien zijn de toegangsdeuren van de boemel verdeeld in rood gemarkeerde uitstapdeuren en groene om in te stappen. Dit lost het eeuwige probleem op van mensen die al instappen terwijl er nog mensen naar buiten moeten.

België (detail)

We vragen de conducteurs of het nieuwe systeem misschien in oorsprong een coronaverschijnsel is. Inderdaad. En trouwens: ‘Het geldt niet meer, maar het staat er nog op’.

We boemelen naar Rúfina, een wat onooglijk plaatsje. Niet echt passend bij het paradijselijke Toscaanse landschap erboven, waarin wij de komende week door zullen brengen. Als seizoensarbeiders.

We waren van plan geweest wat door het land te toeren, maar het liep anders toen we hoorden van een groeiend probleem. Het lukt mensen met olijfbomen steeds minder goed hun olijven geplukt te krijgen. Tot voor kort gebeurde dat door omini, ‘mannetjes’, al dan niet begeleid door hun vrouwen. Het waren mensen uit de buurt, die in ruil voor het plukken olie kregen. Maar de mannetjes raken op. De meesten zijn nu te oud en jongeren willen dit werk niet meer doen. De Italiaanse bureaucratie verhindert bovendien dat vrienden en kennissen ‘zomaar’ meehelpen.

Enige oplossing: professionele plukploegen. Wij komen voor de restjes. We krijgen ons eigen rijtje bomen toegewezen, wat verscholen in het landschap. Want wij plukken wel in de categorie ‘zomaar’. Illegaal dus. Veel bijdragen aan de oogst doen we niet, maar toch. Alle beetjes helpen.

Wij plukken nog ouderwets. Een olijfboom is een wonder, een vriend. En een vriend reik je de hand. Tegenwoordig word het ‘plukken’ gedaan met elektrische trillers, die de olijven van de takken slaan. Daar zien wij niks in. Dan is de pret eraf.

Onze handmatige oogst is dus bescheiden, maar wát een feest. Hoe dat is, heb ik al eerder beschreven. In herhalingen val ik niet graag. Maar al plukkend dringt zich wel een nieuwe vergelijking op. Olijfbomen hebben, net als auto’s en bruggen, onderhoud nodig. Maar als de marges krapper worden, en het aantal handen minder, kan dat erbij inschieten. Steeds meer.

In een aantal bomen treffen we invasieve buren aan, bramen- en druivenranken. De bramen zorgen voor stekels en de druiven binden de olijventakken met taaie scheuten aan elkaar. Tot bovenin de boom. Vanuit de verte zie je het niet, maar van dichtbij blijkt het ondoordringbaar. De analogie met Italië dringt zich op. Het land zit vast, het is niet open. Gevestigde belangen timmeren alles dicht. Jongeren en degenen zonder connecties krijgen geen kans.

Hoog in de boom grijp ik in mijn achterzak naar de gloednieuwe snoeischaar die mijn ‘olijvenbaas’ me gegeven heeft en snij me daarbij in mijn eigen vingers. De schaar heeft een productiefout. Ik moet de ladder af, op zoek naar pleisters.

Nooit had ik verwacht dat we het plukken ooit nog eens zouden doen. Op zich heeft het iets absurds om als bejaarde noorderlingen, in een land vol werkelozen en migranten, aan seizoensarbeid te doen.

Hoe kan dat? De olijvenbaas geeft de reddito di cittadinanza de schuld, een relatief nieuw soort basisinkomen. Het is een initiatief van de Vijfsterrenbeweging, de partij waar hij zelf ooit nog op stemde. In de tijd dat die partij nog torenhoog scoorde, zoals de partij van de nieuwe premier Meloni nu. Het lijkt een constante in de Italiaanse politiek: de partij buiten de regering die daar het hardst op scheldt krijgt de meeste stemmen. Totdat…

Het basisinkomen was bedoeld als steun voor de armsten, maar velen zouden dat in de praktijk liever combineren met zwart werk. Sterker, degenen wier taak het is wit werk voor hen te zoeken zouden geregeld worden bedreigd.

Wordt er dan niet zwart geplukt? Vast wel. Hoe zuidelijker, hoe vaker, vermoedelijk. Het hangt ervan af of je de inspecteurs in de tas hebt die de controles doen. Iets dat duidelijk niet voor de eigenaars van onze olijfgaard geldt. Ze knijpen hem zelfs voor die twee Hollandse oudjes, verscholen in het landschap.

En de migranten dan? Ook die moeten legaal zijn. Trouwens, onze ‘baas’ vertelt zelf benaderd te zijn voor de ‘vijfduizendtruc’. Als je vijfduizend euro investeert kan je een immigrant legaal laten komen om voor je te werken. Maar schimmige ritselaars bieden geld om zo mensen te laten komen die vervolgens helemaal niet voor jou gaan werken, maar zo wel het land binnen zijn.

Intussen genieten wij van onze eigen, illegale arbeid voor het goede doel. De gedachte dat al die prachtige vruchten die we plukken anders verloren zouden gaan is onverdraaglijk. Zo zijn we elke dag al om acht uur ’s ochtends paraat in ons stukje paradijs en plukken tot het donker wordt. Eerst in de ochtendmist, daarna in de stralende zon.

We zijn er helemaal alleen, maar soms even niet.

Hoeveel hazen is zijn record op één dag? Hij wil het niet vertellen. Als echte Toscaan houdt hij dat liever geheim. Niet dat hij zou weten wat het hem zou kunnen kosten, maar je kan nooit weten.

‘Eén is al mooi’, zegt hij, terwijl zijn honden heen en weer rennen over de olijven op het net dat we onder de boom hebben uitgespreid.

De plukploegen komen vaak van heinde en ver. Te ver. Daarom komen ze soms niet, als het weer onzeker is. Het is een voortdurende strijd ze te krijgen. Ze krijgen betaald per gewicht en willen dus daar plukken waar dat efficiënter is. En waar er meer geboden wordt. Een enkele rij bomen, zoals de ‘onze’, daar hebben ze geen zin in.

Hoe lang lukt het nog, op deze manier? En rendeert het nog wel? Een grote Toscaanse olijfgaard is een prachtig bezit. Inclusief hoofdpijn.

In mijn culinaire woordenboek schrijf ik:

olio extravergine di oliva: een van Gods beste uitvindingen / door een van zijn andere scheppingen, te weten l’uomo – de mens, tevens onderwerp gemaakt van ‘geraffineerde praktijken’.

Die praktijken kunnen heel groot zijn, of klein. We horen van truckladingen olijven die ’s nachts worden aangevoerd vanuit Apulië, om ze als ‘Toscaans’ te laten persen. En van een ‘mannetje’, dat nog in olie kreeg betaald. Daarna ging hij naar de supermarkt en kocht daar goedkope olie, om die te versnijden met de zijne en vervolgens duur te verkopen.

Het is het eerste Italiaanse spreekwoord dat ik ooit leerde:

Le vie del Signore sono infinite – De wegen van de Heer zijn oneindig.

TERZIJDE

– Het percentage Italiaanse jongeren dat (officieel) niet werkt en geen onderwijs of training krijgt is het hoogste binnen de EU: 22

– Over olijven plukken als feest: zie De Smaak van Italië, p.46 e.v.

– De beste olie krijg je van goede, niet te rijpe olijven die nog dezelfde dag worden geperst. Ook belangrijk is een goede verhouding met de persers. Want:

De wegen van de Heer mogen oneindig zijn, die van de olijvenpersers zijn er meer.

Deel 6