N/Z Deel 5 (Slot)

Door

Noorwegen en Zweden

5.

Maart, 2022

Mochten we wel gaan? Was het wel gepast dat wij doodleuk met vakantie gingen, terwijl Oekraïne in brand stond? Eigenlijk juist wel. Thuis hadden we al geruime tijd de thermostaat drie graden lager gezet, om die Ploertin in het Kremlin niet ook nog eens voor zijn agressie te belonen. En door te vertrekken konden we ons gasverbruik zelfs terugbrengen naar nul. Dat voelde prima.

REVSUND

Het plaatsje Gällö ligt midden in het niks. Maar een stationnetje heeft het wel, wellicht ter ere van een grote houtzagerij.

Wie gaat naar zo’n plaatsje toe? Wij. En een drietal gothic girls, van een jaar of veertien. Eén ervan heeft paars haar. Of je als echte gothic eigenlijk alleen zwart haar mag hebben, ik weet het niet, wél dat het De Paarse onderscheidt van de andere twee. Die zitten te zoenen, op een manier die vroeger niet door een filmkeuring voor onder de achttien zou komen.

Hoewel buiten de wereld nog wit is, doet de conducteur zijn werk in korte mouwen. Zo kunnen we een deel van zijn ongetwijfeld nog veel rijkere tattoototaal bekijken. Opvallend daarbij is altijd de bekende combinatie ‘Doodshoofd + Roos’. Zo van ‘Ik ben gevaarlijk, maar óók gevoelig’, waarbij niet zelden het hoofd erboven doet vermoeden dat één van de twee niet (echt) van toepassing is.

In elk geval zijn ze streng, de Zweedse conducteurs. Althans, in tegenstelling tot hun Noorse collega’s controleren ze alles minutieus.

Daar staan we dan, te wachten buiten het stationnetje, op de gastheer van onze B&B. Daar komt hij aan, bezweet en met langlaufski’s in de hand. Hij deponeert ze in een auto van het bekende Chinese merk Volvo en troont ons mee naar de supermarkt. Het nog kleinere dorpje waarbuiten hij en zijn vrouw wonen heeft al een halve eeuw geen winkel meer.

Op de terugweg pikken we zijn vrouw op en de hond, die al laufend achterop waren geraakt. Lopen is wat ook wij al gauw gaan doen, maar dan ‘gewoon’. Op een bevroren meer. We lijken er alleen op een enorme witte vlakte, maar dat duurt niet lang. In de verte komt een sneeuwscooter aan, die stopt midden op het ijs. Ik pak de verrekijker erbij. Doet-ie het? Ja, hij boort!

Wij erheen, natuurlijk. We ontmoeten Fredrik, leerlingvisser. Maar wel gevorderd.

Even later komt zijn buurman en leermeester aan. Elektricien in ruste van de houtfabriek.

Voor zijn eigen beroep haalt Fredrik samen met een compagnon bomen uit het bos en is zo eigen baas. Daarom kan hij nu uit vissen gaan. Want wat is het een fabelachtig mooi weer.

De leermeester onderwijst ook ons: ‘We hebben hier een vijfde seizoen, de ‘lente-winter’, en dat is nu. De beste tijd van het jaar’.

Maar, intrigerend, hier hebben ze niet het idee dat het klimaat aan het veranderen is. Zijn er op de aardbol ‘ogen in de meteo-vulkaan’, plekken waaraan de veranderingen vooralsnog voorbijgaan?

Ondertussen boren de twee gaten in het ijs alsof het niets is.

De oude man met een tweetaktboor, de jongere elektrisch. Het dooit licht, maar het ijs is nog een meter dik. Aan wachten tot je een ons weegt doen de vissers niet. ‘Alles wat ik van vissen weet, weet ik van hem’, zegt Fredrik, knikkend richting zijn buurman. ‘Je moet de vis opzoeken. Als je gaat wachten tot-ie naar jou komt wordt het niks’. Dus vissen ze één à twee minuten per gat en wordt het meer gaandeweg een soort Zweedse Leerdammer. Niet onbelangrijk detail daarbij: in het algemeen geldt ‘Hoe groter het aas, hoe groter de vis’. Het is dus zaak niet te groot aas te gebruiken, anders past de vis aan je haak niet meer door het gat.

