37. Terug naar Salina (3)

Zou ze ons nog herkennen, de kleine Concetta? Ze zegt van wel en drukt ons tegen zich aan.

Maar ze wil het niet geloven. Wat niet? Dat zij de enige is die mij ooit in mijn gezicht heeft geslagen.
‘Ik deed het vast zo!’, zegt ze en geeft me een aai over de wang. Weet ze het niet meer? Nou ja, hoewel ik waarschijnlijk ook de enige gast ben die zij ooit geslagen heeft, het is wel een kleine dertig jaar geleden. Bovendien wil ze misschien niet herinnerd worden als meppende hospita, zelfs al was toen juist dat precies wat nodig was.
Aandringen is geen goed idee. De cultuurkloof is groot. Ook het goed bedoelde kan verkeerd worden opgevat. Daarover zullen we nog een lokale anekdote te horen krijgen, een schrijnende.
Ondertussen vragen we ons af of we na al die tijd ook Francesco nog zullen zien. De man die we ontmoetten terwijl mijn koortsgrafiek op de vulkaan ging lijken.

Stromboli.XM
De ene vulkaan vanaf de andere: Stromboli vanaf Salina


Salina ligt er in elk geval nog heel herkenbaar bij. Een tikje netter en ook weer niet. Veel is er opgeknapt. Het pensionnetje met een paar tafeltjes van toen is inmiddels een fiks restaurant. Het pension zelf is verhuisd, nu met bedden die standhouden als je erop gaat liggen.
Maar het publieke geld is op. De bevolking zelf maait het hoge onkruid langs de wegen en van de wandelpaden naar de top van de vulkaan wordt er nog maar één onderhouden. Een beetje. Meteen proberen maar, alleen al voor de symboliek. We moeten nog afrekenen met deze berg waar ik destijds zo lang op uitgekeken heb. Alsof het bereiken van de top een overwinning zal zijn op de vulkaangeest die mij al twee keer te pakken had.
Maar een overwinning wordt het niet. Meer een soort van gelijkspel. De top bereiken we, dat wel. Maar ik voel mijn hart erbij kloppen op een plaats waar dat niet hoort: onder een kies. Nee hè, toch niet weer?! Ja, dus.
Is het mijn straf, voor die wonderlijke neiging toppen te bereiken? En dan juist deze? Tja, ik had het kunnen weten. Sterker, ik wist het al: ‘Bergbeklimmers zijn dom’. (Zie Cacciucco, het boek, p.180 e.v.). Goed, dit mag dan een maxi-hobbel zijn van amper duizend meter hoog, maar toch. Een vulkaan(geest) laat niet met zich spotten. Op de weg terug omlaag komt er een medische équipe juist omhoog. Kennelijk ben ik niet de enige met een vulkaanprobleem.
Ach, het stelt allemaal niets voor vergeleken met de problemen die een andere man hier had. Precies twintig jaar geleden. Op Salina beëindigde acteur Massimo Troisi de opnamen van ‘Il Postino’. Hij was op sterven na dood. Letterlijk. Twaalf uur later was het zover, op de leeftijd van eenenveertig jaar.
Een bezoek aan Salina is dan ook niet compleet zonder een pelgrimage naar Pollara, waar Il Postino deels werd opgenomen. Het natuurlijk decor is er indrukwekkend. Een spectaculaire rotswand, pal aan zee. De vulkaaneilandjes Filicudi en Alicudi in de verte.
Er heerst een milde vorm van Postino-toerisme. De film is nog steeds een van de meest succesvolle Italiaanse producties wereldwijd. Maar, samen met andere kaskrakers als ‘Il Nuovo Cinema Paradiso’ en ‘La grande bellezza’ heeft Il Postino iets curieus’ gemeen: het zijn films die meer gewaardeerd worden in het buitenland dan in Italië zelf. Zo zie je op Salina opvallend veel Fransen, wellicht door de rol in Il Postino van Philippe Noiret.
Ter ere van Troisi’s sterfdag is er op de Italiaanse televisie een gesprekje met Ettore Scola, regisseur van de (wat mij betreft) mooiste film ooit. Eerder ‘zat’ ik Scola eens op een haar na mis (Cacciucco, p.293). Toen had ik hem graag gesproken, maar nu weet ik dat je met hem uit moet kijken. Scola is bijna Hollands recht-voor-z’n-raap. Ook over de dode(n).
Troisi? Was lui, zegt Scola onomwonden. Bovendien was hij helemaal geen acteur, stelt de regisseur. ‘Hij was gewoon zichzelf’. Met een zeker Napolitaans superioriteitsgevoel ten opzichte van mensen uit de Campaanse provincie. Zoals Scola.
De journalist wil nog iets weten: ‘Hoe at Troisi zijn pasta? Al dente (beetgaar)?’ Een vraag die gelijkstaat aan: ‘Hoe eet een Italiaan zijn ijs? Koud?’
Scola kijkt neer op de vragensteller alsof hij in plaats van pasta een pissebed op zijn bord ziet liggen, en zegt: ‘Het niveau van dit gesprek was al uiterst laag…’

Pollara.XM
Pollara


We gaan bij Pollara te water. De zee is er schitterend, maar je komt er moeilijk in. Een Duitser zet zijn duikbril op en laat zijn vriendin hulpeloos achter op de kant. Vergelijk dat eens met de zoon van Concetta. Voor de vrouw van zijn dromen schoor hij één kant van zijn baard af en de andere kant van zijn snor, tot hij haar had.
De oude visserman, daarentegen, heeft zijn vrouw niet meer. Ze is overleden. Hij vertelt over het grote drama in zijn huwelijk. Een Française zei op een kwade dag iets over hem als: ‘Als ik ‘m meeneem, hou ik ‘m’.
Wij, ook buitenlanders, denken dan: ‘Als grapje’. Bijna als compliment aan zijn vrouw.
Maar de Italiaanse vissersvrouw zag het als teken van ontrouw. De rapen waren gaar. Ver voorbij al dente.
Een traan rolt over het gezicht van de oude visser.

En wij, we moeten gaan. Daar zitten we weer, op het perron van Milazzo. Naast ons op het bankje een Italiaan. Kan dat je verbazen? Toch wel. Het is Francesco.

krabbel