De Uiltjes

paradijs

I Gufini – De Uiltjes

Uilen hebben we in diverse soorten en maten. De hoorbare, de zichtbare en de combi-. La civetta, de steenuil, is zo’n echte combi-uil. Je hoort én ziet ‘m vaak. Vaker dan vele Italianen lief is, want hij brengt ongeluk. Zeggen ze. Zelf vinden we ‘m prima. Net als de dwergooruil. Vaak gehoord, nooit gezien. Nooit. Hoe erg dwerg-ie is, geen idee. Maar in een zwoele zomernacht is zijn geluid even rustgevend als dat van de grilli, de krekels.

Alles was regulier, alles in orde. We lagen in bed. Het was aardedonker. En opeens, als uit het niets, klonk een geluid, een geluid!!
Een piep was het, maar dan van het soort door-merg-en-been. En hard bovendien, keihard. Daar was-ie weer. Mijn hemel! Maar het geluid mocht dan plotseling begonnen zijn, het hield niet even abrupt weer op. Het ging door, hele nachten. We sloten de ramen, stopten punten lakens in onze oren, maar het had geen zin. Het ging door alles heen. Niet te harden. Een soort decibellende doodskistdeksel. We maakten tegenherrie. Dat hielp. Een halve minuut.
De derde nacht hielden we het niet meer. We gingen het geluid besluipen. Op z’n minst wilden we weten wie of wat dit deed.

zwart
Decibels by Night

Het donkerde al stevig toen het piepen weer begon. Daar gingen we, een schijnwerper in de hand. Maar we lieten ‘m nog uit. Pas op het laatst zouden we het beest erdoor verrassen.
Ssst! We gingen van boom tot boom. Vanuit een vijgenboom, vlak naast ons slaapkamerraam vloog er iets op. Iets groots. Bijna zwart tekende het af tegen de avondhemel. Maar dat was het niet wat piepte. Het piepen klonk opnieuw, en nog eens, iets verderop. Het waren er twee die het deden, minstens. We waren nu vlak onder één van hen en hielden de adem in. De schijnwerper, nu!
Daar zat-ie. Op een tak. Jong en lelijk. Oerlelijk. Lelijker kon niet. Misschien was dat het? Dat-ie dat geluid uit frustratie maakte? Of was het gewoon bijpassend?
Het was een jonge langooruil, een ransuil. Maar van ‘oor’pluimen nog geen spoor. Hoe ouder, hoe mooier-ie wordt, en ook zijn stemgeluid gaat er mettertijd aanmerkelijk op vooruit.
De bijbel vindt ‘m niks. Volgens dat boek mag je ‘m zelfs niet eten. Waren we ook niet van plan. ‘Zalig zijn de onwetenden’, zegt de bijbel bovendien. Klopt als een bus. Pas later lazen we dat enkele eerdere ransuiltjesbesluipers die inbreuk op de privacy met blindheid moesten bekopen. De ouders van die piepende dekseltjes zijn namelijk van dat soort volk niet gediend. Probleem: hoeveel geluid uilen ook kunnen maken, zo stil komen ze aanzweven. Onhoorbaar. En klauwklaar.

Zie ook: De Uiltjes 2

Alle Details