De Eed

Het was vooral omdat hij er toch vrolijk uitzag. Omdat hij er kennelijk niet onder leed. Daarom was het, dat we hem durfden te vragen hoe het kwam dat hij zo heette.
Nu was het nog niet zo erg met hem gesteld als met dat geval van ‘A Boy Named Sue‘, maar toch. Zijn naam was vreemd, voor een Italiaan. Heel vreemd. Een beetje Italiaan wordt genoemd naar een heilige, hoe weinig heilig die kleine onschuld later ook mag blijken te zijn. Of anders naar Caesar, vooruit. In een uiterste geval – misschien als je ouders erg tegen de Romeinen zijn – kan het eventueel nog Hannibal worden. Maar een naam als de zijne… nee. Zeker toen.
Maar we hadden gelijk. Hij zat er niet mee dat hij zo heette. Hij vertelde ons hoe het kwam.
Hij werd geboren in een klein bergdorpje, hoog in de Dolomieten. En dat op een bijzonder moment, los van het feit dat ieder moment waarop hij geboren zou zijn natuurlijk bijzonder was.

 

Eed.L

Wat bleek het geval? Daags nadat hij het levenslicht aanschouwde, zouden de wielrenners van De Ronde van Italië door het dorpje suizen. Of beter gezegd: zwoegen. Vlak voor het suizen.
Zijn ouders nu, hadden een eed gezworen: hun zoon zou de naam dragen van de renner die als eerste boven kwam. Dat was voor zijn ouders eigenlijk geen gok, want niet alleen zij, iedereen in het dorpje wist het al zeker. Het kon maar één iemand zijn: Felice Gimondi. Dat kwam goed uit, want ze waren met hun baby heel gelukkig. En iedereen feliciteerde hen er al mee.
Op de grote dag, de tweede in twee dagen, waren ze toch een beetje zenuwachtig. Het zou toch niet kunnen, dat…? Nee.
Ze hoorden geluid. De eerste motoren. Ze tuurden in de verte. Eerst zagen ze de kruin. Toen het hoofd. Het was Merckx. Het was Eddy.
Wie zei er dat Italianen zich nooit aan hun woord houden? We grijnsden naar Eddy, Eddy grijnsde terug. Het was duidelijk, Merckx had hem geen kwaad gedaan. Eddy was toch felice.

*

Uit: De Smaak van Italië

*

© Joost Overhoff