Het vissen doen ze met pietepeuterige hengeltjes, amper tien centimeter lang. En op wat voor vissen vissen ze? Het antwoord komt vanzelf boven water. De meester is als laatste gekomen en heeft als eerste beet. ‘Zie je wel?’, zegt de leerling berustend.

Het is een zoetwaterbaars. De oude visser spreidt de rugvinnen ervan uit en zegt: ‘Er zijn mensen die beweren dat je per stekel de weersvoorspelling per maand kan zien’.

Zelf lijkt hij er niet in te geloven. Maar mooi is het baarsje zeker. En is aborre ook lekker? De ogen van de oude visser beginnen te glimmen. Hij maakt er filets van en bakt ze in de koekenpan, met zout en citroen.

Baarsfilets (voorstadium).

Trouwens, wachten op de vis kan wel, maar dan zonder dat je er zelf bij bent. Je laat je lijn neer in het gat en komt dan de volgende dag terug.

De oude visser vertelt van een collega, die telkens wel zag dat hij beet had gehad, maar bij wie de vis keer op keer gevlogen bleek. Daarop posteerde hij zich op de oever met een verrekijker en ontdekte zo de dief. Het was een kraai. Die haalde telkens een stuk lijn op en zette dan zijn poot erop, net zolang tot hij de vis boven water had.

Voor Fredrik blijkt het vissen een vorm van nautisch jagen. Door de lente-winter zijn de sneeuwcondities niet goed voor jagen op het land. Anders deed hij dat. Hij jaagt zo ongeveer op alles. Daaronder, tot mijn verbazing, ook op lynx, een soort die in veel Europese landen wordt beschermd maar kennelijk in Zweden ruim ‘voorradig’ is.

Maar nog meer staat Fredrik bekend als

De Berenjager

Wow! Is hij dan nooit bang voor die beren? Ja, wel degelijk. Sterker, hij hint op een traumatische ervaring die hij als jongen heeft gehad: ‘Maar ook als je bang voor muizen en spinnen bent, is de oplossing niet minder, maar juist meer muizen en spinnen zien’. Alsof hij op beren jaagt om die angst, dat trauma te overwinnen.

Hoeveel beren heeft hij tot nu toe geschoten? Het antwoord is verrassend. Eén.

‘Het is niet zo dat je ’s ochtends het bos in gaat om even een beer te schieten’.

Weliswaar heeft hij vaak een beer gezien, maar hij ziet ze meestal bij toeval, als hij er niet op aan het jagen is. En nog veel vaker ziet de beer jou wel, maar jij hem niet.

‘Zonder hond om hem te zoeken schiet je nooit een beer’, zegt de berenjager. Net als bij de jacht op wilde zwijnen moet zo’n hond moedig zijn, maar net niet té. Wilde zwijnen worden echter gejaagd met vaak tientallen honden en vele jagers. Beren jagen doe je alleen, met één hond. De zijne is een Oost-Siberische Laika.

Voor Fredrik is een jacht al geslaagd als hond en jager goed hebben samengewerkt. Het schieten van de beer is dus voor de bevrediging van de jager niet noodzakelijk. Sterker, het schieten van een beer is vooral veel… papierwerk. Er komt dan een hele bureaucratische molen op gang, waarbij alles heel nauwgezet moet worden gedocumenteerd. Bovendien heb je met je geschoten beer midden in het bos een ‘zwaarwegend probleem’.

Bij een beer is in elk geval één ding zeker: hij is onvoorspelbaar. Fredrik: ‘Beren zijn net mensen. De ene maakt er geen punt van als mijn hond vlak voor hem staat, voor een andere is een afstand van tien meter nog niet genoeg en voor weer een andere vijftig’.

Te midden van alle rust in dit afgelegen oord dringt zich een analogie op met de oorlog die in volle hevigheid woedt, verder naar het oosten. Rationeel is verdedigbaar om te zeggen: ‘De NAVO is geen offensief-, maar een defensief verband. Dus heeft Rusland niets te vrezen, ook niet van een NAVO-land voor de deur. Bovendien is Oekraïne een soeverein land dat zelf mag beslissen’.

Prima, in theorie. Maar ook De Russische Beer is onvoorspelbaar.

Bij onze B&B maken ze honing… Op een dag waren een paar van de bijenkasten achter het huis in puin geslagen. Een beer was langs geweest. Niet voor de honing, maar voor de larven.

