Il Carciofo – De Artisjok
De artisjok is een distelachtig ding. Hoe kom je erop dat je zoiets eten kan? Zeker, de mens is daar al heel lang achter. Maar één iemand moet toch de eerste zijn geweest, iemand die zich schrap zette voor deze culinaire bungy-jump. Door honger gedreven, zou je denken, niet door nieuwsgierigheid. Want dat rare ding ziet er zó oneetbaar uit dat je zelfs zou zweren dat-ie ook nog giftig is. Artisjokken-eter nummer één verdient dan ook een standbeeld. Hoewel, sommige mensen zouden juist een moord doen om er geen te hoeven eten. Maar, lekker of niet, artisjokken zijn goed voor je. Vooral voor de lever, een orgaan waar volgens de Italianen de moed van een mens in huist. Lef leeft dus in de lever, terwijl je van de artisjok juist het hart moet hebben. Het jonge hart. Want als je er te laat bij bent, dan blijkt het een bloem. Een bloem in de knop, die je niet meer eten kan wanneer de pubertijd eenmaal ingetreden is. Voordat ze gaat stralen, schitterend paarsblauw. ‘Ze’, want ze is een vrouw.
Het was de beeldschone Cynara die niet alleen haar naam aan deze plant geschonken heeft, maar ook zichzelf: ze werd er zelf een. Cynara probeerde aan de hitsige Zeus te ontkomen, waarvoor hij haar strafte met een verandering van gedaante. Tot artisjok. Van onweerstaanbaar aaibaar tot stekelplant, eerder een artishock.
De wonderlijke naam die wij aan het ding geven voert terug op het Arabisch. Maar wetenschappers houden het bij dat mooie meisje. Vandaar, misschien, dat de cynara volgens de hoopvollen ook goed is voor de liefde. En zelfs, wie weet, op een andere manier. Als je kijkt naar die gekke bol, tussen je oogleden door, lijkt het net een lotusbed. Dat waarop ook de boeddha zat.
Je kijkt beter. En, inderdaad, er zit iets op! Het is een grote kever. Glanzend als smaragd.