Peter R. dood / Watersnood / Nederland weer ‘Rood’.
Dat alles in één week.
‘In Carré staan’, dat wil in de NL-showbiz iedereen wel. Maar Peter ligt er. En ik sta. In de rij. Voor hem.
Waarom eigenlijk? Peter zette vele petten op, wellicht net één teveel. Maar welke pet het ook was, ze hadden altijd één ding gemeen: er stond altijd een spotlight op. Peter was een showman, zonder storend showy te zijn.
Of, bedenk ik me nu, moet ik verder ‘PeteR’ schrijven? Hooguit met mate.
De sfeer in de schuifelrij is stil. Het enige volume komt van gejoel in langsvarende bootjes. Bij wijze van contrast. Net als het weer, dat van zoiets als rouw helemaal niets wil weten.
Op weg naar Peters doodskist, voel ik me een wat vreemde eend in de bijt. Van Peters tv-optredens heb ik misschien niet meer dan één procent gezien, maar ik heb het gevoel dat de meesten voor en achter me er niet één hebben gemist. Dat Peter R. op hun tv-schermen staat ingebrand. Vroeger al, op die met beeldbuis. Alsof, toen ze die wegdeden, de vertrouwde PeteR-contouren er nog vaag op waren te zien. En nu dan op hun flatscreens. Want Peter ging lang mee, langer eigenlijk dan je vreesde. Zó lang zelfs, dat je bijna begon te hopen dat hij er heelhuids af zou komen. Maar nee dus.
Je kan die ene pet teveel ‘onverstandig’ noemen, maar dat doet niets af aan het respect. Daarom sta ik hier. En als boodschap richting degenen die dit op hun geweten hebben. Zelfs al hebben ze zoiets niet en groeit met het groeien van de rij hun gevoel van triomf.
Als ze maar weten dat ieder die hier ter ere van hun slachtoffer in de rij staat, groter is dan zij, hoe rijk ze ook zijn.
Je dagdroomt, al wachtend, dat op hun grafsteen verplicht hun naam moet komen, met daaronder:
Sukkel
Net zoals ik dat al eerder bepleitte voor andersoortigen.
In het echt, vlak voor mij in de Peter-rij, zijn andere vereeuwigde woorden te zien. Op bleek-Hollandse huid steekt donker af:
Leave the past behind.
Trouwens, veel ander inktwerk alom. Veel ook waarvan je hoopt dat het niet al tegenviel ‘heet van de naald’.
Achter me klinkt Rotterdams: een geblondeerde blondine, inclusief een stel gouden kettinkjes, met aan elk een naam.
‘010’ komt naar ‘020’, speciaal voor hem. Ajaxman PeteR verenigt ons postuum.
De vrouw die het verleden achter wil laten neemt ook even afstand van de rij. Om ff te paffen. Ondertussen scharrelt een semi-poedeltje om ons heen, met semi-Burberry tuigje.
Tv-ploegen interviewen her en der. Rechts het type ’toffe peer’, links een zwarte heer. In strak zwart pak.
Verder is het kledingbeeld overheersend zonnig. Het poedelbaasje is in bermuda, ikzelf in een sportshirt zonder mouwen.
We naderen de ingang. Ik trek een overhemd aan, het Burberrybeestje gaat op de arm.
Binnen: rozen, overal, grote foto’s en ‘A whiter shade of pale’. Aan het eind van toegestoken armen komen doosjes met tissues naar ons toe. De meeste vrouwen nemen er een.
Ik buig voor Peter, liggend in Carré. Daar ligt hij, in zijn kist, deels door rozen aan het oog onttrokken. Rode rozen. De kist is uitgevoerd in de kleur van de onschuld. Maar wel strak. Rechtlijnig.
Ernaast, een Ajax-shirt van Nicky Verstappen. Rood-wit. In mijn hoofd flitst het twee, drie keer rood-wit heen en weer, of dat shirt hier een goed idee is. Maar dat is letterlijk een bijzaak.
Voorbij de kist nog één tissue-arm. Voor alsnog. Of voor extra.
Ik sta weer buiten. In de zon.