De volgende dag maken we een wandeling, deels door het bos. We volgen de sporen van een sneeuwscooter. Handig, want je zakt er minder diep door weg. Toch merk ik aarzeling in de tred van degene voor me, hoewel de beren nu nog slapen. Als het goed is. Ze zullen toch niet vinden dat deze lente-winter teveel op lente lijkt? Onze conversatie is minimaal. Fout, zo leren we later. Uitbarsten in een uitbundig ‘Aan de Amsterdamse grachten’ is beter.

Hoe zit het trouwens met wolven? Zijn die hier? Nee, verzekert iedereen ons. ‘Die vind je meer naar het zuiden’. Fascinerend. Hoe meer naar het noorden, hoe meer rendieren er zijn en hoe minder wolven…

Onze B&B-gastheer: ‘De voorstanders van de wolf wonen vooral in Centraal-Stockholm. Dat de Sami ze niet willen begrijp ik best’.

(De Sami zijn degenen die vroeger Lappen werden genoemd en vaak rendieren houden).

We naderen de enorme kerk van het piepkleine dorpje. Al wandelend over het kerkhof is onmiskenbaar welke graven in de winter worden bezocht. Een kerkhof met ‘lente-wintersneeuw’.

De dakgoten en regenpijpen van de kerk glanzen uitbundig in de zon. Gloednieuw koper. Een fortuin. Onze B&B-gastvrouw gaat er vandaag naar een vergadering. Net als in Noorwegen is van het geloof in Zweden niet veel meer over. Maar de gemoedstoestand van veel inwoners is aanzienlijk minder glanzend dan het koper van de kerk. Wat te doen en hoe kan je zo’n grotendeels leeg godshuis toch benutten op een manier waarmee het geestelijk welzijn erop vooruitgaat?

Onze gastvrouw is twintig jaar lerares geweest. Toen vond ze het genoeg. Teveel vergaderingen. En de leerlingen…

Ik werp er een gedachte tussendoor die al eerder op deze site een uitweg vond:

Is het niet vreemd dat je voor alles en nog wat examen moet doen, rijbewijs en wat al niet, terwijl je voor het belangrijkste dat je in je leven kan doen, kinderen krijgen, kinderen opvoeden…?

De Zweeds ex-lerares steekt enthousiast haar vinger op. Zij is er helemaal voor.

Die avond bakt haar man aborre-filets voor ons, à la zijn oma. Ze smaken prima.

Voor het slapen gaan genieten we voor ons huisje nog even van de vriesnacht. Naast ons staat de deur naar het kippenhok open. Moeten we daar iets van zeggen? Het zal wel een reden hebben.

De volgende ochtend zien we hem voorbijkomen, de vos. Hij is te laat. De deur, ze waren hem vergeten…

Te laat.

We naderen het einde van onze reis. De laatste avond zijn we in een stadje aan de Botnische Golf. We ontmoeten er een fervente voorstander van Zwedens toetreding tot de NAVO. ‘Dat hadden we tien jaar geleden al moeten doen!’ In zijn jongere jaren is hij nog in dienst geweest en hield hij zich bezig met wat te doen bij een nucleaire aanval of met gifgas. Er zijn Zweden die al jodiumpillen aan het hamsteren zijn. Hij niet. ‘Maar ik zou wel willen dat ik mijn aantekeningen nog had…’

Zo zijn we weer terug in de, onwaarschijnlijke, realiteit.

Die avond op het menu: Zweedse erwtensoep. Kleur: geel. We drinken op het einde van de oorlog.

Vanuit de trein naar het zuiden, de volgende dag, wordt het uitzicht steeds minder wit. We naderen het vliegveld. Op weg naar de uitgang zie ik een jongen zitten, diep weggedoken in zijn hoodie. Ik knik hem toe. Hij trekt vanonder zijn hoodie één van zijn oortjes uit.

‘Waar luister je naar?’, vraag ik.

Hij draait zijn smartphone naar me toe. Het is Chopin.

Terzijde

De beren in Zweden behoren tot de bruine beren, al zijn ze meer of minder bruin, heel licht of donker

Voor veel dieren bestaan in Zweden jachtquota. Voor de lynx in Fredriks regio Jämtland dit jaar: 20

De vos, daarentegen, is vogelvrij.

Terug op Schiphol ontmoeten we landgenoten die in Lapland zijn geweest, noordelijker dus dan wij. Daar was de klimaatverandering wél te merken. (Veel) te warm.